Hoofdcategorieën
Home » Overige » Behind The War (Working Title) » Chapter 1 - The Unknown Clan
Behind The War (Working Title)
Geschreven door:
Onderdeel van:
Laatst bijgewerkt:
31 okt 2011 - 20:43
Aantal woorden:
1618
Aantal reacties:
0
Aantal keer gelezen:
297
Chapter 1 - The Unknown Clan
Er bestaat een legende, een verhaal verteld van vader tot zoon, over een slapende kracht, die bestaat in de wereld, onder de aarde. De duizend jarige legende wordt verteld als een nachtverhaal, net voor het slapengaan, het is echt fascinerend voor de kinderen en ze vallen meteen in slaap. Alleen voor bepaalde clans wordt het legende serieus aangenomen, zij trainen dag en nacht hun mannen, zodat wanneer de legende uitkomt, ze er klaar voor zijn. 1000 jaar zijn er voorbij sinds het begin van de legende, 1000 jaar is er een slapende kracht onder de aarde, maar slecht een tiental jaren zijn er bepaalde personen bezig geweest met het opzoeken van deze slapende kracht, maar laten we er niet op vooruitgaan, ons verhaal begint bij een simpele jongen, onwetend van zijn rol die hij zal moeten spelen...
Jesp: "Vader, het verhaal is boeiend genoeg om me wakker te houden, ik wil dat je het nog eens verteld, ik krijg er niet genoeg van."
John: "Jesp, het is laat, ik zal het je nog eenmaal vertellen, maar dan is het naar bed en slapen. Morgen wordt het druk en je zal je kracht nodig hebben."
Jesp: "Ja, Vader, ik beloog het je, eenmaal en dan slapen."
John vertelde nog eenmaal het verhaal aan zijn zoon, die midden het verhaal in slaap viel. John was een oude man, hij had veel meegemaakt. Zij vrouw, moeder van Jesp, is gestorven toen Jesp werd geboren. John heeft sindsdien altijd gewaakt over Jesp, hem zien groeien, hem geleerd hoe te overleven, want John weet dat er een dag komt dat zijn verleden hem komt bezoeken, alleen weet hij niet hoe vroeg dat zou zijn...
Het is bijna ochtend, John wordt wakkeer door geroezemoes buiten, hij neemt een ijzeren staaf in zijn handen. Hij kijkt door zijn ramen en ziet een paar verdachte personen aan het rondsluipen rond zijn huis. Hij neemt een goede kijk en ziet het embleem van een van de personen, hij schrikt en schuift een kast voor de deur. De verdachte personen horen iets vreemd en hebben door dat ze de deur zullen moeten inbeuken. Ondertussen haast John zich naar boven en maakt Jesp wakker.
John: "Jesp, wordt wakker, Jesp."
Jesp: "Uh, wat, vader, moet ik nu al werken?"
Halfwakker praat Jesp tegen zijn vader, onwetend van de verdachte personen. John trekt Jesp uit zijn bed en neemt hem mee naar beneden in de keuken.
John: "Luister Jesp, het is tijd, neem deze weg om naar buiten te komen in de weide buiten de stad. Volg het pad noorden van hier en loop naar Plummel, het is een klein dorpje."
Jesp: "Wat, vader, wat gebeurd er ?"
John: "Nu is het geen tijd voor vragen Jesp, ga naar Plummel en zoek je oom Rem op. Hij zal je opnemen, zeg hem dat het "de tijd" is."
Jesp: "Vader, wat gaat u doen?"
John: "Maak je nu geen zorgen om mezelf, hier is een zak, neem het bij je, er is geld en eten erin. Haast je nu, we hebben niet veel tijd mee. Neem mijn zwaard, je zult het nodig hebben op je tocht."
John opent een deur die onder het tapijt verborgen was, een ondergronds tunnel komt tevoorschijn, Jesp neemt de ladder naar beneden en begint weg te lopen door de tunnel, onwetend van de gebeurtenissen die nu plaatsvinden. John sluit de deur en legt het tapijt er weer op. Hij maakt zich klaar voor een gevecht. Ondertussen ramt een van de verdachte personen tegen de deur. Het duurt niet lang om de kast te laten vallen en de deur open te doen. De verdachte personen haasten zich naar binnen en komen John tegen. Het ziet er naar uit dat John een van de personen herkent.
