Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Lost in Harry Potter » Daigon ally
Lost in Harry Potter
Daigon ally
Ik had nu al een ding veranderd. Ik had hiermee al de loop van een ‘hoofdstuk”ť anders gemaakt. Door het medaillon om te doen had ik ervoor gezorgd dat ik het Harry kon geven als de tijd daar was. Zou ik er Perkamentus’ dood ook mee kunnen voorkomen? Ik wist het niet. Ik wist ook niet of ik teveel levens moest gaan sparen. Dat leek me niet verstandig. Harry zou nog meer moeten groeien, en helaas was de dood een terugkerend thema in zijn leven. Mocht ik een leven wel sparen? Vanuit mijn ooghoek keek ik naar Sirius. Die zat een boek te lezen, Harry was naar zijn hoorzitting en iedereen in huis was zenuwachtig. Hermelien liep te ijsberen. Ron zat op zijn nagels te knagen en de tweeling speelde knalpoker. Dus mijn gedachten werden zo nu en dan verstoord door een harde knal. Ten langen leste stond ik op en liep naar de huiskamer. Ik keek uit het raam naar de achtertuin. Die was vol leven dat je niet zou opvallen als je niet goed keek. Ik voelde een onverwachts gevoel van heimwee. Zouden mijn ouders er al achter zijn gekomen dat ik weg was? Misschien hadden ze de politie wel ingeschakeld…die zouden binnen de kortste keren waarschijnlijk aan een misdrijf denken. Een diepe zucht, wat moest ik nou? Opnieuw kijken of die stomme kast alweer begaanbaar was naar mijn eigen keukentje? Ik vermoedde dat dat weinig zin zou hebben.
‘Robin.’
Waarom zoekt Sirius mijn gezelschap? Ik ben niet gezellig…
‘Ja?’
Ook hij kijkt uit het raam, mijn blik volgend, ‘wat zit je toch allemaal dwars?’ ‘Dat zou je niet geloven als ik het je vertelde.’ mompel ik. Hij kijkt me glimlachend aan, ‘try me.’ Ik bijt op mijn lip. Verwachtingsvol kijkt hij me aan. Snel wend ik mijn blik af. ‘Ik wacht.’ zegt hij droogjes. ‘Je gaat niet weg voor ik het verteld heb zeker?’ vraag ik wijselijk.
‘Nop.’
Ik zucht een keer diep, ‘voor ik begin. Je schijnt…mijn gezelschap wel prettig te vinden.’ ‘Je hebt iets, mysterieus. Dat vind ik wel interessant.’ zegt Sirius. ‘Jou beurt.’ ‘Goed, goed. Maar niet tegen mijn aan gaan zeuren als je me niet gelooft.’ Waarschuw ik hem. ‘Ik eh…kom zegmaar uit de “toekomst”ť. In mijn tijd, het is 2011, is Harry Potter een boek. Een reeks van zeven boeken. Waarin hij Voldemort moet zien te verslaan. Dit is deel vijf. Dat zat ik thuis te lezen, toen ik plots herrie hoorde in mijn keukenkast. Muizen dacht ik, maar toen ik de deur opendeed belandde ik ineens bij jullie. Ik heb ook echt geen idee hoe ik weer thuis zou moeten komen.’
‘Vind je het hier niet fijn dan?’
‘Sirius, ik weet van iedereen wat er gaat gebeuren! Dat is toch niet goed!?’
‘Lijkt mij een nuttige gave.’
‘Zijn jij en Perkamentus broers of wat?’ zeg ik nuchter. Sirius schiet in de lach, ‘nee, natuurlijk niet! Maar…heel ongeloofwaardig klinkt het niet hoor. Zie ik er uit zoals in jouw hoofd?’
‘Eh…ja.’ geef ik schoorvoetend toe. ‘En als ik toch de eerlijkheid zelve ga spelen, in het boek w…ben jij mijn favoriete personage. Vandaar dat je ook zo kn-’ ik maak mijn zin niet af, schraap mijn keel hen houd mijn mond. Maar ik weet dat Sirius dondersgoed weet wat ik wilde zeggen. ‘Wordt jij ook beschreven in het boek?’ vraagt hij, een vage glimlach tekent zijn gezicht en zijn ogen twinkelen.
