Hoofdcategorieėn
Home » Harry Potter » Another fight against evil - complete » Hoofdstuk 20: het visioen wordt werkelijkheid
Another fight against evil - complete
Hoofdstuk 20: het visioen wordt werkelijkheid
Die ochtend stond er op de voorpagina van de Ochtendprofeet een opmerkelijk artikel.
Massale ontsnapping uit Azkaban
Deze ochtend heeft er een grootschalige ontsnapping plaastgevonden uit Azkaban, een aantal van de beruchste dooddoeners zijn weer op vrije voeten. Hoe de ontsnapping tot stand is gekomen en waarom de dementors niet hebben ingegrepen is een groot vraagteken. De Minister van Toverkunst weigert informatie vrij te geven. (lees verder pag 5)
Sandra zat op haar kamer, waarom moest ze nu zo nodig straf schrijven? Net op de dag dat ze naar Zweinsveld mochten. Echt iets typisch voor Sneep. Maar ze was blij dat ze gewoon strafregels moest schrijven en die gewoon morgen moest inleveren in de plaats van in zijn muffe kantoortje te zitten, waarschijnlijk was hij zelf nu aan het genieten van een botebiertje bij madame Rosmerta. Alhoewel ze Sneep niet echt het type vond om gezellig een boterbiertje te gaan drinken. Met een diepe zucht nam ze een veer en begon te schrijven. Na een uur rekte ze zich uit, geeuwde en liep haar kamer uit, haar strafwerk nam ze mee. Ze vond het wel beangstigend, bijna heel Zweinstein was uitgestorven. Er liepen enkel nog een paar leerkrachten rond. De eerste- en tweedjaartjes zaten verspreid over de bibliotheek en hun leerlingenkamers. Ze liep door de grote poort naar buiten richting het meer. Daar zette ze zich neer en begon verder te schrijven. Plots viel haar oog op een raar uitziende hoed, hij was helemaal platgedrukt en daarna weer opengevouwen, precies een accordeon. Ze wou hem oprapen en hem naar het leraarslokaal brengen maar toen ze hem aanraakte voelde ze een ruk aan haar navel en werd ze de duisternis in getrokken. Ze wou gillen maar de gil bleef steken in haar keel. Net toen ze het gevoel had dat ze helemaal ging worden platgedrukt viel ze neer op de grond van een vies uitziende kamer. Ze wist waar ze was, het krijsende kot. Voor haar stond Bellatrix van Detta.
“Wel, wel, wel, wie we daar hebben, Sandra van Detta, hoe gaat het met je?”¯
“Mijn naam is Higson,”¯ antwoordde ze met opeengeklemde kaken. Bellatrix keek haar grijnsend aan.
“Wat moet jij?,”¯ vroeg Sandra.
“Niet zo onvriendelijk tegen je tante hè, mijn plannetje heeft dus gewerkt zie ik.”¯
“Wat moet je?”¯ vroeg Sandra weer.
“Ooh, heb ik het je nog niet verteld? De Heer wilt jou gezin uit de weg ruimen, je broertje is al dood, nu is het jou beurt.”¯
Sandra's ogen werden groter en de greep rond haar toverstok werd minder.
“Is Jacob ... dood?”¯
Bellatrix grijnsde gemeen en nam haar toverstok vast. “CRUCIO!”¯
Voor Sandra besefte dat Bellatrix de spreuk had uitgesproken lag ze al kermend van de pijn op de grond. Bellatrix hief haar toverstok op en keek haar minachtend aan.
“Je broertje was een leuker slachtoffer, toen ik hem wijsmaakte dat ik jou had vermoord viel hij me aan met zijn vuistjes.”¯
Sandra klemde haar kaken op elkaar en keek Bellatrix strak aan.
“Waarom, heb je mijn broertje vermoord?”¯ vroeg ze terwijl ze allerhande vervloekingen ontweek die Bellatrix nu vrolijk in het rond strooide.
“Omdat de Heer dat wou,”¯
“Mijn broertje heeft Jeweetwel niets aangedaan.”¯
“Hij sabboteerde de plannen van de Heer.”¯
Een groene flits. Sandra sprong snel opzij. De groene straal miste haar op een haar na. Sandra kreeg een woedende flikkering in haar ogen.
