Hoofdcategorieën
Home » Overige » Schrijfwedstrijden » Alle eendjes zwemmen in het water
Schrijfwedstrijden
Alle eendjes zwemmen in het water
“Stom wijf, je weet toch dat ik het nodig heb? Waarom doe je dan niet gewoon de boodschappen wat elke vrouw hoort te doen! Doe een keer iets goed.”ť Mijn vaders stem verstomd wanneer het houtendeurtje van mijn kleine slaapkamer, er is alleen ruimte voor één stapelbed, zachtjes wordt gesloten. Met wat gekraak en gestommel wordt er de trap op geklommen.
“Milla, Milla!”ť Handjes proberen de deken voor mijn gezicht weg te trekken. “Wakker worden! Papa heeft dorst, dus we moeten boodschappen doen.”ť Het gebrabbel van mijn kleine broertje brengt een slaperige glimlach op mijn lippen en laat hem toe in mijn warme bed. Hij kruipt er onder en nestelt zich zo zodat zijn kruin ter hoogte van mijn kin zit.
“Goedemorgen Luca, is er alweer een nieuwe dag aangebroken voor nieuwe avonturen?”ť Een kusje wordt op zijn lichtbruine haren gedrukt. Hij reageert voor even niet, geniet van mijn armen die ik op hem heen heb gewikkeld en de warmte die ik hem geef.
“Uhu. Wil je na de boodschappen met mij het park in? Ik wil eenden voeren!”ť In de schemering die de deken heeft gecreëerd zie ik Luca die naar mij opkijkt met de meest onschuldige ogen en lieve lach, dat ik ook alleen maar kan glimlachen en toeknikken. Zijn reactie is een kir van vreugde om dan uit het comfortabele slaapholletje te kruipen en voor mij de dekens weg te trekken. Wanneer de kou op mijn huid slaat weet ik dat de dag officieel is begonnen en ik besluit er aan toe te geven.
Buiten mijn slaapverblijf tref ik mijn moeder die druk in de weer is met een emmer met sop. Haar mooie krullen zijn verstopt in een knot en een rode bandana heeft ze als kapje om haar hoofd gebonden. Ze merkt mij niet op en veegt het zweet op haar voorhoofd met een arm weg en boent dan verder de vloer op haar knieën.
Vader ligt in het nog onopgemaakte bed met een kleine ventilator op zijn gezicht gericht om niet oververhit te raken en kijkt geïnteresseerd naar het weer. De man in pak met een dikke snor wijst naar het oosten waar het hogedrukgebied te vinden is, waar wij te vinden zijn. Er is een hittegolf, dit is de tiende dag, en in een woonwagen is het moeilijk om het gekoeld te krijgen. Alle jongens in de buurt zijn daarom naar het dichtstbijzijnde meertje gegaan om daar in de verkoeling te duiken en de vrouwen zijn begonnen aan hun dagtaken. En die van mij begint met de boodschappen.
“Wat moet ik precies halen, mam?”ť
“Bier.”ť Komt er volmondig uit mijn vaders mond. “En de rest moet je je moeder vragen.”ť Vragend kijk ik haar dan ook aan. Ze reageert hierop door een verfrommeld papiertje uit haar schort te halen en reikt die dan naar mij. Kleingeld haal ik uit een glazenpot en met Luca aan de hand loop ik het afstapje af naar buiten.
De laatste restjes slaap zijn uit mijn ogen gewreven wanneer de glazendeuren van de supermarkt open schuiven. Een hemelse koelte omarmt mij en mijn broertje, die het op een lopen zet richting de broodafdeling. Hoofdschuddend volg ik hem en pak tussendoor de benodigdheden.
Luca graait naar de bovenste plank waar het tijgerbrood ligt - een halfje, want anders worden de eenden te dik volgens hem - maar het wil niet lukken.
“Milla, ik kom niet bij de tijger!”ť
“Tijgerbrood. liefje, het is geen echte tijger,”ť corrigeer ik hem en grijp het brood om het aan zijn claimende handjes te geven. Het brood is namelijk het belangrijkste, want het is het eten voor de eenden -en laat dit nou het belangrijkste zijn voor dit kleine ventje.
Dolgelukkig loopt hij voorop naar de kassa met zijn brood die bijna net zo groot is als zijn bovenlichaam; Luca is niet zo groot voor zijn vierjarige leeftijd, maar met zijn hoofd loopt hij voorop bij vele kinderen. Vaak genoeg heeft hij mij verbaasd met opmerkingen die ik niet uit zijn mond had verwacht. Maar als het om zijn favoriete gevogelte gaat, is hij terug het kleine mannetje met stralende ogen wanneer hij er over praat.
Het gaat hem allemaal niet snel genoeg wanneer we met de boodschappen terug buiten zijn in de vermoeiende hitte en trekt daarom aan mijn jurkje die ik heb aangetrokken om niet een complete breakdown te hebben met dit weer. Alleen lijkt het erop dat er geen preventieve aanpak mogelijk is tegen deze zweetdruppels.
“We kunnen niet te lang blijven, hè? Papa wil zijn drinken en ik moet mama nog met het huishouden helpen. En niet te ver Luca!”ť Puffend laat ik mij zakken op het enige houten bankje in het park wat verscholen ligt in de schaduw. Luca is het voetpad af gebanjerd met de zak brood in zijn rechterhand bungelend. Op zijn knieën aan de grasrand plukt hij ijverig aan het harde broodkapje en hoor hem steeds harder jubelen wanneer de eendjes naderen.
