Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen n schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Anthem of the Angels » 13.

Anthem of the Angels

11 sep 2011 - 17:02

1687

1

483



13.

Morag tikte bedenkelijk tegen haar lippen met het nieuwe potloodje dat ze tussen haar vingers hield. Een frons hield haar smalle wenkbrauwen naar beneden gedrukt, haar ogen keken maar zagen niet. Zonder echt te beseffen wat ze deed zoog ze op het achterkantje van het potlood, ze merkte niet dat het lichtjes naar koud ijzer smaakte.
Van beneden hoorde ze zachtjes bigbandmuziek aanwaaien, waarschijnlijk opgenomen op een plaat die net zo oud was als de muziek zelf, want de felle trompetten bleven af en toe haperen in hun climax. Het was niet haar muziek, maar het hoorde bij haar opa. Net zo goed als haar tekenblok bij haar hoorde.
Gustav zou straks langskomen. Binnen een half uur zou ze hem door haar raam aan kunnen zien komen, fietsend door de wattige mist die bezit had genomen van de stad. De eerste mist sinds tijden.
De zomer stond op overgaan in herfst, haar vakantiedagen raakten op. Dat ze Gustav veel minder zou zien als haar studie eenmaal weer was begonnen, in Berlijn, verontrustte haar nog het minst. Een treinkaart betalen was geen moeite, misschien zou ze zelfs met heel veel geluk een goedkoop tweedehands autootje op de kop kunnen tikken wanneer ze een nieuw bijbaantje zou kunnen vinden. Dat was allemaal geen probleem.
Nee, dat was het feit dat, wanneer ze haar mobieltje aanklikte en haar lijst met ontvangen oproepen opende, stond daar een mobiel nummer. Niet dat ze zo weinig gebeld werd dat het in de krant mocht wanneer iemand haar belde, maar over het algemeen belde niemand haar als het vakantie was. En over het algemeen stonden alle mensen die haar ooit belden in haar telefoonboekje, dus gaf haar mobiel dan automatisch een naam.
Dit nummer kende ze niet. En toch had ze opgenomen.
Zodra een fluisterschorre stem, alsof hij zo lang had geschreeuwd dat praten pijn deed, zich had voorgesteld als Georg Listing, was er een alarmbelletje gaan rinkelen in haar hersenen. Zelfs nog voordat ze zich kon afvragen hoe deze persoon aan haar nummer kwam en waarom hij haar belde.
Ze had haar onderlip bijna stuk gebeten, een plotselinge donderstorm aan gedachten, tweestrijd, had haar hoofd een plek gemaakt waar niemand wilde zijn. Ook zij niet.