“CRUCIO,”¯ riep ze. De dooddoener was volkomen verrast en de spreuk trof haar vol in de borst. Sandra keek haar aan. Ze hief haar toverstok op. Bellatrix hijgde nog na.
“Volgens mij was het geen opdracht, Bellatrix. Jij wilt gewoon onze familie uitmoorden. Maar waarom? Waarom?”¯
“Omdat, mijn liefste Sandra, jou gezin een schande is voor de gehele familie. Wij staan allemaal aan de kant van de Heer, behalve jou gezin. Dat hebben we niet zo graag.”¯
“Op een dag zul je spijt hebben dat je voor Jeweetwel hebt gekozen, Bellatrix. Ik vind het spijtig dat onze familie zich rond Jeweetwel heeft geschaard. Vroeger was het nog allemaal rozengeur en maneschijn, heel de familie gezellig samen bij de kerst. Totdat Jeweetwel kwam. Hij verwoestte het huis. Hij vermoordde een paar mensen. En hij schreeuwde: 'Wie zich bij mij voegt spaar ik van de dood.' Jullie geloofden hem, gaven je over en werden dooddoeners. Maar mijn ouders, ik en mijn broertje hielden onze toverstok vast. Wij zouden ons nooit overgeven, nooit. Ik was toen nog heel klein, maar ik herinner het me nog allemaal Bellatrix. De groene flits, het dode lichaam van mijn vader op de grond. Mijn moeder die mijn hand vast nam en mijn broertje en toen verschijnselde…
“Ik moet je treurige verhaaltje niet weten, Sandra,”¯ onderbrak Bellatrix haar.
“ Ik leef in gunstige omstandigheden. Jullie moeten voortdurend vluchten. Ik kan op mijn gemak leven, zonder schrik te hebben van de dood. Jullie kunnen elke dag vermoord worden.”¯
“Ik ben nog liever dood dan mij bij Jeweetwel te voegen!”¯
“Avada -”¯ “PROTEGO.”¯
Het gevecht was terug begonnen. Het meisje en de vrouw cirkelden om elkaar heen terwijl ze allerlei vloeken op elkaar afvuurden.
“Ik ben blij met het leven dat ik heb, Bellatrix, ik ben misschien wel op de vlucht, maar ik ben gelukkig. Jij moet altijd met de angst leven ofdat Jeweetwel je nog wel vertrouwt, waar is hij trouwens? Hij is al jaren vermist. Volgens mij doe je dit gewoon om in beter blaadje te staan bij Hem als hij terugkomt, om te kunnen vertellen dat je niet hebt stilgezeten! Je wilt altijd de beste dooddoener zijn, je vermoord veel mensen. Je bent sterk veranderd Bellatrix, van een lieve tante naar een boze stiefmoeder.”¯
“Jij denkt dat ik niet gelukkig ben? Ik kan je vertellen, Sandra, dat ik het zalig vind om mensen te vermoorden. Het geeft mij een gelukzalig gevoel. En ja, ik wil de beste dooddoener zijn, want weet je Sandra, ik weet gewoon dat de Heer zal terugkeren. En ik zal bijna de enige zijn die gelooft heeft dat hij zou terugkeren. De Heer zou mij veel respect geven, hij zou me blindelings vertrouwen. Dat is mijn droom, en die droom zal werkelijkheid worden.”¯
“Ben je misschien verliefd op Jeweetwel ofzo? Je spreekt over hem alsof het de belangrijkste persoon op aarde is.”¯
“Dat is Hij ook, Hij is de belangrijkste, de grootste, de machtigste.”¯
“Hij verwoest de wereld, Bellatrix, wil jij leven in een wereld waar er enkel duisternis is, een wereld waarin alle mensen vluchten? Een wereld waar alleen maar Jeweetwel en dooddoeners en bange tovenaars bestaan?”¯
“Ja, Sandra, dat wil ik.”¯
“Je bent gestoord!”¯
“EXPELLI -”¯ Een groot wit schild beschermde Sandra.