Met één oog open probeer ik toch nog een beetje van het Duitse weer te genieten en heb de zak met gekochte spullen naast het bankje gelegd en zit iets onderuit gezakt.
Sinds drie maanden wonen we aan de oostelijke grens van Duitsland. Mijn generatie is altijd op weg geweest, het nomadische leven zit in mijn bloed. Ik weet niet beter, maar soms mis ik het sociale leven buiten mijn familiekring. Hoe het is om op school te zitten, om naar een pub te gaan met vrienden, in een vereniging te zitten, al is het maar dezelfde mensen te zien in de supermarkt en daar kletsend de tijd te vergeten. Maar ik ben hier niet lang genoeg om mensen te herkennen of bij voornaam te kunnen noemen, en de mensen kennen mij ook niet. Kamilla. Polyí¡k, Kamilla. Het zigeunermeisje die drie broers heeft en één nakomeling genaamd Luca die verslaafd is aan alles wat met eenden te maken heeft, en zij stiekem een heel klein beetje verslaafd is aan haar broertje die haar als enige toegang geeft tot zijn bijzondere wereldje. En dat steekt, soms, dat niemand ooit meer van mij te weten zal krijgen dan een meisje met lichtbruin haar die met een kindje loopt.
“Hé.”ť
Onbewust ben ik toch wat onoplettender geweest dan ik had moeten zijn, vandaar dat ik eerst mijn ogen heb laten focussen op Luca, maar hij is nog steeds vrolijk in gesprek met zijn vrienden en het gooien van broodstukjes.
“Goedemiddag.”ť Een jongeman heeft naast mij plaats genomen, waarschijnlijk om dezelfde reden als ik, aan de zweetdruppels op zijn voorhoofd te zien. Om zijn linkerpols zit een bruinleren riem gewikkeld wat verraad waarom hij in het park is en niet op het strand. Een kwispelende hond schiet voorbij en bevestigd mijn vermoeden.
“Wat een weer, vind je niet?”ť Beamend knik ik, maar behoud mijn blik op mijn broertje die verder naar de rand is gebogen om zijn korte vingers in het water te strijken. “Is dat je zoontje?”ť Glimlachend kijk ik om naar de jongen en schud mijn hoofd.
“Nee, dat is mijn broertje.”ť
“Oh.”ť Hij is even stil om hem te bestuderen. “En hij houd van eenden?”ť
“Is dat zo opvallend?”ť
“Ik kon op zich wel de link leggen tussen de eenden die hij voert en de gele eendjes die op zijn uitstekende luier is gedrukt.”ť Hier moet ik kort op grinniken en zucht dan.
“Ja, die eenden zijn zijn wereld. Er gaat geen dag voorbij zonder dat hij het over eenden heeft of eenden heeft gezien. Ach, het zijn tenminste niet die vervelende teletubbies, want dan had ik het pas zwaar.”ť De jongen zendt een grijns naar mij toe en haalt dan zijn zonnebril af om met een stoffen zakdoek zijn gezicht droog te vegen, stopt deze dan weg en steekt dan zijn hand naar mij uit, vriendelijk neem ik deze aan.
“Tom.”ť
“Kamilla, aangenaam.”ť
“Eensgelijk. Maar je bent hier dus vaker, om de eenden te voederen?”ť Weeral knik ik. “Hm, ik heb je nog nooit eerder gezien?”ť
Ik laat niet merken dat zijn woorden scherp zijn en antwoord: “Nee klopt, we wonen hier ook nog maar kort.”ť
“Oh, nieuwelingen! Welkom in Güldendorf dan! Maar waarom in zo’n verlaten dorpje al dit? Als ik vragen mag.”ť
“We zijn net de grens van Polen over, en we verblijven hier niet lang, dus vandaar. Waarom jij dan?”ť Nieuwsgierig kijk ik in de bruine ogen van de jongen die brutaal terug staren.
“Mijn oma woont hier, ikzelf woon samen met mijn broer in Berlijn, ongeveer uurtje hier vandaan. Nee, het spijt me, maar hier wil ik niet dood gevonden worden.”ť Hij lacht om zijn eigen woorden en zakt wat meer onderuit. “Maar ik moet wel zeggen, ik heb hier wel het gevoel dat de tijd stilstaat, en dat heb ik deze zomer wel even nodig.”ť Wanneer hij het woord ‘tijd’ uitspreekt veer ik overeind en roep Luca terug. Het lichtbruine koppie kijkt om en zwaait dan met een grote lach. Ik wenk hem naar mij en zie zijn lach wegsterven en een beteuterd gezicht opkomen.
“Morgen zijn we er weer, goed?”ť beloof ik hem. De jongen, Tom was het, is ook opgestaan en fluit op zijn vingers om zijn hond terug te krijgen.
“Ik zie je morgen dus?”ť spreekt hij nu net zo brutaal als zijn ogen deden. Verbaasd bekijk ik hem en voel dan Luca’s handje in de mijne vormen. Ik pak de boodschappentas erbij en zeg hem dat ik hier weer rond dezelfde tijd zal zijn. “Mooi, zie ik je morgen. Fijne dag nog.”ť Hij draait zich om met de hond terug aan de lijn. Luca trekt terug mijn aandacht door aan mijn arm te trekken.
“Ja?”ť
“Houdt hij ook van eendjes?”ť
Luca is zo schattig, oh, hij is zo vreselijk lief. Ah. Hij is zo adorable. <3
En ik was helemaal vergeten dat het een FanFic was, tot je Toms naam noemde.
Eendjes, geniaal.
Luca blijft echt geweldig. ^^