John: "Had moeten weten dat ze jou zouden sturen Hub."
Hub: "Je hebt je goed verstopt al deze jaren, maar we hebben je gevonden, je werd slordig, een kindje heeft je verraden."
John: "Mijn kind heeft me niet verraden, zolang jullie hem niet krijgen, is er hoop."
Hub: "We zullen je zoon vinden John en er zal niets van hem overblijven. Neem hem mee, de baas wilt hem levend."
De twee handlangers van Hub stappen naar John toe, op het moment dat ze dicht genoeg zijn, neemt John zijn staaf naar boven en slaat een van handlangers op de grond neer. De andere reageert en neemt de staaf vast wanneer John hem wilt neerslaan. De handlanger slaat John een paar keer in het gezicht tot John op de grond valt, dan bind hij John vast.
Hub: "Het was zinloos om je te verzetten John."
Handlanger: "Hij beweegt niet meer Hub, wat doen we nu?"
Hub: "Brandt het huis plat, laat geen bewijs over dat we hier zijn geweest en haast je wat, we hebben nog een lange weg tegemoet."
Hub neemt John vast en legt hem in een kooi, de handlanger neemt een toorts vast en smijt het op het dak van het huis, het huis begint meteen te branden en het duurt niet lang voor het vuur om zicht te spreiden. Hub en zijn handlanger gaan met John weg. In de verte kan men de vlammen zien, de bewoners van Turen haasten zich, maar tevergeefs, ze zijn te laat, tegen dat ze er zijn is het huis al lang verbrandt. Ze doven de vlammen die er nog overblijven en halen de dokter erbij. Ze kunnen een verbrandt lichaam terugvinden in de kolen, een oude man neemt de dokter aan. Omdat ze geen tweede lichaam kunnen vinden maken ze maar één graf en nemen aan dat Jesp heeft kunnen wegrennen van wat er heeft kunnen gebeuren. John krijgt zijn graf, maar de onwetende bewoners van Turen weten niets van er is gebeurd.
Een uur na de gebeurtenissen verschijnt er een jongen in de weide buiten de stad. Uitgeput van het wegrennen neemt hij een kleine pauze voor hij weer verder aanzet naar het noorden, waar zijn vader hem heeft gezegd van naartoe te gaan.
Tegen de middag kwam de jongen aan in Plummel, een oude passeert net voor de uitgeputte jongen en biedt hem drinken aan.
Dorpshoofd: "Hier jongen, neem wat van mijn drinken aan."
Jesp neemt het water aan en drinkt het vlug op, spilt wat over zijn kleren, maar na zo een tocht, was hij echt uitgeput en had een zware dorst. Toen begon hij te praten.
Jesp: "Wie bent u?"
Dorpshoofd: "Ik ben het Dorpshoofd, waar kom je vandaan?"
Jesp: "Ik ben op zoek naar mijn oom Rem."
Dorpshoofd: "Rem leeft verderop, ik zal je er naar toe brengen."
De Dorpshoofd liet Jesp eerst eventjes bekomen en leidde hem toen naar het huis van Rem. Toen ze voor het huis kwamen, zag Jesp een embleem die hem bekend kwam, het is een embleem die door smeden worden gebruikt. Jesp was nog nooit naar het huis van zijn oom geweest, hij kwam altijd naar hen toe. Het Dorpshoofd klopte op de deur en de deur ging open.
Rem: "Ja, wat is het?"
Dorpshoofd: "Rem, deze jongen is op zoek naar je."
Rem nam een kijkje naar de jongen en nam hem meteen binnen.
Rem: "Bedankt Dorpshoofd, ik wil niet gestoord worden voor vandaag."
Dorpshoofd: "Goed Rem, vergeet niet dat je tegen eind deze week, wapens moet klaar hebben voor naar de grote stad te brengen."
Rem: "Ze zullen klaar zijn Dorpshoofd, nog een goede dag verder."
Rem sloot zijn deuren en liet Jesp zitten en zijn verhaal vertellen.