“Je bent waarschijnlijk vergeten dat ik heel goed ben in spreuken uitvoeren zonder ze uit te spreken, Bellatrix, en gaan we nu overschakelen op een zwakkere spreuk, expelliarmus? Ik dacht,...”¯
“Neen, dat ben ik niet, maar ik ben daar ook heel goed in. En ik weet dat jij vanavond zult sterven, in dit kot, en ik zal je moordenaar zijn!”¯
“Je gaat dus een zuiver bloed vermoorden Bellatrix? Je weet dat Jeweetwel zoveel mogelijk Zuivere bloed-tovenaars wil sparen!”¯
“Jij bent geen zuiver bloed, jij bent een bloedverraadster!”¯ gilde Bellatrix
“Liever dat, dan een dochter van dooddoener.”¯
“Verkeerde keuze liefje, je weet net zo goed als ik dat het uiteindelijk de Heer en de dooddoeners zullen zijn die zullen heersen. En dan ben je beter een dooddoener als je niet als vuil wilt behandeld worden.”¯
“Jeweetwel is een zeer goede tovenaar, maar hij zal nooit over de wereld heersen. Je vergeet dat er ook nog de Orde is!”¯
“Alsof die orde de Heer zal kunnen verslaan.”¯
Plots schoot Sandra's toverstok uit haar hand. Bellatrix had zonder geluid, onverwacht, de spreuk expelliarmus uitgesproken. Sandra's ogen werden groot, ze schuifelde achteruit.
“Vermoord me maar Bellatrix, vermoord me maar op de lafste manier die er bestaat!”¯
“Ik ben niet laf!”¯
“Dat denk jij! Herinner je nog de trouw van mijn ouders? Toen dat jij getuige was? Je was zo blij voor mijn ouders, je was zo graag getuige. En toen dat je mijn meter werd? Je ogen glinsterden toen ik in je armen lag. En nu wil je ons vermoorden? Je wilt de mensen vermoorden waar je zoveel van hield? De mensen die je blindelings vertrouwden? Doe het dan Bellatrix, vermoord me maar, vermoord je metekind maar!”¯
Bellatrix liet haar toverstok hangen, ze dacht terug aan die fijne herinneringen, die het meisje bij haar opriep. Ze was zo gelukkig geweest, de goede oude tijd. Nu leefde ze in complete duisternis, ze wist de betekenis van liefde of vriendschap niet meer. De woorden gelukkig en blij waren uit haar leven gewist. Maar ze was liever dooddoener dan in angst te leven voor de Heer, de Heer die zo goed voor haar was geweest. De Heer die terug zou komen. Ze hief haar arm opnieuw op, ze richtte haar toverstok op Sandra's hart. Woede blonk in haar ogen.
“Doe het maar Bellatrix! Ik zal je niets in de weg staan.”¯
Plots kwam Sam binnengestormd, op de voet gevolgd door Fred, George, Leo en Katja.
“Wat doen jullie hier?”¯ vroeg Sandra.
Ze antwoordden niet. Sam haalde zijn toverstok uit zijn zak. De toverstok van Bellatrix vloog uit haar hand recht in de zijne. Maar hij liet hem snel terug vallen. Blaren verschenen op zijn hand. Bellatrix lachte.
“Je kunt me niets maken, jongetje, niets!”¯
Plotseling kwamen er allemaal dooddoeners tevoorschijn. Een stuk of 5 waren het. Bellatrix lachte opnieuw.