‘Nee.’
‘Dan zit je niet in het boek, maar dan zou ik eerder denken aan een…’
‘Parallel universum, ja dat zei Perkamentus ook al.’ zeg ik voor hij zijn zin af kan maken. Sirius knikt, ‘en dat betekent dat je gewoon je gang kan gaan. Je eigen plan kan trekken. Als jij hier weg wilt.’ Hij staart uit het raam na die woorden. Maar ik zie de opluchting op zijn gezicht als ik mijn hoofd schud, ‘ik ga voorlopig helemaal nergens heen. Perkamentus heeft me al een “missie”ť gegeven. En ik ben niet van plan hem teleur te stellen. Trouwens, ik weet wat Harry allemaal nog te wachten staat, als ik hem daarbij kan helpen doe ik dat graag. Al is dat voor mij nog steeds erg vreemd om te doen. Ik verander de loop van een verhaal dat al vaststaat.’ ‘Aha, maar dat is het leuke van een ander universum, je kan veranderen wat je wilt.’ zegt Sirius met een vinger voor mijn neus zwaaiend. Ik kijk hem droogjes aan, ‘daar wordt het verhaal wel heel kort van dan.’ ‘Dan verander je alleen maar hele subtiele dingen.’
‘Ik heb al een ding veranderd.’ zeg ik. ‘Alleen kan ik niet zeggen wat. Maar als ik mezelf ken…ga ik nog meer dingen veranderen. Dingen die Harry eigenlijk mee zou moeten maken, maar die ik niet over mijn hart kan verkrijgen om te laten gebeuren.’ ‘Zoals wat dan?’ vraagt Sirius nieuwsgierig. ‘Dat kan ik niet zeggen, je merkt het wel als het zover is.’ Ik draai me om, om verstijfd te blijven staan. Dolleman staat in de deuropening. Hij kijkt niet blij, helemaal niet blij. ‘Jullie, meekomen!’ snauwt hij. Sirius en ik kijken elkaar vragend aan. Zou hij zich net als ik afvragen wat Dolleman van ons gesprek heeft opgevangen? Ik weet zeker dat Sirius het aan niemand zou vertellen, daar is hij slim genoeg voor. En wanneer komt Harry nou terug? Die hoorzitting duurt langer dan ik verwacht had. In het boek leek het zo kort allemaal…
In de keuken gaat Dolleman tegenover ons aan tafel zitten. ‘Wat heb je nu weer?’ zeg ik opstandig, en sla bij voorbaat vast mijn armen over elkaar. ‘heb ik weer iets fouts gedaan? Of heb ik een slechte invloed op Sirius?’ ‘Dat laatste.’ Gromt Dolleman. ‘Ik begrijp jou niet!’ snauw ik boos. ‘Wat heb ik je ooit aangedaan dat je zo’n hekel aan me lijkt te hebben? En waarom ben ik van slechte invloed?’
‘Sirius moet zijn hoofd bij andere, belí ngrijke dingen houden.’ zegt Dolleman die eerst mij en dan Sirius boos aankijkt. De nadruk die Dolleman legde op het woord “belangrijke”ť is me niet ontgaan. Ik staar naar het tafelblad. ‘Kom op Alastor, wanneer geef je haar nou een keer een eerlijke kans?’ zegt Sirius die de strijd tussen mij en Dolleman inmiddels wel zat is. ‘En ik vind dat ik het volste recht heb te doen wat ik wil. Ik zit hier dag en nacht opgesloten, kan niet naar buiten, en jullie doen allemaal goede dingen voor de Orde! Ik heb iemand gevonden met wie gewoon kan kletsen.’
‘Dat kun je ook met ons hoor Sirius.’ zegt een van de tweeling die opvangt wat hij zegt. ‘Jullie moeten binnenkort weer naar school Fred.’
‘ik ben Geo-’
‘Waag het niet dat geintje met mij uit te halen.’ gromt Sirius waarschuwend. Onwillekeurig schiet ik in de lach. Het gezicht van Fred is blijven staan zoals het stond toen hij wat wilde zeggen. ‘Jammer Fred.’ grijns ik. ‘Volgende keer beter. Hij trekt een gezicht, ‘buh, niet eerlijk. We zitten hier te lang, iedereen kent ons te goed.’