Jesp: "Vader maakte me wakker vroeg in de ochtend, hij was aan het fluisteren en ik moest me haasten naar de keuken. Hij gaf me een zak en zijn zwaard en ik moest via de tunnel onder het huis naar hier komen."
Rem: "Hij heeft je niet verders verteld?"
Jesp: "Hij zei dat ik tegen u moest zeggen dat het "de tijd" was."
Rem keek verbaasd op en vertelde Jesp een paar dingen.
Rem: "Luister Rem, je weet dat je vader een duister verleden heeft, "de tijd" is een codewoord die we gingen gebruiken als zijn verleden hem had ingehaald. Het betekend dat je vader is gevaar is, jij ook."
Jesp: "Gevaar, wat?"
Rem: "Luister Rem, je vader was vroeger in een clan, niemand kent de naam van deze clan, alleen degene die erin zitten kennen het. De Unknown Clan noemt het, het is een clan die al lang bestaat en bepaalde doelen hebben, één ervan is de wereld te willen heersen. Je vader heeft een tijdje in deze clan gezeten, maar is weg gegaan nadat hij wist wat deze clan echt wou. Je vader wou er niets mee te maken hebben en zou ze zelfs tegenwerken. Hij moest vluchten en moest onopgemerkt door het leven gaan, maar kwam je moeder tegen en werd verliefd."
Rem ging door met zijn verhaal en Jesp luisterde. Er werd veel verteld over zijn jeugd en waarom hij al zo jong getraind is met het zwaard. Het werd Jesp duidelijk gemaakt dat hem een zware tocht te wachten stond, maar hij er niet alleen ging voor staan. Rem ging voor Jesp zorgen en hem met zijn tocht helpen. Tegen dat alles verteld was, was de namiddag al gepasseerd en maakte Rem eten voor Jesp klaar, ze konden nog niet meteen op tocht gaan, Rem moest nog zijn werk afwerken en er moesten nog bepaalde zaken voorbereid worden.
De dag erna werkte Rem verder met wapens te maken, Jesp bood zijn hulp aan, zodat zijn werk vlugger af zou zijn. Het werd een lastige 5 dagen, maar het werk werd afgewerkt en de wapens werden geleverd aan het Dorpshoofd. Daarbij vroeg Rem om een gunst, het nooit vertellen aan iemand dat hij hier geweest was. Het Dorpshoofd wist alles over Rem, aangezien Rem hem alles had verteld, het Dorpshoofd gaf zijn woord en een paar dagen later verlieten Rem en Jesp het dorp.
Ze volgden het pad naar het volgend dorp, waar ze een vriend van Rem gingen opzoeken die hen kon helpen.
Jesp: "Vader, het verhaal is boeiend genoeg om me wakker te houden, ik wil dat je het nog eens verteld, ik krijg er niet genoeg van."
John: "Jesp, het is laat, ik zal het je nog eenmaal vertellen, maar dan is het naar bed en slapen. Morgen wordt het druk en je zal je kracht nodig hebben."
Jesp: "Ja, Vader, ik beloog het je, eenmaal en dan slapen."
John vertelde nog eenmaal het verhaal aan zijn zoon, die midden het verhaal in slaap viel. John was een oude man, hij had veel meegemaakt. Zij vrouw, moeder van Jesp, is gestorven toen Jesp werd geboren. John heeft sindsdien altijd gewaakt over Jesp, hem zien groeien, hem geleerd hoe te overleven, want John weet dat er een dag komt dat zijn verleden hem komt bezoeken, alleen weet hij niet hoe vroeg dat zou zijn...
Het is bijna ochtend, John wordt wakkeer door geroezemoes buiten, hij neemt een ijzeren staaf in zijn handen. Hij kijkt door zijn ramen en ziet een paar verdachte personen aan het rondsluipen rond zijn huis. Hij neemt een goede kijk en ziet het embleem van een van de personen, hij schrikt en schuift een kast voor de deur. De verdachte personen horen iets vreemd en hebben door dat ze de deur zullen moeten inbeuken. Ondertussen haast John zich naar boven en maakt Jesp wakker.