Met Morag, zei zij, en even hoorde ze alleen de ruisende stilte van het telefoonnetwerk. De stilte was aarzeling. Alsof hij niet wist of hij iets moest zeggen of dat zij moest vragen waarom hij belde.
Ja, zei hij toen. Niet meer, alleen maar haastig zoekend naar meer woorden.
Dat was het moment dat ze haar tanden in haar onderlip had geboord en haar ogen stijf dicht had geknepen. Waarom belde hij? Ging hij dat uitleggen? Geen antwoord.
Alleen telefoonstilte. Galmend, echoënd. Niet de stilte die ze gewend was, als ze alleen met Gustav was en die stilte kalmerend was, en juist stilte voor zich sprak. Dit was eerder onheilspellend. Ze wilde niet afwachten en hem tegelijkertijd niet aanvallen met vragen.
Ik weet denk ik zeker dat je niet snapt waarom ik je bel, ging hij eindelijk verder. Ik ben bassist van Tokio Hotel.
Dat weet ik, antwoordde ze meteen, voordat de laatste lettergreep van zijn lippen was opgestegen.
Ze benam hem woorden zodat hij de kans kreeg andere woorden te plaatsen, zichzelf te verklaren.
Een trillerige zucht aan de andere kant van de lijn, gevolgd door nog meer stilte. Ze wilde niet meer stilte, dan waren haar gedachten daar nog meer aanwezig, werd het peinzen steeds sterker en aanhoudender.
Ik bel omdat begon hij, en ze zoog scherp haar adem in. Ze zette haar verstand op nul om alles te horen wat hij zei, met woorden en tussen de regels door.
Omdat ik je zag in de Bravo. De journalisten hebben je naam achterhaald, dus was het niet moeilijk om contact met je te zoeken. We konden niets over Gustav vinden, en toen besloten we om hem via jou te zoeken. Jij weet waar hij woont, toch?
Ze slikte, haar ogen volgden de contouren van de piano, omdat ze te verbaasd was om op te merken dat het een piano was. Dit was Georg Listing, en hij zocht Gustav.
Ja, antwoordde ze, eenmaal bekomen van schrik en verwarring, en ze zonk neer op het logeerbed in de kamer.
Kan je me zijn adres geven? vroeg hij, en Morag staarde naar haar handen.
Ze moest haar nagels eens knippen, constateerde ze, een beetje handcrème zou haar ook wel goed doen.
Weet ik niet, fluisterde ze.
Kon ze hem zijn adres geven? Wilde Gustav dat? Het ging al tijden beter met hem, dat was waar, en ze kon niet stoppen met dat opmerken omdat het haar net zo deed opleven als hij.
Hij had, na heel veel tegenstribbelen, aarzelen en over drempels heenstappen, zijn familie teruggezien.
Familie was anders dan Tokio Hotel. Tokio Hotel had hem hier gebracht, lag gevoelig, had zijn leven kapot gemaakt. Ze was bang dat hij in zou storten als hij met hen geconfronteerd was.
Zijn familie had hem nooit iets aangedaan, hí­j was degene die zich schuldig had gevoeld. Maar muziek was zijn ondergang geweest, had hem eerst lichamelijk verwoest, langzaam en van binnenuit, en had hem daarna ook mentaal opgevreten. Zou hij het aankunnen om te zien wat muziek was? Zijn muziek? Alleen het zien van een oude Metallica CD had hem al kapot gemaakt.
Eerst had ze dan wel gedacht dat het hem misschien goed zou doen om al zijn angsten te overwinnen, maar bij naderinzien Nee. Het spijt me echt, maar dat kan ik niet. Het ligt te gevoelig.
Weer hoorde ze een zucht, geschraap van stoelpoten gevolgd door zachte voetstappen. Vervormd door de telefoon.
Ik betaal je ervoor. Wat je wilt, je kunt het krijgen. Aan onze kant ligt het óók gevoelig. Ik wil hem nog eens zien, zonder bijbedoelingen. Ik weet heus wel dat hij niet meer kan spelen, maar hij was wel een van mijn beste vrienden. We willen hem allemí¡í¡l terug, vuurde hij af, zette zich schrap voor haar tegenargumenten.
Ik weet dat, als je zo rijk bent als jij, geld niet meer uitmaakt. Het is alles wat je te bieden hebt, en ik ken je niet persoonlijk. Hoe kan ik je dan geloven? mompelde ze, terwijl ze afwezig een tekeningetje op het hout van haar bed krabbelde.
Haar standpunt had zich nu gevormd, en ze was er niet meer van af te brengen, niet door geld, niet door smeekbeden. Niet door Georg, alleen door Gustav. Ze was koppig, en vooral niet van plan op te geven.
Dat kan je niet, maar het móét gewoon Gewoon betekende in de meeste gevallen dat je argumenten opraakten. Je bent mijn laatste hoop.
Zijn stem brak, in meer kleuren wanhoop dan ze ooit had kunnen registreren. Morag beet het laatste flintertje huid van haar lippen kapot en proefde bloed.
Ze had genoeg levenservaring om te weten dat, wanneer iemand zich zo open openstelde, zo brak in de nabijheid van een onbekende, er iets moest zijn waar hij dat voor deed. Iets oprechts. En dan maakte het niet uit of je met iemand door de telefoon praatte, want stemgeluid kon zoveel meer zeggen dan gezichten. Wanhoop in je stem kon je niet verbergen, wanhoop op je gezicht wel.
Het bracht haar aan het twijfelen, en bijna stond ze op het punt om Gustavs adres de dicteren. Bijna.
Ik wil hem alleen beschermen. Hij voelt zich juist beter.
Ze durfde alleen nog maar te fluisteren en slikte verwoed de krop weg die haar keel dichtkneep. Ze wilde niet huilen.
Haar trillende vingers braken Georgs stem af door op het rode telefoontje te drukken, de kiestoon galmde door haar hoofd als een bezegeling van het lot. Weg telefoon.
In de tijd dat Morag Gustav had leren kennen had ze haar eigen, bescheiden pantser opgebouwd. Niet om zichzelf, niet om haar persoonlijkheid, alleen maar om haar donkerste emoties bij zich te houden. Soms werkte het niet goed, en dan glipten ze alsnog door dat pantser heen. Behalve haar eigen verdriet, haar wanhoop. Het was haar tranen niet gelukt om zich langs de muren om haar wanhoop te persen.
Nu kon ze het pantser horen breken, de scherven mengden zich met traanvocht. Huilen deed pijn.