“Dood ze!”¯ schreeuwde ze. Groene stralen vlogen de kamer rond. Sandra stond nog altijd op dezelfde plek. Sam en zijn vrienden liepen naar haar toe terwijl ze de groene stralen ontweken. Allemaal hadden ze een wit schild dat zich beschermde. Sam raapte Sandra's toverstok op en wierp hem naar haar toe. Ze stonden alle 6 naast elkaar. Ze riepen tegelijk PROTEGO en een groot schild verscheen. Ze werden er helemaal door omhuld. Groen stralen ketsten eropaf en schoten terug naar de dooddoeners. Drie vielen dood neer. Bellatrix' glimlach verdween. Ze greep haar toverstok en met een simpel zwiepje verdween het schild. De zes jongeren keken verbaasd maar herstelden zich snel. Er waren nog drie dooddoeners over. Sandra liep op Bellatrix af. Ze zetten opnieuw een stil gevecht in gang. Geen van beiden zei een woord. Maar toch schoten er allerlei stralen uit hun toverstokken. Sam en Katja vochten met een andere dooddoener. Ze waren aan de winnende hand. De dooddoener viel door een gat in de vloer en verdween in de diepte. Zijn schreeuw vulde de kamer. Fred, George, en Leo rekenden ondertussen met de twee andere dooddoeners af. Sandra en Bellatrix waren nog altijd aan het vechten. De vijf vrienden keken ademloos toe. Een groene straal kwam uit de stok van Bellatrix en ging recht op Sandra af. Sam keek met grote ogen toe en toen, als in een impuls sprong hij tussen de straal en Sandra in. Hij nam Sandra's hand vast, zijn liefde voor haar vulde heel zijn lichaam. De straal raakte hem vol in de borst. Bellatrix lachte triomfantelijk en verdween. Sandra liep op hem af. Ze knielde bij hem neer en nam zijn hand vast. Haar andere hand legde ze op zijn hart, het klopte nog! Heel onregelmatig, maar het klopte nog! Vol goede hoop legde ze haar oor bij zijn mond, hij ademde heel lichtjes met veel haperingen, maar hij ademde.
“Hij leeft nog!”¯ schreeuwde ze. “Sam leeft nog!”¯
Fred, George, Leo en Katja kwamen dichterbij, elk om de beurt voelden ze aan zijn hart en luisterden ze naar zijn ademhaling. Sandra had gelijk. Sam had de vloek des doods overleeft.
Sandra liep de ziekenzaal binnen. Sam was nu al 5 dagen bewusteloos. Heel de school was in rep en roer, ook al had Perkamentus het feit dat Sam de vloek des doods had overleefd zo goed mogelijk proberen te verbergen wist heel de school ervan. Iedereen had een ander verhaal. Het één al wat straffer dan de ander.
“Sam was in een gevecht met 5 dooddoeners toen die plots alle 5 de vloek des doods uitspraken, de stralen raakten hem alle 5 en hij leeft nog altijd!”¯
“Maar nee, hij was wel in gevecht met meerdere dooddoeners maar hij werd maar door één straal geraakt!”¯
“Volgens mijn broer, die een hele goede vriend is van een goede vriend van een vriend van Leo, was Sam Sandra aan het beschermen tegen drie dooddoeners toen hij geraakt werd!”¯
“En volgens Ron, de broer van Fred en George, waren er zelfs uilen aanwezig die hun heel de tijd aanvielen terwijl die dooddoeners allerlei vloeken op hen afvoerden!”¯
En natuurlijk wist niemand wat er echt was gebeurd buiten Sandra, Fred, George, Leo, Katja en de leerkrachten. Sam lag stil in zijn bed. Zo lag hij er al 5 dagen, hij had een zuurstofmasker op en kreeg elke avond een speciaal medicijn voor zijn hart. Sandra ging op de stoel naast zijn bed zitten en nam zijn hand vast. Zachtjes streelde ze met haar duim over zijn hand. Ze keek naar zijn gezicht dat rust en vrede uitstraalde en luisterde naar zijn gebrekkige ademhaling. Ze hoopte dat alles goed zou komen. Plots trilden zijn oogleden en tien seconden later keek Sandra recht in zijn blauwe ogen. Die staarden haar aan en vielen toen terug dicht. Sam kreunde. Sandra liet zijn hand voorzichtig los en liep naar het kantoortje van Madame Pleister.
“Madame, Sam heeft zijn ogen geopend!”¯
Madame Pleister kwam vlug haar kamertje uit en liep naar het bed van Sam. Die deed af en toe zijn ogen open om ze dan bijna onmiddelijk weer te sluiten.
“Rustig jongen, kalm blijven, het is normaal dat je ogen niet direct open willen, laat ze maar dicht.”¯ zei Madame Pleister zacht.
Sam gehoorzaamde. Zijn ademhaling werd beter nu hij uit zijn bewusteloze toestand was. Toen zijn ademhaling drie minuten normaal klonk haalde Madame Pleister het zuurstofmasker weg. Sam opende zijn ogen weer. “Wat is er gebeurd?”¯ fluisterde hij.