John: "Jesp, wordt wakker, Jesp."
Jesp: "Uh, wat, vader, moet ik nu al werken?"
Halfwakker praat Jesp tegen zijn vader, onwetend van de verdachte personen. John trekt Jesp uit zijn bed en neemt hem mee naar beneden in de keuken.
John: "Luister Jesp, het is tijd, neem deze weg om naar buiten te komen in de weide buiten de stad. Volg het pad noorden van hier en loop naar Plummel, het is een klein dorpje."
Jesp: "Wat, vader, wat gebeurd er ?"
John: "Nu is het geen tijd voor vragen Jesp, ga naar Plummel en zoek je oom Rem op. Hij zal je opnemen, zeg hem dat het "de tijd" is."
Jesp: "Vader, wat gaat u doen?"
John: "Maak je nu geen zorgen om mezelf, hier is een zak, neem het bij je, er is geld en eten erin. Haast je nu, we hebben niet veel tijd mee. Neem mijn zwaard, je zult het nodig hebben op je tocht."
John opent een deur die onder het tapijt verborgen was, een ondergronds tunnel komt tevoorschijn, Jesp neemt de ladder naar beneden en begint weg te lopen door de tunnel, onwetend van de gebeurtenissen die nu plaatsvinden. John sluit de deur en legt het tapijt er weer op. Hij maakt zich klaar voor een gevecht. Ondertussen ramt een van de verdachte personen tegen de deur. Het duurt niet lang om de kast te laten vallen en de deur open te doen. De verdachte personen haasten zich naar binnen en komen John tegen. Het ziet er naar uit dat John een van de personen herkent.
John: "Had moeten weten dat ze jou zouden sturen Hub."
Hub: "Je hebt je goed verstopt al deze jaren, maar we hebben je gevonden, je werd slordig, een kindje heeft je verraden."
John: "Mijn kind heeft me niet verraden, zolang jullie hem niet krijgen, is er hoop."
Hub: "We zullen je zoon vinden John en er zal niets van hem overblijven. Neem hem mee, de baas wilt hem levend."
De twee handlangers van Hub stappen naar John toe, op het moment dat ze dicht genoeg zijn, neemt John zijn staaf naar boven en slaat een van handlangers op de grond neer. De andere reageert en neemt de staaf vast wanneer John hem wilt neerslaan. De handlanger slaat John een paar keer in het gezicht tot John op de grond valt, dan bind hij John vast.
Hub: "Het was zinloos om je te verzetten John."
Handlanger: "Hij beweegt niet meer Hub, wat doen we nu?"
Hub: "Brandt het huis plat, laat geen bewijs over dat we hier zijn geweest en haast je wat, we hebben nog een lange weg tegemoet."
Hub neemt John vast en legt hem in een kooi, de handlanger neemt een toorts vast en smijt het op het dak van het huis, het huis begint meteen te branden en het duurt niet lang voor het vuur om zicht te spreiden. Hub en zijn handlanger gaan met John weg. In de verte kan men de vlammen zien, de bewoners van Turen haasten zich, maar tevergeefs, ze zijn te laat, tegen dat ze er zijn is het huis al lang verbrandt. Ze doven de vlammen die er nog overblijven en halen de dokter erbij. Ze kunnen een verbrandt lichaam terugvinden in de kolen, een oude man neemt de dokter aan. Omdat ze geen tweede lichaam kunnen vinden maken ze maar één graf en nemen aan dat Jesp heeft kunnen wegrennen van wat er heeft kunnen gebeuren. John krijgt zijn graf, maar de onwetende bewoners van Turen weten niets van er is gebeurd.
Een uur na de gebeurtenissen verschijnt er een jongen in de weide buiten de stad. Uitgeput van het wegrennen neemt hij een kleine pauze voor hij weer verder aanzet naar het noorden, waar zijn vader hem heeft gezegd van naartoe te gaan.
Tegen de middag kwam de jongen aan in Plummel, een oude passeert net voor de uitgeputte jongen en biedt hem drinken aan.
Dorpshoofd: "Hier jongen, neem wat van mijn drinken aan."
