Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Anthem of the Angels » 12.
Anthem of the Angels
12.
Bill zag een opengeslagen telefoonboek liggen tussen uitgewaaide bladeren papier die de tafel een sluier boden. Krantenknipsels, lijsten met telefoonnummers, fotos, kassabonnen of gewoonweg snoeppapiertjes.
Georg boog zich over de immense stapel muf ruikende informatie, Tom was net weggegaan richting de keuken om cola te halen. Axel was nergens.
Waar zijn jullie mee bezig? vroeg de zanger vragend, en Georg kwam eindelijk omhoog uit standbeeldhouding. Vermoeid masseerde hij zijn oogleden, Bill hoorde een lichte zucht opstijgen van zijn lippen.
We zoeken Gustav. Of proberen dat, in ieder geval, bromde de bassist knorrig.
Bill liet zich op zijn stoel vallen, zijn wenkbrauwen trokken vragend samen boven zijn donkere ogen.
Niet dat ik jullie harde werk voor jullie wil verpesten, begon hij, het sarcasme in zijn stem zo duidelijk aanwezig dat het bijna tastbaar was, maar als Gustav vindbaar was geweest in een telefóónboek, dan had de paparazzi hem al lang gevonden. Dan hadden wij hem gevonden, dan was hij niet wég.
Frustratie glipte door kleine gaatjes onverschilligheid, en Georg klapte met een hand het telefoonboek dicht. Zijn ademhaling ging zwaar, betekende storm op komst. Hij had zich nu zo verstrengeld met het verleden dat het heden niet meer was dan eten en een paar uurtjes slaap. En het ergste was dat Tom met hem mee leek te doen, zonder er een probleem van te maken.
Georgs kaken verstrakten, zijn handen trokken een volgend vel papier tevoorschijn, zonder op Bills opmerking in te gaan. Maar Bill wist dat hij dit wilde, en ook dat hij dat zelf wilde. Hij had zín in knallende ruzie.
Vroeger en nu had zich gemengd tot een brandende pijn, kloppend en scheurend in zijn binnenste. Hij wilde í¡lles eruit schreeuwen, recht op Georg en Tom af, en hoopte dat zij dat ook zouden doen. Hij wilde slaan, schoppen en bijten. Krabben, zodat hij de nieuwe Georg kon verwijderen en de oude onthullen.
Tom kwam de kamer binnenlopen en zette met een klap van glas op hout twee glazen cola op de tafel. Kringen van condens trokken lichtjes over de papieren en Georg vloekte geërgerd. Iedereen was geïrriteerd en prikkelbaar, spanningen hadden muren tussen hen in gebouwd.
Ze ergerden zich aan de kleinste geluidjes, aanrakingen, tegenwerkingen. Alles was een probleem geworden.
Tom, de ínkt is uitgelopen, ik kan die lijst niet meer lezen, Gottverdammt, riep Georg uit.
Kan ik toch niets aan doen, jij wilde cola, zodat je niet spontaan in slaap zou vallen, wierp Tom tegen, en meteen daarna: Alsof het nog uitmaakt. Denk je nu echt dat we hem nog vinden? Hij wil nog altijd alleen zijn, laten we dat nou gewoon accepteren
Bill gromde en griste een van de colaglazen van tafel, sloeg de frisdrank zonder vragen achterover.
Bill!
De tengere zanger haalde zijn schouders op en zette het lege glas terug op tafel.
Rustig, het is maar cola, er is heus nog wel meer in de koelkast
mompelde hij, en hij sloeg nuffig zijn armen over elkaar.
Alles stond op knappen, hij kon bijna de naden horen barsten. Tokio Hotel was Tokio Hotel niet meer, nog minder dan ooit. Het enige wat nog over was van een band die het ooit allemaal had gehad waren lege omhulsels die lachten, zwaaiden en gelukkig deden op het juiste moment. Alhoewel ze dat af en toe vergaten, wanneer het masker dat nu gekleurd was met paarse wallen rond de ogen, verdween in kolkende emoties. Pijn en woede en een scheurend gevoel van niet begrepen worden. Niet begrepen worden door wie dan ook
Ik zou het opgeven
begon Bill nog eens, om de woorden van zijn broer te versterken. Als hij ons wil opzoeken zal hij dat wel doen. Hij heeft er dus geen behoefte aan, laat het rusten.