‘Dat was niet het gespreksonderwerp.’ roept Dolleman iedereen tot de orde. ‘Ik ben jouw gespreksonderwerpen zat, Dolleman. Het enige wat je doet is mij afsnauwen. Ja ik begrijp dat je het vreemd vind hoe ik hier ineens terecht ben gekomen. Maar je kunt in ieder geval proberen me te vertrouwen.’ zeg ik een tikketje hooghartig. Oei, op dit soort momenten komt de Zwadderaar in me naar boven. Mijn favoriete afdeling, al weet ik niet precies waarom. Dolleman kijkt me aan, ‘geef me een goede reden waarom ik je zou vertrouwen.’ ‘Ik kan Harry helpen.’ ‘Hoe?’ ‘Met de zoektocht die hij over een tijd moet beginnen. Daarmee kan hij Voldemort verslaan.’ zeg ik hopend dat die reden goed genoeg is. Maar helaas… ‘Daar doe ik het niet voor.’ Ik sta op, ‘dan heb je pech Dolleman, je kunt niet elke keer als je me ziet met dezelfde argumenten komen waarom je me niet vertrouwd. Of met verzonnen argumenten, zoals de slechte invloed. Ja ik ben anders, ja ik doe anders. Maar ik ben een mens, net als jij.’ Hij kijkt me lang aan, ‘dat wilde ik horen.’ zegt hij, bijna goedkeurend. Mijn mond valt open, maar voor ik echt een boze tirade af kan steken slaat Sirius zijn hand voor mijn mond, en zet mevrouw Wemel een kop warme thee voor mijn neus. Ze glimlacht even licht als ze naar me kijk. Alsof ze wilt zeggen: “let maar niet teveel op Alastor, dat doet hij nou altijd.”ť
Sirius haalt zijn hand weg als hij merkt dat ik niet boos meer zal worden. Ik neem een slok van de hete thee, in stilte denk ik opnieuw terug aan thuis. En aan wat ik hier nou moet. Morgen gaan we naar de Wegisweg, die toverstok…wat nou als ik helemaal geen heks ben? Is er ook geen staf voor me te vinden. Dat zou pas een afknapper zijn, heb ik net het vertrouwen van Dwaaloog, ben ik het ook meteen weer kwijt. Een bang gevoel bekruipt me, ik hoor hier niet thuis, dus zal er ook wel nooit een toverstaf gemaakt zijn voor zo’n onverwachts personage als ik. Zou ik stiekem misschien wel geschreven zijn? Is alles wat ik nu denk en doe bedacht door iemand en denk ik uit een andere tijd te komen terwijl dat niet zo is? In dat geval zou er wel een toverstok bedacht zijn voor me… Ik krijg hoofdpijn van dat denken. Zuchtend sta ik op en wandel gedachteloos naar een van de kamers. Als ik om me heen kijk zie ik het wandtapijt van de stamboom Zwarts. Het is indrukwekkender dan ik had kunnen bedenken. Ik weet vrijwel meteen de plek met de naam Sirius Zwarts te vinden. Even glijdt mijn vinger over de verschroeide plek. Deed de Sirius Zwarts in de film dit niet ook? Het kan me weinig schelen. Niks, kan me meer schelen eigenlijk.
Geschrokken kijk ik op, wat was dat nou? Hoe kon ik dat nou denken? Ik leek wel… vlug haal ik het medaillon tevoorschijn. Dit moet het zijn, de reden van mijn depressieve gevoel. Maar ik kan het niet afdoen. En ik wil het niet afdoen. Dit is het medaillon wat Harry nodig heeft. Het is een gruzielement!
Ik ga op de grond zitten met mijn rug tegen het tapijt. ‘Je bent echt een vreemde.’ Het is Ron die naast me komt zitten. Ik glimlach even vaagjes, ‘het is wat je onder “vreemd”ť verstaat, Ron.’ zeg ik. ‘Toen je hier kwam leek je… kweenie, opgewekter ofzo. Maar je lijkt, verdrietig.’ Ik kijk hem even aan, ‘maak je maar geen zorgen hoor. Ik voel me prima, ben alleen een beetje moe.’
‘Ja ja.’