Jesp neemt het water aan en drinkt het vlug op, spilt wat over zijn kleren, maar na zo een tocht, was hij echt uitgeput en had een zware dorst. Toen begon hij te praten.
Jesp: "Wie bent u?"
Dorpshoofd: "Ik ben het Dorpshoofd, waar kom je vandaan?"
Jesp: "Ik ben op zoek naar mijn oom Rem."
Dorpshoofd: "Rem leeft verderop, ik zal je er naar toe brengen."
De Dorpshoofd liet Jesp eerst eventjes bekomen en leidde hem toen naar het huis van Rem. Toen ze voor het huis kwamen, zag Jesp een embleem die hem bekend kwam, het is een embleem die door smeden worden gebruikt. Jesp was nog nooit naar het huis van zijn oom geweest, hij kwam altijd naar hen toe. Het Dorpshoofd klopte op de deur en de deur ging open.
Rem: "Ja, wat is het?"
Dorpshoofd: "Rem, deze jongen is op zoek naar je."
Rem nam een kijkje naar de jongen en nam hem meteen binnen.
Rem: "Bedankt Dorpshoofd, ik wil niet gestoord worden voor vandaag."
Dorpshoofd: "Goed Rem, vergeet niet dat je tegen eind deze week, wapens moet klaar hebben voor naar de grote stad te brengen."
Rem: "Ze zullen klaar zijn Dorpshoofd, nog een goede dag verder."
Rem sloot zijn deuren en liet Jesp zitten en zijn verhaal vertellen.
Jesp: "Vader maakte me wakker vroeg in de ochtend, hij was aan het fluisteren en ik moest me haasten naar de keuken. Hij gaf me een zak en zijn zwaard en ik moest via de tunnel onder het huis naar hier komen."
Rem: "Hij heeft je niet verders verteld?"
Jesp: "Hij zei dat ik tegen u moest zeggen dat het "de tijd" was."
Rem keek verbaasd op en vertelde Jesp een paar dingen.
Rem: "Luister Rem, je weet dat je vader een duister verleden heeft, "de tijd" is een codewoord die we gingen gebruiken als zijn verleden hem had ingehaald. Het betekend dat je vader is gevaar is, jij ook."
Jesp: "Gevaar, wat?"
Rem: "Luister Rem, je vader was vroeger in een clan, niemand kent de naam van deze clan, alleen degene die erin zitten kennen het. De Unknown Clan noemt het, het is een clan die al lang bestaat en bepaalde doelen hebben, één ervan is de wereld te willen heersen. Je vader heeft een tijdje in deze clan gezeten, maar is weg gegaan nadat hij wist wat deze clan echt wou. Je vader wou er niets mee te maken hebben en zou ze zelfs tegenwerken. Hij moest vluchten en moest onopgemerkt door het leven gaan, maar kwam je moeder tegen en werd verliefd."
Rem ging door met zijn verhaal en Jesp luisterde. Er werd veel verteld over zijn jeugd en waarom hij al zo jong getraind is met het zwaard. Het werd Jesp duidelijk gemaakt dat hem een zware tocht te wachten stond, maar hij er niet alleen ging voor staan. Rem ging voor Jesp zorgen en hem met zijn tocht helpen. Tegen dat alles verteld was, was de namiddag al gepasseerd en maakte Rem eten voor Jesp klaar, ze konden nog niet meteen op tocht gaan, Rem moest nog zijn werk afwerken en er moesten nog bepaalde zaken voorbereid worden.
De dag erna werkte Rem verder met wapens te maken, Jesp bood zijn hulp aan, zodat zijn werk vlugger af zou zijn. Het werd een lastige 5 dagen, maar het werk werd afgewerkt en de wapens werden geleverd aan het Dorpshoofd. Daarbij vroeg Rem om een gunst, het nooit vertellen aan iemand dat hij hier geweest was. Het Dorpshoofd wist alles over Rem, aangezien Rem hem alles had verteld, het Dorpshoofd gaf zijn woord en een paar dagen later verlieten Rem en Jesp het dorp.
Ze volgden het pad naar het volgend dorp, waar ze een vriend van Rem gingen opzoeken die hen kon helpen.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.