De klap van de stoel was oorverdovend, de geluidstrillingen lieten de naden die alles nog bijeen hielden kapot springen.
Explosie.
Dat kí¡n niet! Georg bulderde als een orkaan -zijn vermoeide gefluister was echt schijn geweest, stilte voor de storm. Er was nog een klein stroompje energie over in hun lichaam, gevoed door alle tijd die hen hoe langer hoe meer uit elkaar had gedreven.
Fans kunnen ook niet zomaar met ons in contact komen, en hij wel zeker? Ik wil het niet laten rusten. En jullie ook niet, dat weet je best.
Bill zoog op het puntje van zijn tong. Natuurlijk wist hij dat. Gustav was de enige hoop die ze nog hadden om de band terug op normaal te zetten, al kon hij niet in woorden omvatten waarom. Misschien omdat het hun vriendschap van jaren weer zou herstellen, nu een essentiële factor ontbrak.
Het was gewoon niet meer hetzelfde, en als iets niet meer hetzelfde was, dan kon Bill het gewoon niet met andere woorden omschrijven dan anders.
De deur sloeg dicht, Georg was weg. Hij had het telefoonboek meegenomen, maar Bill wist dat hij geen hoop meer koesterde op het vinden van Gustav. Hij wist eigenlijk niet of er nog hoop was dat ze de drummer ooit nog terug zouden vinden, hem nog een keer konden zien.
Tom stond op, een tweede stoel viel om, landde naast de eerste. Bills wenkbrauwen fronsten dreigend, gromde.
Dat was het moment waarop hun wereld ontplofte.
Morag zat in kleermakerszit op de rode bank. Ze bewoog nagenoeg niet, omdat elke beweging op die bank het ontstaan van kleine wolkjes oud stof inhield.
De bank kraakte en zuchtte als een oude man wanneer je hem aanraakte, soms leek te bank te leven. Maar Gustav had niet door dat de bank vervangen moest worden, zag alleen af en toe hoe de rode bekleding de stofwolken wel leek uit te ademen en merkte dan droogjes op dat het weer tijd was om te stofzuigen.
Het was de eerste keer dat Morag hier was dat de gordijnen voor de gordijnen waren weggeschoven, het zonlicht omhelsde de kleine korreltjes stof die onaards fel schenen. Gustav was er niet, hij was boodschappen aan het doen, en ze wist zeker dat hij het niet erg zou vinden dat ze de gordijnen had geopend. Nu niet meer. Vroeger misschien wel.
Ze peuterde de bladen van het boek dat ze aan het lezen was los, het plakte van gemorste limonade. Ze had het uit zijn boekenkast gepakt, en het feit dat titels of inhoud hem niets leken te doen bleek eens temeer.
Ze hield een stukgelezen exemplaar van een of andere Scandinavische detective in haar hand. Eigenlijk had ze niet eens gekeken naar de titel, maar ze kon bijna met zekerheid vaststellen dat het boek Scandinavisch was
Na de eerste paar bladzijden legde ze het weg. Ze verveelde zich, voelde zich een beetje opgesloten in dat bedompte appartementje.
Zodra haar lichaam zich scheidde van de bank hoorde ze dat typerende gekraak. De bank leefde genoeg om hem een naam te geven.
Het raam piepte toen ze het op een kiertje opende, een stukje verf dat het hout van de kozijnen verhulde, bladderde af en dwarrelde achteloos richting de verkleurde straatstenen.
Haast zonder dat ze het merkte beet ze op haar onderlip, Gustav was ongetwijfeld gewend aan betere leefruimte dan dit appartement.
