Hoofdcategorieën
Home » De Kronieken van Narnia » De Magische Ringen » Winter is over.
De Magische Ringen
Geschreven door:
Onderdeel van:
Laatst bijgewerkt:
17 feb 2009 - 19:52
Aantal woorden:
437
Aantal reacties:
2
Aantal keer gelezen:
383
Winter is over.
We liepen ondertussen over een bevroren rivier, wat vest wel moeilijk was want het ijs was gebroken in grote stukken en als je niet oplette viel je in het water. Toen we ongeveer halverwege waren hoorden we de belletjes van een slee, en deze keer niet die van de kerstman. Het was nu echt de heks. Ellen haalde haar bommetjes al boven maar Maugrim de wolf was al te dicht bij ons in de buurt.
'Wat ga je nu doen hé?' zei hij spottend. Ellen was al bang en wou gooien maar Peter hield haar tegen. 'Daar zorg ik wel voor' zei hij stoer. Hij nam bibberend zijn zwaard uit en bleef zo staan tegenover de wolf. 'Wat ga je doen kleintje? Je denkt toch niet dat je tegen mij op kan? Of wel' zei de wolf weer. Het was superlang stil, je hoorde alleen iedereen bibberen en hijgen van de angst. 'Let op!' zei Tumnus plots. Peter keek onoplettend en kon nog net wegspringen. De wolf wou recht op hem springen! 'Stomme faun!' schreeuwde de wolf. Ondertussen kwamen er nieuwe wolven bij, maar Peter dacht na. Niemand lette op mij en hij deed een gebaar dat ik mijn zwaard moest uithalen. Dan keek hij met zijn ogen naar de grond, hij verwachte dat ik in een blok ijs ging steken! Ik was ook bang. Maar net voor de wolf op Tumnus sprong stak ik in de grote klonter ijs.
Opeens kwam er een grote golf water van bovenaan, waar de bevroren waterval was stroomde een grote hoeveelheid water. 'Roeien!' riep ik. We sprongen allemaal naar een andere grotere ijsblok. Met onze zwaarden, pijlen, bogen en frisbeedriehoeken roeiden we zo snel als we konden naar de kant. Uiteindelijk, met natte jassen aangekomen te zijn smeten we alles op de grond. 'Waar is Lucy?!?' schreeuwde Susan paniekerig. Iedereen begon te zoeken achter bomen en struiken en aan de kant van het water. 'Hier ben ik!' zei Lucy terwijl ze het land opkwam. Snel gingen Peter en Susan er naar toe en knuffelden elkaar. Ze gingen dood van ongerustheid, maar al goed was hun kleine zusje terug. 'Heeft iemand mijn jas?' vroeg ze. Het beversmannetje kwam snel aangelopen met de zware(omdat hij nat was) jas. 'Ik denk niet dat je hem nog nodig zult hebben' zei Tumnus, die het bos inkeek. Alles begon groen te worden, er groeide bloesem aan de bomen, de viooltjes begonnen te zingen, de vogeltjes floten mee en de eekhoorntjes ontwaakte van hun lange winterslaap. 'Wat is het toch mooi!' zei Ellen blij. We waren al de angst vergeten van zojuist. Samen gingen we het bos in.
'Wat ga je nu doen hé?' zei hij spottend. Ellen was al bang en wou gooien maar Peter hield haar tegen. 'Daar zorg ik wel voor' zei hij stoer. Hij nam bibberend zijn zwaard uit en bleef zo staan tegenover de wolf. 'Wat ga je doen kleintje? Je denkt toch niet dat je tegen mij op kan? Of wel' zei de wolf weer. Het was superlang stil, je hoorde alleen iedereen bibberen en hijgen van de angst. 'Let op!' zei Tumnus plots. Peter keek onoplettend en kon nog net wegspringen. De wolf wou recht op hem springen! 'Stomme faun!' schreeuwde de wolf. Ondertussen kwamen er nieuwe wolven bij, maar Peter dacht na. Niemand lette op mij en hij deed een gebaar dat ik mijn zwaard moest uithalen. Dan keek hij met zijn ogen naar de grond, hij verwachte dat ik in een blok ijs ging steken! Ik was ook bang. Maar net voor de wolf op Tumnus sprong stak ik in de grote klonter ijs.
Opeens kwam er een grote golf water van bovenaan, waar de bevroren waterval was stroomde een grote hoeveelheid water. 'Roeien!' riep ik. We sprongen allemaal naar een andere grotere ijsblok. Met onze zwaarden, pijlen, bogen en frisbeedriehoeken roeiden we zo snel als we konden naar de kant. Uiteindelijk, met natte jassen aangekomen te zijn smeten we alles op de grond. 'Waar is Lucy?!?' schreeuwde Susan paniekerig. Iedereen begon te zoeken achter bomen en struiken en aan de kant van het water. 'Hier ben ik!' zei Lucy terwijl ze het land opkwam. Snel gingen Peter en Susan er naar toe en knuffelden elkaar. Ze gingen dood van ongerustheid, maar al goed was hun kleine zusje terug. 'Heeft iemand mijn jas?' vroeg ze. Het beversmannetje kwam snel aangelopen met de zware(omdat hij nat was) jas. 'Ik denk niet dat je hem nog nodig zult hebben' zei Tumnus, die het bos inkeek. Alles begon groen te worden, er groeide bloesem aan de bomen, de viooltjes begonnen te zingen, de vogeltjes floten mee en de eekhoorntjes ontwaakte van hun lange winterslaap. 'Wat is het toch mooi!' zei Ellen blij. We waren al de angst vergeten van zojuist. Samen gingen we het bos in.
Yeeehh, love it ^^