Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Anthem of the Angels » 18.
Anthem of the Angels
18.
“Axel? Axel is gewoon een verschrikkelijke lul, dat bleek wel na dat artikel in de Bravo,”¯ zei Tom, met een lach, zozeer dat het zelfs nodig was om hem op het papier te tekenen.
“Hij doet í¡lles voor aandacht. Ik zit er echt helemaal doorheen wat hem betreft, hij begrijpt het ook gewoon niet. Allemaal niet. Hij begrijpt niet dat hij jou niet kan vervangen en juist dat maakt hem zo onuitstaanbaar.
Hij doet ook niet zijn best om het te begrijpen, en het feit dat hij de paparazzi had kunnen spreken voordat wíj überhaupt doorhadden dat jij nog leefde was helemaal het toppunt. Hij kent je niet eens...”¯
“Hij gedraagt zich zo belachelijk, alsof de wereld van hem is. Alsof hij de beste drummer is die de mensheid ooit gekend heeft. Ik kan hem gewoon niet uitstaan, en ik kan ook niet uitleggen waarom niet. Ik denk dat hij een van die personen is die je moet kennen voor je hem snapt,”¯ vulde Bill de woorden van zijn broer aan, ergernissen opgestapeld in een eindeloze vlakte letters.
“Plus past het feit dat hij een ego heeft ter grote van de Eiffeltoren ook niet helemaal bij de tweeling. Die kunnen er niet tegen als iemand anders dan zij een enorm ego heeft, dat botst op de een of andere manier.
Daarom verbaas ik me telkens weer over hoe ze zo goed met elkaar op kunnen schieten.”¯
Georgs woorden liepen uit in een klap tegen zijn achterhoofd, die Bill hem met zichtbaar veel plezier leek te bezorgen.
Gustav lachte, niet opgelaten, niet gespannen. Niet met zijn schouders opgetrokken, zoals hij had gedaan bij zijn familie, maar precies als vroeger of precies als alleen met Morag. Want nu alles uitgelegd was, voor hem uitgespreid in onophoudelijk veel letters, was niets nog erg, was er alleen maar ruimte voor lachen. Voor vertellen, ongelooflijk vertellen.
Over Morag, over langzaam opstaan uit een jarenlange slaap van alleen zijn, over boeken, over ijsjes eten in het centrum van Leipzig en naar de kapper gaan, over spaghetti met pindakaas.
Over David, over eindeloos durende bandrepetities, over fotoshoots, over stunts uithalen in lege concertzalen, over irritant zijn en irritante fans, over fruit.
“Maar die jongens in het publiek hadden het fruit alleen meegenomen om richting ons te gooien,”¯ schreef Bill. “Maar goed dat ze blijkbaar niet konden gooien, want ze raakten alleen versterkers. En Axel, maar daar hebben we ze na afloop van het concert nog voor bedankt.”¯
Morag lachte, bijna hoorbaar zo duidelijk, sloeg haar laatste beetje lauw geworden cola achterover. Terwijl ze toch de pagina’s van een boek omsloeg, als een half aanwezige babysitter.
Georg keek naar haar alsof hij het allemaal net niet begreep, misschien wel omdat ze zo afwezig leek en tegelijkertijd de enige was geweest die tot Gustav had weten door te dringen, hem terug te trekken onder de mensen.
Zelfs Gustav was niet zeker waarom dat zo was, nog steeds niet. Het was niet in woorden te vangen, het lag dieper, zo diep dat hij het niet kon ophalen. En hij vond het niet erg, in een situatie als deze deed het waarom er niet toe, alleen het wat. Dat het Morag was, was genoeg.
“Weet David dat jullie hier zijn?”¯ vroeg hij.
Toms brede grijns was genoeg, hij hoefde zijn hoofd niet meer te schudden.
“Hij komt er sowieso wel achter, dus waarom zouden we het nog vertellen? It’s his job to know,”¯ antwoordde de gitarist glimlachend, zijn handen leken sneller te gaan dan Gustav kon lezen. “En ik denk niet dat hij het héél erg vindt. Het enige probleem is dat jij geen geld meer oplevert… Je weet hoe managers zijn.”¯
Zijn tweelingbroer stompte hem tegen zijn schouder -maar het maakte niet uit.
Op de een of andere manier was het niet erg, deed het geen pijn. Hij had er vrede mee, en het enige wat er voor had gezorgd dat hij zo wanhopig terug richting het verleden staarde, was de angst dat hij er geen vrede mee zou hebben.