“Sssst, niets zeggen, je moet rusten, dat is zeer belangrijk.”¯ zei Madame Pleister.
Ze fronsde haar voorhoofd, ze had nog geen enkele patiënt gehad die de vloek des doods had overleefd dus ze wist niet echt goed wat ze moest doen. Ze legde haar hand op zijn hart. Dat klopte iets regelmatiger. “Blijf jij hier? Dan haal ik even het medicijn voor zijn hart,”¯ zei Madame Pleister tegen Sandra. Sandra ging weer op de stoel zitten en nam zijn hand weer vast. Sam glimlachte en sloot zijn ogen weer. “Ik voel me zo moe!”¯ fluisterde hij.
“Je bent vijf dagen bewusteloos geweest, misschien is dat wel normaal.”¯
“Vijf dagen?”¯
“Slaap maar, als je terug wakker bent vertel ik je wel wat er is gebeurt.”¯
“Graag, het enige wat ik me herrinner is een groene flits en een gezicht, ik denk dat van Bellatrix van Detta.”¯
Madame Pleister kwam terug. Ze smeerde zijn hartstreek in met een speciale zalf en liet Sam een pilletje slikken. “Dat is tegen de misselijkheid, slaap nu maar, dan genees je sneller.”¯
Sam gehoorzaamde weer. Hij sloot zijn ogen en viel bijna onmiddelijk in slaap. De volgende morgen was hij een heel stuk beter, hij kon zijn ogen openhouden en kon al langer dan twee uur wakker blijven. Het nachtkastje naast zijn bed puilde uit van de cadeaus en de kaartjes. Er weren er zelfs een paar op de grond gevallen. Glimlachend opende hij ze één voor één. Bij die van Ron moest hij hard lachen: 'Is het echt waar dat jullie tijdens het gevecht werden aangevallen door uilen? Dat lijkt mij een beetje raar, ik vind uilen namenlijk de liefste dieren van de hele wereld. Ik kan me echt niet voorstellen dat die jullie zouden aanvallen!'
Madame Pleister hoorde hem lachen en kwam naar hem toe.
“Zo, zo, ik zie dat meneer Lewis goed begint te genezen is, goed zo. Maar ik zou het toch maar rustig aan doen als ik van jou was, je hebt zes dagen geleden nog met dooddoeners gevochten, een vloek des doods overleefd en je bent vijf dagen bewusteloos geweest terwijl je ademhaling en je hartslag allesbehalve normaal waren!”¯
Sam's mond viel open van verbazing. Hij had de vloek des doods overleefd!
“Van dat snoep zou ik ook nog even afblijven en ik wil je toch nog een paar dagen hier houden hoor!”¯
Sam kniktje braafjes ten teken dat hij akkoord was. Op dat moment kwamen zijn vrienden binnen. “Heej Sammieboy, eindelijk je oogjes geopend?”¯ riep Leo terwijl Fred hem een stevige klap op zijn schouder gaf. “De vloek des doods overleven, dat doet niet iedereen je na hoor!”¯
George grijnsde naar hem. “Ik heb altijd al geweten dat je speciaal was!”¯
“Ga je die zoutzuurtjes niet opeten? Ik wil ze anders wel hebben hoor!”¯
“Ja Leo, ik ga die zoutzuurtjes opeten!”¯ Leo trok een pruillip.
“Maar je mag er wel een aantal hebben als ik de zak heb open gedaan.”¯
Leo glimlachte breed. “Ik wist wel dat je een goede vriend was!”¯ En hij gaf hem een stevige knuffel. “Rustig, rustig!”¯ riep Madame Pleister “Mijn patiënt heeft rust nodig!”¯
“Excuseer mij Madame, ik zal mij vanaf nu rustig houden,”¯ zei Leo braafjes.
Madame Pleister trok haar wenkbrauwen op.
“Goed, ik ga naar mijn kantoortje, maar ik hou jullie in de gaten!”¯
Reacties:
Geniaaal! :d dit is echt een top top top hoofdstuk! Snel verder????
Wauw, het is echt SUPER
Snel verder please