Morag gleed met haar vingers langs haar wangen. Bang dat ze daar korstjes zou voelen, die de traanscherven daar hadden achtergelaten. Niets. Ze was bijna weer zichzelf.
Lichtelijk verbaasd staarde ze naar de klok. Het telefoongesprek was nog maar drie uur geleden geweest, maar ze had zich zelf min of meer in de hand.
De enige littekens die het had achtergelaten, was het nummer in haar ontvangen oproepen en de koelte die haar nu omsluierde als de mist in de stad. En dat viel te verbergen.
Als Gustav straks kwam, zou ze spontaan opvrolijken dat wist ze nu al. Het was de eerste keer dat ze echt het gevoel had dat zij hém nodig had in plaats van andersom.
Ze legde haar tekenblok terug op het bed en staarde naar buiten. Een fietsbel wrong zich door de mist, ze wist bijna zeker dat het Gustav moest zijn, zelfs al kon hí­j de fietsbel niet horen.
Ze sprong omhoog van haar bed en nam de trap met twee treden tegelijkertijd.
Toen ze beneden kwam wierp ze meteen een blik door het glas van de voordeur. Ze had gelijk gehad-hij zette net zijn fiets tegen het tuinhekje.
Ze rukte de deur bijna uit de kozijnen en zag hem geamuseerd glimlachen. Haar voetstappen roffelden over het tuinpad, ze wrong haar koelte terug naar haar binnenste om te bewaren voor later.
Zodra ze zijn armen om haar heen voelde bereikte een heel voorzichtige glimlach haar gezicht. Alles moest goed komen. Dat kon niet anders.



Voor Nadezhda.
(En nee, dat is niet alleen omdat ik vanmorgen mijn naam onderaan Platz an der Sonne vond. Stiekem ben jij namelijk de enige Fanficer die dit leest. En dat maakt niet uit, want í¡ls er dan maar een iemand is die wil lezen, dan had ik het nog veel slechter kunnen treffen met alleen snel verder. Jouw reacties maken mij gewoon altijd heel erg blij en trots. Also, danke. <3)


Reacties:


xNadezhda zei op 12 sep 2011 - 18:07:
Ze moest haar nagels eens knippen, constateerde ze, een beetje handcrème zou haar ook wel goed doen.
Deze vind ik heel erg leuk. Omdat het gewoon zo realistisch is. Zelfs in de moeilijkste situaties - zoals dat gesprek tussen Georg & Morag - schieten dat soort gedachten gewoon door iemands hoofd. Ik leg dit heel vaag uit, maar dat vond ik dus leuk. (;

En dat 'huilen doet pijn', wauw. Dat staat er ook gewoon, zo, punt. Huilen doet pijn. Bam. Echt heel mooi.

Ik snap Morag wel, dat ze Georg het adres niet wil geven. En tegelijkertijd heb ik gewoon medelijden met Georg, omdat hij zo ontzettend wanhopig-graag Gustav terug wil zien.

*knuffelt Meike*
Süße, alles wat ik zeg is gemeend en ik zou dit niet lezen als het niet meer dan een 'snel verder' waard was. [Klopt die zin helemaal? In elk geval begrijp je het wel, non?]
Dus, gern geschehen und danke dir, für diese Geschichte <3