‘Dan geloof je het niet.’ Ik laat mijn hoofd tegen de muur hangen. Maar tegelijk horen we de deur open gaan, en komt Harry binnen. Ron en ik struikelen bijna over elkaar heen de gang in. Natuurlijk ken ik de afloop van de hoorzitting, maar toch was ik zenuwachtig. Harry glimlacht, ‘ik kan gewoon op Zweinstein blijven.’ zegt hij blij als hij je keuken inloopt. ‘Wist ik wel!’ zeggen Hermelien en ik in koor. Even kijken we elkaar met een glimlach aan. ‘Het zou te gek voor woorden zijn als ze je lieten opdraaien voor zelfverdediging hoor!’ voegt Hermelien eraan toe.
‘Opstaan.’ knort een stem naast mijn bed de volgende ochtend vroeg. Ik draai me om en kijk slaperig in het gezicht van Dolleman, ‘en waarom zou ik?’ murmel ik terwijl ik mijn ogen uitwrijf en overeind ga zitten. ‘Wij gaan met zijn tweeën naar de wegisweg.’ zegt Dolleman. Ik kijk hem aan, ‘wat zei je?’ ‘Je hoorde me wel, hup, opstaan.’ zegt Dolleman streng. ‘Ga dan eerst de kamer uit want ik ga me toch echt niet aankleden waar jij bijstaat!’ snauw ik. Een paar minuten later loop ik luid protesterend de trap af, vergetend dat daar een zeker schilderij hangt met de gewoonte te gaan brullen als het wakker gemaakt wordt. Mijn handen vliegen naar mijn oren als de moeder van Sirius mij in het oog krijgt en begint te brullen dat ik een bloedverrader ben. Sirius zelf komt zijn kamer uitlopen, hij trekt aan de gordijnen en probeert ze weer dicht te trekken. Lupos komt de keuken uitrennen om hem een handje te helpen, ‘was het echt nodig om zo tekeer te gaan?’ vraagt Sirius droogjes aan me. Ik kijk hem aan, ‘ja nou! Dolleman gaat met me mee naar de wegisweg. Dólleman!’ Sirius kan het niet laten te glimlachen, hij schraapt zijn keel en weet zijn lachbui te verbergen, ‘misschien, valt het wel mee. Je hebt per slot van rekening alleen maar een toverstok nodig.’ Ik trek een gezicht, ‘jij hebt makkelijk praten.’ Sirius trekt me mee naar de huiskamer. ‘Oke…dat was nergens voor nodig.’ mompel ik overrompeld. ‘Ik weet het niet hoor, maar ik voel me nogal nutteloos.’ zegt Sirius. Oh shoot dat was ook zo…waarom ben ik dat vergeten?
‘Omdat je je huis aan de Orde hebt geschonken als onderkomen?’ zeg ik. ‘Was je dat even vergeten? Ik wordt nog steeds zwartgemaakt door het ministerie.’ zegt Sirius. ‘Leuke woordspeling vriend.’ zeg ik met een kleine glimlach. Die opmerking moet ik bekopen met een licht tik tegen mijn voorhoofd. Maar ook bij hem kan er weer een kleine glimlach af. ‘Sirius. Mij maakt het niet uit wat je wel of niet doet. Zolang je maar voorzichtig bent, oke?’ Hij kijkt me een tikkeltje vragend aan. Ik staar naar de grond, ‘je bent soms zo…roekeloos. En het is niet dat dat niet goed is…maar…nouja…het kan ook gevaarlijk zijn.’ Hij duwt met zijn hand mijn kin omhoog, ‘je weet iets dat je me niet hebt verteld.’ Het is een conclusie, geen vraag. Ik schud mijn hoofd, ‘ik ga het je niet vertellen Sirius.’ Ik duw zijn hand naar beneden, laat die er langer op liggen dan nodig en loop dan de kamer uit.
