Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Lost in Harry Potter » Distance
Lost in Harry Potter
Distance
‘…en dit is mijn nieuwe assistente.’ Stelde Sneep me met een stalen gezicht voor aan de leerlingen in de kerkers. Eerstejaars met blije, vrolijke gezichten die blijkbaar niet konden wachten om te beginnen. De enige die hier niet enthousiast over was in het lokaal was Sneep. Maar ik had ook niet anders verwacht.
Terwijl hij de klas toesprak pakte ik een lijst van tafel, de ingrediënten voor de toverdrank stonden erop. Even keek ik in Sneep’s richting, maar die lette nergens op. Ik liep naar de kast en trok die open. Ik snapte niet dat de eerstejaars nog steeds zo opgewonden waren, de lessen waren al ruim drie weken geleden begonnen, maar aan de nieuwe leerlingen die we nog niet kende leek geen einde te komen. Ik keek achterom terwijl ik de ingrediënten op een tafel legde. Jep, die kleintjes wilde wel, of ze nou een chagrijnige toverdrankleraar hadden of niet.
‘Ligt het aan mij, of worden die kids met het jaar vrolijker.?’ mompelde ik terwijl ik naast Sneep kwam staan en keek hoe de leerlingen een poging deden tot het brouwen van een niet gevaarlijke toverdrank.
‘En kleiner.’ voegt Sneep er zo zacht aan toe dat alleen ik hem hoor.
‘Nu, ben, ik, het, ZAT!’ snauwt Sneep met zijn gezicht vlak bij dat van mij. Ik kijk hem gemaakt onschuldig aan, ‘wat heb ik nu weer verkeerd gedaan?’ ‘Of jij werkt niet naar behoren! Of jouw toverstaf heeft de verkeerde persoon gekozen! Je toverkunsten gaan nergens over! Er zit niet het kleinste beetje kracht achter, hoe verwacht je dan mij tegen te kunnen houden als ik je gedachten binnendring?!’ legt Sneep boos uit. Ik doe een stap naar achteren, ‘weet ik veel! Ik doe mijn uiterste best! Denk je dat ik mezelf niet afvraag waarom ik een toverstok heb als hij toch niet wer…’ mijn adem stokt in mijn keel. Ik weet het! Ik weet waarom ik niet naar behoren kan toveren! Ik kijk Sneep aan, ‘oke, alsjeblieft! Geef me even de tijd om iets te fixen zodat ik wèl kan toveren! Hoop ik.’ Sneep kijkt me minachtend aan. ‘Kom op! Ik ga mijn best doen om het te fixen!’ zeg ik.
‘Opschieten. Nu! Voor ik me bedenk.’ Sneep zet een stapje opzij en ik ren langs hem heen de gangen door. Ik moet de tweeling vinden.
‘Fred! George!’ slippend kom ik de hoek om en sla mijn armen om elk van de jongens, ‘mag ik jullie om een gunst vragen?’
Even kijken de twee elkaar aan, ‘wat dan?’ vragen ze in koor. ‘Ik weet, dat jullie bezig zijn met magisch vuurwerk. Hebben jullie al een testpersoon weten te vinden?’ ‘Wat? Meld jij je aan als vrijwilliger?’ lacht Fred. Ik schud mijn hoofd, ‘dat mocht je willen. Maar ik kan wel iemand bedenken. En dan bewijzen jullie mij meteen een dienst.’
‘Wie dan?’ vraagt George.
Ik ga voor ze staan en kijk ze triomfantelijk aan, ‘Omber.’
Even kijken ze elkaar aan, maar dan moeten ze hard lachen, ‘ongelofelijk dat we daar zelf niet aan hebben gedacht!’ roepen ze tegelijk. ‘Maar, waar heb je ons nog meer voor nodig?’ ‘Als jullie haar afleiden, kan ik haar kantoor in, ik moet haar haardvuur gebruiken. Dat is de enige die niet gecontroleerd wordt door het ministerie.’ leg ik uit.
‘En waar moet je heen dan?’
‘Ik moet even iets naar “het huis”ť brengen.’ zeg ik terwijl ik met mijn vingers aanhalingstekens maak bij “het huis”ť. De broertjes grijnzen, ‘je weet wel wanneer je kan.’ Dan lopen ze weg.