Omdat hij niet zeker had geweten of hij het wel of niet aankon, ondanks het feit dat hij gelukkig was, en nu hij zeker wist dat hij wél sterk genoeg was, kon hij geen probleem verzinnen in de hele wereld dat hij niet aan zou kunnen.
Georg was opgestaan van de bank, staarde uit het lichtelijk beslagen raam. Zag de barsten van ouderdom in de zee van asfalt onder zich, zoals iedereen die zich in het appartementenblok bevond ze zag.
Oud werd altijd mooi gevonden -tempels, paleizen, suikertaarttorens-, maar oude mannen met rimpels en handen vol levervlekken, ijzer met roestvlekken dat nagenoeg net niet uit elkaar viel, was anders.
Dat was verkeerd oud. Net zoals de barsten in de weg verkeerd oud waren, en toch waren ze mooi, in ieder geval voor hem. Leipzig was verkeerd oud geworden en mooi, op een of andere bizarre manier allebei tegelijkertijd. En dat leek het voor iedereen waard te maken om naar buiten te kijken en die barsten in de weg te zien…
Bill liet zijn ogen langs boekenstapels gaan. Rijen ruggen met sierlijke opdrukken.
Gustav staarde bevreemd naar hoe de zanger een van de boeken naar zich toehaalde, de achterkant las en het boek weer terug zette. Hij kon zich niet herinneren dat Bill van lezen hield, maar het kon best.
Aan een mensenleven kleefden zoveel herinneringen, dat een kleine herinnering als deze best verloren kon zijn gegaan tussen de immense poel donkere, slechte herinneringen die er altijd waren geweest. Want veel mensen besteden meer aandacht aan slechte herinneringen dan aan kleine, gelukkige herinneringen, dat wist hij goed.
Tom zat op de rugleuning van de bank, zijn benen bungelden langs Gutavs hoofd. Hij bekeek het tekenblok, en het mocht.
Gesprekken van meer dan een maand verscholen zich tussen de bladeren, gesprekken van meer dan alleen de afwijzend ruwe textuur van het papier en de grijze sporen van potlood. Tussen de letters door waren sporen hart en hoofd verstopt, sporen geheimen, fluisteringen.
Als Gustav ooit iemand tegenkwam waarvan hij wist dat het vriend zou worden die ook meer dan oppervlak ging zijn, zou hij zeggen: “Lees het tekenblok.”¯
En iedereen in deze kamer was meer dan huid en ogen en gezicht voor hem, meer dan woorden, dus zou iedereen die het graag wilde het tekenblok mogen lezen, zich blindstaren op grijstinten die hem waren. En Morag.
Uren kwamen, slopen het appartement binnen, doordacht en voorzichtig en zo snel dat bijna niemand het doorhad. Ze aten chinees eten dat Morag besteld had, dronken nog meer cola en een beetje bier en schreven.
Gustavs pols was bijna lam, Bill schudde telkens opnieuw zijn handen uit, maar hield niet op. “Je moet ook eens naar onze studio komen. Je moet zien hoe alles is geworden of gebleven, je moet David terugzien -en Axel ontmoeten.”¯
Met de stand waarin zijn lippen stonden als maatstaf kon Gustav de geluidloze gniffel wel bij zijn woorden denken, en glimlachend werkte hij een beetje bami naar binnen.
“Maar ik verdien toch niets meer voor David? Je weet hoe managers zijn…”¯ antwoordde de blonde jongen sceptisch, lichtelijk rode wangen van vermoeidheid en alcohol en plezier sierden zijn gezicht.
Tom lachte toen hij de woorden van eerder op de dag in die zin herkende en keek hoofdschuddend naar Bills gezicht, ogen op verbouwereerd. Blijkbaar kon hij niet begrijpen dat Gustav die grap herhaalde terwijl hij zijn broer had gewaarschuwd hem niet te maken, voorzichtig als hij was geweest met elk stukje mogelijke kwetsbaarheid -maar uiteindelijk leek het ook hem niets meer uit te maken, hij lachte schaapachtig en zette zijn tanden in een loempia.
Morag tekende, op een los blaadje dat ze uit het tekenblok had gehaald, zodat ze alles kon vastleggen en zij toch konden praten. Normaal gesproken zou ze dat niet doen, ze zou nooit een los blaadje uit een tekenblok scheuren, misschien was het een beetje een tic.