Dolleman wenkt me mee en ik zie de bezemsteel die hij is zijn hand heeft, vliegen…Ik mag toch hopen dat dat beter is dan verschijnselen. Want om nu bij alle magische reismanieren mijn eten eruit te gooien… Ik loop achter hem aan, buiten trek ik mijn capuchon over mijn hoofd. Het is kil en zachte regendruppels laten de straten glimmen. Ik stap achterop, maar voel er bar weinig voor Dolleman vast te moeten houden. ‘Hou je vast!’ zegt hij alsof hij mijn gedachten leest. Losjes laat ik mijn armen rond zijn middel glijden. Ik zie hem even zijn hoofd schudden, dan zet hij af. Meteen verstevig ik mijn grip, ‘ho! Wacht! Niet zo snel!’ schreeuw ik half in paniek terwijl ik naar de minieme huisjes, straatjes, auto’s en mensen kijk. Hoogtevrees. Dat kon er ook nog wel bij. ‘Als je het te hoog vind moet je je ogen dicht doen.’ gromt Dolleman terwijl hij even achterom kijkt. Ik doe wat hij zegt en voel dat ik kalmeer. Ik denk aan alle leuke dingen, muziek, verhalen bedenken, Sirius… Mijn ogen vliegen open, dat hoor ik niet te denken! Opnieuw het rijtje, muziek, verhalen bedenken, Sir- lezen, zingen, schilderen, dichten. ‘We zij er.’ Verbaasd doe ik mijn ogen open, Dolleman is lager gaan vliegen en zorgt ervoor dat we in een steegje landen. Vlug stap ik af en steun met mijn hand even tegen de muur voor ik achter hem aanloop de Lekke Ketel in. Het is stoffig binnen en er zitten her en der heksen en tovenaars. Was er hier niet iets met de erwtensoep? Dolleman en ik lopen regelrecht door naar de achterkant van het café. Met zijn toverstok tikt Dolleman een aantal tegels aan en vol verbazing kijk ik toe als de stenen uiteen wijken en een poort volgen. Ik had me veel van de wegisweg voorgesteld. Maar is nog veel gezelliger dan dat. Overal bedrijvigheid, vrolijke kleuren en winkels. Ook hier lopen mensen heen en weer van winkel naar winkel. Dat zou ik ook wel willen, maar Dolleman trekt me ruw mee naar Olivanders toverstokkenwinkel. In het sjofel uitziende winkeltje is het schemerig donker, en her en der brandt een olielamp. Ik slik, dit is het moment van de waarheid, ik kijk Dolleman aan, ‘ik kan toch geen toverstaf kopen zonder geld?’ ‘Perkamentus heeft je geld tot beschikking gegeven.’ zegt Dolleman terwijl hij op een stoel ploft. De toon waarop hij het zegt laat duidelijk horen dat hij het er alles behalve mee eens is. ‘Hij wilt ook dat we voor de zekerheid wat nieuwe kleren voor je kopen. Je kunt niet in dat blijven lopen.’ Hij knikt naar mijn joggingbroek en trui. Ik trek even een gezicht naar hem, ‘nou sorry dat ik niet goed genoeg naar je zin uitzie hoor.’ Brom ik. Maar dan kijken zowel Dolleman als ik op als Olivander verschijnt, ‘ah, en met wie heb ik het- Alastor!’ zegt hij met een diepe stem. ‘We komen voor Robin hier. Ze is haar toverstok verloren.’ Olivander kijkt mij aan, ‘en wat voor toverstok was je vorige?’ Ik staar naar de balie, ‘eh…eikenhout onbuigzaam met het bloed van een draak.’ verzin ik ter plekke. Olivander kijkt me aan, ‘dan zullen we eens kijken wat we kunnen vinden.’ Hij glimlacht even en verdwijnt naar achter. Niet veel later komt hij terug met een smal doosje, haalt er een toverstaf uit en geeft die aan mij. Weifelend pak ik hem aan en zwiep ermee. De kroonluchter valt met een oorverdovend lawaai naar beneden. Geschrokken en met grote ogen naar de kapotte lamp starend leg ik de toverstok terug op de balie. ‘Nee, die is het niet.’ Meneer Olivander verdwijnt mompelend weer naar achter. De tweede en derde zijn het ook niet. Evenals de vierde. Uiteindelijk geeft Olivander het op met de onbuigzame stokken en komt hij terug met een donkerbruine toverstok. ‘Kijkt u eens, 30 centimeter, dennenhout, flexibel en de kern van een eenhoornstaarthaar.’ Hij reikte me de staf aan en meteen wist ik dat dit hem was. Een warm gevoel verspreidde zich vanuit mijn hand naar de rest van mijn lichaam. ‘Dat is hem.’ glimlachte Olivander. ‘Maar toch vraag ik me af…waarom je nu een flexibele stok hebt terwijl de vorige onbuigzaam was.’ Ik keek hem niet aan, ‘ja…apart.’ zei ik ontwijkend terwijl Dolleman betaalde.