Ik kijk voorzichtig om het hoekje van het beeld waar ik achter sta. Recht voor me zie ik de deur naar het Verweer tegen de zwarte Kunsten lokaal. Ik kijk de gang door, waar blijven die twee nou? Ik heb het me nog niet goed en wel afgevraagd als ik ze zie verschijnen. Als ze mij zien knipogen ze even en steken hun vuurwerk aan. Dat gaat Hermelien niet op prijs stellen. Ik grijns, maar dat doet nu even niet ter zake. De deur van het lokaal vliegt open, ‘wat is er aan de hand?’ roept de vreselijke meisjesstem van Dorothea Omber die de gang oploopt. Als ze de tweeling weg ziet rennen weet ze niet hoe gauw ze erachteraan moet, en in no time is ze in de rook verdwenen.
Als het goed is heeft ze nog geen “alarm”ť in haar kantoor en kan ik rustig vertrekken. Ik gooi de deur open, kijk even wagelijk naar alle poesjes en het knalroze wat me tegemoet komt, maar gris dan het bekend uitziende poeder van de schouw. Gooi er wat van in het vuur en de vlammen laaien groen op, hier gaat niks. Ik stap in de vlammen en zeg zo luid mogelijk: ‘Grimboudplein 12!’
Het is of ik opgezogen wordt en door een nauwe pijp gespoeld word. Dan voel ik grond onder mijn rug en schiet ik met een gil de keuken van Grimboudplein 12 in. Ik knal iemand omver, maar dat deert even niet. ‘Het is me gelukt!’ roep ik triomfantelijk.
‘AU!’ roept de stem van Lupos. Met een grijns krabbel ik overeind en help hem overeind, ‘sorry Remus.’
‘Wat doe jij hier? Jij zat toch op Zweinstein? Met professor Sneep?’
‘Ik eh…moet even iets doen. En daarom gaf hij me toestemming er tussenuit te knijpen.’ Lupos trekt een wenkbrauw op, ‘werkelijk?’
‘Wat, geloof je me niet dan?’ ik kijk Lupos even veelbetekenend aan. Hij glimlacht, ‘nee, dat is het niet. Maar Sneep is niet iemand die…iemand zomaar “ergens tussenuit laat knijpen”ť.’ Ik haal mijn schouders op, ‘mij dus wel, waar is Knijster?’
‘Je hebt Knijster nodig?’
‘Min of meer ja.’
‘Die zal wel ergens door het huis zwerven, net als Sirius. Ik moet ervandoor. Ik zie je nog wel.’ Lupos loopt naar de deur en kijkt, voor hij wegloopt, even naar links en rechts. Meteen ren ik de trap op naar de woonkamer, even sta ik stil om te horen of ik gemompel hoor. Maar niks. Opnieuw ren ik naar de keuken en bonk op zijn kast. Die gaat krakend open. Met zijn waterige oude ogen kijkt Knijster me aan, ‘ja?’ ‘Knijster, ik heb je hulp nodig.’
‘Knijster helpt alleen meester Zwart-’ ‘Ja, ik ben een vriendin van je meester, dus mag ik je om hulp vragen. Bovendien denk ik dat ik jou er ook mee help.’ Nu kijkt de oude elf me met ietsje meer interesse aan, ‘wat moet Knijster doen dan? En waar kan vriendin van meester mij mee helpen?’
Ik haal het medaillon tevoorschijn, ‘dit komt je bekend voor nietwaar?’ Ik had het niet hoeven vragen, zodra hij het medaillon zag kregen zijn ogen de verdachte glinstering van iemand die in huilen uit gaat barsten. Voor hij daar toe in staat was zei ik vlug: ‘Wil jij Levenius Lorrebos zoeken en hem hier brengen? Ik moet hem dit geven.’ ‘Het behoort mijn meester toe!’ riep Knijster. Ik duwde mijn hand tegen zijn mond, ‘sst! Ik beloof je dat jij het ook weer zult krijgen, maar niet nu!’