Zou hij het aankunnen om hier weg te gaan? Hij was mentaal gezien zo opgeleefd de laatste tijd, nadat hij zijn ouders en zus weer had gezien was het alsof hij alles zag in helderwit licht. Zelfs al was de zomer vroeg oud geworden en sijpelden de eerste herfstregens traag uit de hemel. Het zou hem waarschijnlijk goed doen om in iets beters rond te kunnen scharrelen, zijn boeken neer te kunnen zetten. Geld moest geen probleem zijn.
Ze wist niet wat hem tegenhield, maar durfde het niet te vragen. Alles zou uiteindelijk beter worden, de hoop in haar borst, boven haar maag, was in al die uitgegroeid van een klein puntje tot een grote vlek, zonder begin, zonder einde. Gustav was de enige die nog moest ontdekken dat dat waar was.
Bijna zonder dat ze het doorhad liep ze naar de la waar Gustav zijn herinneringen bewaarde. Het stof en spinrag lag er nog steeds op de bodem.
De cd en drumstokjes waren onbedekt. Haar vingers vonden het plastic van de cd, openden trillend het doosje. Ze wist vrijwel zeker dat Gustav geen cd-speler had -waarom zou hij ook?- dus had ze alleen geschreven woorden. Lyrics.
Ze liet zich opnieuw vallen op de bank, het cd-boekje rook muffig. Gustav moest dit album al hebben sinds de datum van uitkomst, of in ieder geval om en nabij. De regen nam toe, was als een ruis in de verder bijtende stilte, en voor een keer wist ze bijna hoe hij zich voelde. Ruis, stilte, zonder betekenis, gehoord. En alleen geschreven woorden om je te raken. De blaadjes van het cd-boekje vertelden hun eigen verhaal.
Could I have my wasted days back? Would I use them to get back on track?
Ze voelde haar ogen groot worden, sloeg het blad om naar meer nummers. Andere verhalen.
Mama, why's it rainin' in my room? Cheer up, boy, clouds will move on soon.
Ze voelde hoe haar adem trillerig haar lippen verliet, zo geconcentreerd als ze was op de letters hoorde ze geen geluid. Even leek ze doof.
Invisible kid, locked away in his brain, from the shame and the pain, world down the drain. Invisible kid. Nee. Niet waar. Niet meer.
Haar vingers sloegen het doosje dicht, het cd-boekje er haastig tussen gestopt. Haar vingers trilden, haar hoofd wilde alleen maar die cd kwijt. Terug in het laatje, en zij terug naar de slap geschreven Scandinavische detective. Het doosje kletterde op de boden van de la die met een klap haar vingers volgde, dicht. Weg. Geen slechte herinneringen omhoog halen wanneer je juist de goede aan het creëren was.
Ze hoorde voetstappen, beneden in de hal die langzaam de trap bestegen -Gustav. Blijkbaar had ze net op tijd de cd weggelegd.
Ze pakte het boek van de salontafel, probeerde de pagina terug te vinden waar ze was gebleven. Haar vingertoppen hadden zich rimpelig achtergelaten in de plakkerige limonadebladzijden, en ze glimlachte voorzichtig. Alsof ze telkens opnieuw moest leren glimlachen nadat ze iets verkeerds, verdrietigs, verschrikkelijks had gezien, uitproberen of het haar nog lukte
De deur opende zachtjes, Gustav stond verregend in de deuropening. Hij grijnsde, oprecht, nam nog vlagen van buiten met zich mee. Een frisse regengeur vermengde zich met de flarden van de bui die al door het open raam naar binnen kwamen waaien.
Eerst voelde ze heel even zijn koude lippen op die van haar, en daarna viel haar blik op de plastic boodschappentassen die hij in zijn handen hield. Hij had ook een nieuw potloodje voor bij hun tekenblok gekocht.
Bewaarde. Buiten dat, een prachtige zin.
Sorry dat ik dit zo laat lees, ik was niet echt in de mood. Maar weet dat ik dit nog altijd prachtig vind. Het raakt me echt, weißt du. Dat ligt aan de manier waarop je het schrijft, zo realistisch en begrijpelijk, met veel aandacht voor details.
Heel mooi.
<3