Na een kleine twee uur was Dolleman eindelijk tevreden, ik had wat nieuwe kleding en een mantel. Geen mantel waar de leerlingen op Zweinstein mee liepen, maar meer een die een professor zou dragen. Hoe dan ook, ik was er blij mee. ‘Zin in een boterbiertje?’ gromde Dolleman. Hij had een hele tijd geen woord gezegd, blijkbaar nog steeds ontevreden met hetgeen Perkamentus had besloten. ‘Ja, waarom niet.’ zei ik expres vrolijk. Terwijl Dolleman bestelde zocht ik een plekje en pakte mijn staf uit mijn zak. Ik kon niet geloven dat ik echt een toverstaf had. Ik wees met mijn nieuwe aanwinst op een kaars verderop op een tafel, ‘Accio kaars!’ Mijn mond hing een beetje open toen de kaars nog mijn kant uit kwam ook, recht in mijn uitgestoken hand. Ik stopte mijn staf echter weer weg toen ik Dolleman aan zag komen, hij zette een glas voor me neer en plofte op de stoel tegenover me. ‘Het is gevaarlijk weet je.’ Ik keek hem aan, ‘waar heb je het over?’ Hij keek me aan, niet boos, niet geïrriteerd maar meer…begripvol. Mijn blik werd nog verwarrender, ‘wat bedoel je?’ ‘Ik heb het over jou en Sirius.’ ‘Oh, ga je dat weer omhoog halen? Is dat de reden dat je met me mee bent geg-‘ ‘Stop nu even een keer met meteen conclusies trekken!’ zei Dolleman streng. Ik keek hem aan en zei niks. ‘Ik snap dat je…eh…makkelijk verliefd op hem wordt, want die charme heeft hij nu eenmaal. Maar Sirius is nog steeds een voortvluchtige. Bovendien is hij niet iemand om zich…eh…om een relatie aan te gaan.’ Ik had niet het idee dat ik nog verbaasder of geschokter kon kijken dan ik nu deed. Ik kon geen woord uitbrengen. ‘Mijn conclusies waren in deze dus blijkbaar de juiste.’ concludeerde Dolleman. ‘En wat dan nog als ik iets voor hem voel? Al is het alleen maar vriendschap?’ zei ik terwijl ik een slok boterbier nam. Meteen nam ik nog een slok, dat spul was heerlijk! Dolleman keek me nu weer streng aan, ‘mij houd je niet voor de gek. Je praat tegen een schouwer die al ik weet niet hoe lang in het vak zit. Zo heb ik ook het vage idee, dat de stok die je hebt, de eerste is die je ooit in je leven vast hebt gehouden.’ Wauw, die man kon tactisch van onderwerp veranderen. Logisch dat hij zoveel dooddoeners te pakken had gekregen. Toen hij een stuk jonger was natuurlijk. ‘En wat dan nog? Je hoeft toch niet alles van me te weten?’ ‘Ik ben niet de vijand, Robin!’ snauwde Dolleman. ‘Al schijn je dat wel te denken!’ ‘Ik denk het helemaal niet, nu trek je zelf ook conclusies die niet kloppen! Mag een persoon niet eens meer dingen voor zichzelf houden in deze wereld? Ga me niet vertellen dat jij geen geheimen hebt die zelfs ik niet weet, Alastor.’ Ik leunde achterover en klokte de rest van mijn boterbier naar binnen. ‘Misschien kunnen we beter gaan voor we weer in een ruzie terecht komen, en jij doodleuk besluit om mij niet meer mee terug te nemen naar Het Grimboudplein.’ Voegde ik eraan toe en ik stond op. Tot mijn verbazing glimlachte Dolleman toen ik dat zei, en volgde mijn voorbeeld.
Pfoe Dolleman is inderdaad goed!!
Niets ontgaat hem!
Robin en Sirius samen?
Hmm dat idee staat me wel aan!!