‘Iemand die Knijster iets beloofd.’ mompelde Knijster weer in zichzelf. Ik keek om me heen en zag een mes op het aanrecht liggen. ‘Ik beloofd het je.’ Zei ik nog een keer duidelijk terwijl ik de punt van het mes in mijn hand stak. Het leek vreemd om zo ver te gaan voor een huiself, maar ten eerste móést dit, en ten tweede…Hermelien zou trots op me zijn. Knijster keek naar het bloed dat op de vloer drupte, toen knipte hij in zijn vingers en verdween met achterlating van een nagalmende beng! Ik vloekte binnensmonds, die moest door het hele huis te horen zijn geweest. Ik stond op en wilde naar de tafel lopen toen ik Sirius in de deuropening zag staan. Ik bleef als verstijfd staan. ‘ik dacht al stemmen te horen.’ mompelde hij terwijl hij de keuken inliep. Ik liep een stukje verder om de tafel heen, ik wist niet waarom, maar ik moest onwillekeurig denken aan het laatste gesprek dat ik en Dolleman gehad hadden. En waarin hij me gewaarschuwd had. Ik gaf geen antwoord. Hij keek me een beetje verward aan, ‘wat is er?’ ‘Niks.’ zei ik net iets te snel, en hij trok een wenkbrauw op, ‘o-kee.’ Hij liep mijn kant uit. Maar ik liep, opnieuw te vlug, een paar stappen bij hem vandaan. Ik klemde het medaillon achter mijn rug in mijn vuist.
‘Ontloop je me?’ Sirius besloot de rechtstreekse confrontatie aan te gaan. ‘Ik…nee…misschien.’ zei ik vertwijfeld.
‘Welke van de twee?’ hij kon het niet nalaten te glimlachen. Ik keek hem schuldbewust aan, ‘het spijt me, Sirius. Dolleman heeft nogal op me ingepraat op de Wegisweg.’ Er ging een wenkbrauw omhoog, ‘en wat dan nog?’
‘Bovendien ken ik je toekomst.’ ging ik door.
‘Ja, en wat dan nog? Wat gaat er gebeuren?’
Ik slikte, was dit het juiste moment wel om het hem te vertellen? Ik keek hem aan, zijn knappe gezicht stond vragend. Hij deed vastberaden nog een stap in mijn richting. Toen ik opnieuw uit zijn buurt wilde stappen voelde ik een muur. Shit! Nu kon ik echt nergens heen! Hij boog zich naar me toe, ‘wat gaat er gebeuren?’ vroeg hij opnieuw. Ik keek hem opzettelijk niet aan, ‘je g- je gaat dood.’ zei ik vrijwel onverstaanbaar. Maar niet onverstaanbaar voor hem. Even stond ik mezelf toe hem aan te kijken, maar zijn blik leek onveranderd. ‘Ik ga dood? Weet je dat zeker?’
‘Nee.’
Nu keek hij verrast.
Ik moest het hem maar opbiechten nu ik toch eerlijk bezig was. Ik keek hem aan, ‘ik...eh…als het zou kunnen, zou ik je redden. Want ik wil niet dat je doodgaat.’ Er viel een doodse stilte na die woorden. Tot Sirius zijn hand naast me tegen de muur zette, ‘en wat nou als het moet?’ ‘Als ik echt in een andere dementie zit waar jullie allemaal echt blijken te bestaan…kan ik je redden. Kan ik iedereen die doodgaat redden, als ik dat zou willen.’
‘Maar dat wil je niet?’
Ik keek hem aan, ‘ik wil jou redden.’ zei ik. Hij kijkt me grijnzend aan, ‘en waarom?’ Ik doe mijn mond open om antwoord te geven (of niet) maar dat moet ik Sirius schuldig blijven. Een harde knal en twee figuren rollen letterlijk over de keukenvloer. Sirius draait zich om, ‘Levenius?’ zegt hij verbaasd. ‘Knijster?’
‘Knijster heeft hem!’ roept Knijster tegen mij terwijl hij triomfantelijk overeind komt op zijn kromme beentjes. Vlug duik ik onder Sirius’ arm door en loop naar de twee toe. Ik ontwapen Levenius en houd hem het medaillon voor, ‘ik heb wat voor je. Maar ik waarschuw je. Verkoop het aan niemand anders dan Dorothea Omber!’ zeg ik. ‘En waarom zou ik jou vertrouwen?’ zegt Levenius met zijn ogen op mijn toverstok gericht. ‘Omdat de anderen je mogen wil dat niet zeggen dat ik dat ook d-’
‘Levenius!’ zegt Sirius waarschuwend. ‘Ze geeft je nota bene nog gratis verkoopwaar ook!’ ‘Maar ik laat me niet vertellen aan wie ik het moet verkopen.’ mort Levenius chagrijnig. ‘Ik denk niet dat er heel veel gegadigden zullen zijn voor zo’n lel- hanger.’ zeg ik mezelf verbeterend. Daar lijkt over nagedacht te worden. Sirius benut die situatie en trekt me weg, ‘waarom geef je dat medaillon aan hem?’