Net zoals hij vroeger de enige was die zijn CD’s mocht aanraken, dus hij wist eigenlijk niet of haar tic normaal was of niet.
“Begint lezen nooit te vervelen?”¯ vroeg Georg opeens. “Ik ben geen lezer, maar ik snap dat mensen het leuk vinden. Maar raak je er op een gegeven moment nooit zat van?”¯
Gustav haalde zijn schouders op, glimlachte lichtjes. Haalde het potlood naar zich toe, staarde naar het wit van zijn wereld voor hij antwoord gaf. Hoe legde je liefde van jaren uit?
“Nee. Nooit. Niet dat ik vroeger extreem veel las, maar nu ik niets anders meer kan dan dat… boeken zijn de enige voorwerpen die mij laten horen, die er altijd voor hebben gezorgd dat ik de wereld niet vergat hoewel ik me niet altijd onder de mensen begaf.
Ik weet dat het absurd klinkt, maar ik kan niet meer zonder ze. Ze zijn altijd weer anders, altijd ontdek je iets nieuws tussen de letters… ik kan me niet vervelen met een boek in mijn handen, een andere wereld.”¯
Georg schudde zijn hoofd, begreep het niet helemaal. Gustav wilde het wel proberen, maar wist bijna zeker dat het niet zou lukken.
Het was een beetje alsof je iemand moest overtuigen om van klassieke muziek te houden, uitleggen waarom je dat mooi vond. Omdat veel mensen boeken niet snapten, net zoals ze sommige muzieksoorten.
En Georg was nu ook niet meteen een boekentype, te nuchter. Te Georg.
Bill sloeg een bodempje cola achterover terwijl hij bedenkelijk de boekenkasten bij langs ging. Zag wat hij las, zag wat Gustav was, naast de gesprekken en gedeelde momenten van het tekenblok.
“Ik denk dat we weg moeten…”¯ zei Tom plotseling, na een vlugge blik op de klok.
Morag zijn woorden eerder dan iedereen en schudde haar hoofd, standvastig. “Blijf nog,”¯ schreef ze, voor iemand anders het potlood had kunnen bemachtigen.
“Jullie kunnen toch niet meer weggaan? Is het niet al veel te laat?”¯
Georg schudde lachend zijn hoofd, ook hij was ten prooi gevallen aan alcoholblosjes.
“Ik denk niet dat het David blij maakt als we überhaupt om kwart over een ’s nachts binnen komen vallen in de studio, dus veel later moet het niet worden…”¯
Maar Gustav pakte het potlood van hem af. Schreef, vlijtig, zeker van de noodzaak van woorden. “Blijf slapen. Ik vind het niet erg. Ik weet zeker dat David het begrijpt. En anders ga ik morgen mee naar de studio om hem te vertellen hoe het zit…”¯
Woorden en pogingen tot overtuigen stapelden op, en ze bleven. Het kwam goed, want na vandaag kon er niets anders gebeuren dan dat.
Duisternis viel aan, sijpelde binnen door kieren in het licht, besprong en overmande hen, dwong hen tot slapen gaan. Allemaal in een ruimte, net als vroeger.
En bijna net als Tokio Hotel.
~Whahoo. Ik wilde dit nog bekijken en misschien aanpassen. maar ik heb het niet gedaan. [nutteloze informatie? yessir.]
Anyhow, voelen jullie hem aankomen? Het is bijna afgelopen. Anthem of the Angels zal afgelopen zijn [whut?] na de volgende twee hoofdstukken. Ja.
Deze is heel erg mooi. & de laatste alinea is ook heel erg mooi, en er zit nog veel meer moois in maar ik ben niet in de stemming om veel te quoten... I'm sorry. Ik ben moe en een beetje grieperig, hat nichts mit dir zu tun. :]
In elk geval ben ik heel erg blij dat het goed gaat tussen de jongens en eigenlijk had ik ook niets anders verwacht, als ik erover nadenk - ze hebben toch zoveel meegemaakt, wat er ook allemaal gebeurd is, ze blijven toch bij elkaar horen. Op een bepaalde manier. Right? Vind ik wel. En jij zet het heel mooi neer. Heel heel mooi.
[En op die laatste opmerking ga ik gewoon niet in. I'm in denial, and happy with it.]
<3