‘Omdat dat moet. Hij hoort het in handen te krijgen! En ik kan je een keuze geven, hij steelt het, of ik geef het.’ zeg ik zacht.
‘Ik hoop dat je weet wat je doet.’
Ik glimlach, ‘heb ik dat ooit niet geweten dan?’ ik wil me omdraaien, maar blijkbaar is Sirius nog niet uitgepraat want hij pakt mijn pols. ‘Ik wil nog steeds antwoord op mijn vraag als Levenius weg is.’ Ik kijk hem aan, ‘dat zal niet gaan, ik moet ook weer terug naar Sev- Sneep.’
Sirius trekt zijn neus op, ‘hij behandeld je hopelijk wel een beetje naar behoren?’ ‘Voor zover je van Sneep kan verwachten wel.’ zeg ik. ‘En mag ik mijn hand terug?’ Ik kijk weer naar Levenius die krabbelt overeind, ‘goed. Jij krijgt je zin.’ Ik grijns en gooi hem het medaillon toe, ‘onthoud nou maar dat je hiermee gered word van een paar weekjes Azkaban.’ zeg ik. Onder luid gemopper verlaat Levenius het huis. ‘Ik moet echt gaan, anders loop ik wel de kans van kant gemaakt te worden.’ zeg ik tactisch en loop naar de haard. ‘Ho ho ho. Niet zo snel! Sneep kan wachten.’ Sirius houdt me tegen.
‘Niet dus.’
‘Het moet maar! Waarom wil je me redden? Ben ik zo belangrijk?’
‘Ja.’
‘Robin!’
‘Ja wat wil je horen? Ja je bent belangrijk, en je bent roekeloos, dus in die zin is het niet raar dat je doodgaat.’
‘Wat is het nou? Ben ik belangrijk of verdien ik het?’
Ik schiet in de lach, ‘beide een beetje?’
‘Dus ik moet minder roekeloos worden?’
‘Zou je dat kunnen dan?’
Hij loopt naar me toe, ‘als het van jou moet wel.’ zegt hij speels. Ik kijk hem aan, ‘dan zeg ik ja. En nu moet ik gaan.’ Ik draai me met al mijn wilskracht om en loop naar het vuur. Ik knipoog even naar hem voor ik in het vuur stap en verdwijn.
‘Waarom duurde het zo lang!’
‘Ik werd opgehouden.’
‘Door Zwarts zeker?’
‘En wat dan nog Sneep? Ik ben er nu weer. Je kunt me vervloeken wat je wilt en ik zal braaf proberen je te blokken.’ zucht ik vermoeid. Sneep zit nu al een half uur een tirade af te steken over hoe lang hij wel niet heeft zitten wachten tot ik terug kwam. ‘Heb je me gemist dat je zo boos bent?’ vraag ik pesterig. Sneep buigt zich boos naar me toe, opnieuw zitten we neus tegen neus, ‘dat! Is een zeer ongepaste vraag!’ snauwt hij. ‘Is het alleen maar ongepast? Want dan heb ik er nog een paar.’ kets ik terug. Ik geef toe dat ik niet verwacht had zo’n grote mond te hebben. Ik zie Sneep nog bleker worden dan hij al is. Oeps, nu moet ik uitkijken. ‘Sorry, ik ging te ver.’
Hij gaat weer rechtop staan, ‘ik ben blij dat ik dat er niet in hoef te vervloeken.’ Met een ruk kijk ik hem aan, ‘dat had niet gemogen!’ zeg ik verontwaardigd. ‘Probeer het maar niet uit.’ waarschuwt Sneep me. ‘En nu ga je je best weer doen me te blokken!’ Nu loop ik te morren en ga voor hem staan met getrokken toverstok.
‘Legilimens!’
SiriusRobin
Verder pleas