Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Symfonic Tales » 5.
Symfonic Tales
5.
Jazz Wagner
De afstand vanaf het station naar de studio waar ik moet zijn is loopbaar, en juist daarom voel ik de vlinders in mijn buik bijna tot een explosie komen op het moment dat ik mijn eerste stap op het perron zet. De trein staat stil, en ik zie de borden op het station in volle glorie onder de zon naar me staren. Hamburg, en nu echt.
Ik probeer weg te slikken wat ik voel, maar tevergeefs, en met een laatste wanhopige poging hijs ik mijn tas maar gewoon wat hoger wat op om mezelf een houding te geven. Het geluid van de stad hier is anders en toch hetzelfde. Lawaai van auto’s, vloekende taxichauffeurs, treinen en toeristen op zoek naar hun hotel, maar het zijn niet dezelfde mensen en auto’s als thuis in Keulen.
Alsof ze me afleiding kunnen bieden staar ik naar mijn afgetrapte, paarse All Stars en richt me op de loodzware tas over mijn schouder. Ik zou niet zo zenuwachtig moeten zijn voor mijn eerste baantje, en toch kan ik mijn hoofd en buik niet het bevel geven te stoppen met golven.
Bijna alsof ik de weg uit mijn hoofd ken loop ik richting de studio, ik zie een modern gebouw met glazen deuren, zo’n vijf verdiepingen en ongelooflijk strak. Ik bijt op mijn onderlip terwijl ik mijn ogen van boven tot onder over het gebouw laat glijden en zucht, heel even maar genoeg om me nog een moment te geven om buiten te blijven. Ik zou niet weten waar ik meer moed vandaan moet halen.
Radeloos blijven staan onder de blakende zon, starend naar mijn oeroude schoenen? En dan wachten tot het begint te regenen, of kouder begint te worden, en ik dan eindelijk naar binnen word gejaagd? Het lijkt zo aanlokkelijk. De vlaag van verstandsverbijstering die ervoor zorgt dat ik plotseling de deur naar de studio openduw heeft geen naam.
Daar sta ik dan, versteend als een Grieks standbeeld, net zo midden uit een beweging gerukt, en ik laat de koele airco op me inwerken terwijl ik mijn ogen sluit. Een hand om de mijne om me mee te loodsen naar de plek waar ik moet zijn zou nu geweldig zijn.
“Zoekt u iets?”¯ klinkt het nors, en verward open ik mijn ogen. Een vrouw van middelbare leeftijd staart me aan, vanachter een balie en torenhoge stapels papieren, een duimlaag dikke make-up om haar langzaam aftakelende gezicht beter uit te laten komen.
“Nee, eigenlijk. Ik moet hier vandaag zijn, ik ben…”¯
“De nieuwe vocalcoach. Jij bent Welmut Wagner, zeker?”¯ onderbreekt ze me met een glimlach, en ik knik aarzelend. “Goed, kom maar mee. Peter en David zijn boven,”¯ verzekert ze me, en ik glimlach voorzichtig terug, hoewel ik geen flauw idee heb wat boven is.
Ze gaat me voor naar de licht, en ik zou zweren dat ze maar om een verdieping hoger vraagt. Van een luxeprobleem gesproken…
Ik staar ongemakkelijk om me heen, en negeer het verschrikkelijke liftmuziekje dat me alleen nog maar zenuwachtiger maakt, ook al is het bedoeld om te kalmeren. Ik slik, mijn laatste wanhopige poging om iets van mezelf te laten zien, maar ik weet gewoon dat ik bleek en stil ben van de zenuwen die zich hebben opgehoopt tot een gigantische chaos in mijn hoofd, en die misschien tot uiting komt in een gigantische kotsbui wanneer ik er niet snel wat aan weet te doen.
De lift stopt, ik merk hoe mijn buik omhoog luikt te vliegen en klem er krampachtig mijn armen om heen. Mijn ogen schieten schichtig door de gang waarin de lift stopt, en ik zie dikke tapijten en posters van bands. Ik pers mijn nagels in mijn tas, mijn enige houvast en verder even niets.
Ik. ga. dood.
Ik kreun inwendig en zie hoe de vrouw me voorgaat richting een simpele eikenhouten deur aan het einde van de gang.
“Peter en David zijn daarbinnen, ze wijzen je wel verder en vertellen wat je moet doen, ik ga weer terug naar beneden.”¯ Even plotseling en stijf als ik haar ben tegenkomen doet ze een stap terug, en het geluid van lachende jongens bereikt mijn oren.
Gott, nog niet nu, ik moet eerst gekalmeerd worden, smeek ik inwendig, terwijl ik zonder kloppen de deur opendoe. Achteraf heb ik daar spijt van, maar ik kan niet meer terug. Al een paar dagen kan ik niet meer terug…
“Hallo, Welmut!”¯ roept de man uit die zich een tijdje terug aan me heeft voorgesteld als Peter Hoffmann, en ik zie hoe David Jost glimlachend naast hem staat, gebogen over papierwerk en foto’s.
“Uh, hallo,”¯ mompel ik, terwijl ik zo goed als het gaat mijn ogen opsla. Geen verlegenheid, alleen doodgaan aan de zenuwen. Dat moeten ze zien, want verlegen ben ik nog nooit geweest…
Ik zie hoe ze een twijfelachtige blik wisselen wanneer ze mijn lijkbleke gezicht zien, maar David schudt zijn hoofd.
“Welkom, geweldig dat je hier bent!”¯ roept hij dan uit, terwijl hij joviaal zijn bureau verlaat en me gretig de hand schudt, en even kan ik gewoon niet anders dan teruggrijnzen.
“Heb je er zin in?”¯ vraagt Peter, en ik knik, meteen iets meer op mijn gemak gesteld.
“Wat we van je verwachten is heel simpel. Je geeft Bill ondersteuning bij het gebruiken van zijn stem op de manier die jij het best bij hem vindt passen, op dat punt heb ik geen enkele twijfel over jij. Je begint hier, over een week gaan we op tour, maar dat weet je natuurlijk.”¯ Ik zie aan de grijns in hun ogen dat ze dat niet van me zouden verwachten, en om me een houding te geven draai ik een lok haar rond mijn vingers.
“Verder willen we graag dat je ons helpt tijdens de concerten door contact te houden met Bill, via zijn oortje, en aanwijzingen geeft over wat beter kan tijdens het spelen. Data en tijden staan hierop…”¯ David bladert door de stapel papieren op het kleine bureautje, en overhandigt me dan een verfrommeld blad.
“Dankjewel,”¯ glimlach ik, en laat mijn ogen vluchtig over de regels glijden.
“Je slaapt in de studio trouwens, voor het geval dat onduidelijk was. Ik wijs je je kamer wel even,”¯ zegt Peter, en ik knik, niet goed wetend wat ik anders moet doen. Hij hijst zich omhoog van zijn bureaustoel en loopt voor me uit de gang op.
Ietwat langzamer volg ik hem, zonder dat ik een idee heb vanhoe ik me moet gedragen en wat ik moet zeggen. Hij opent een deur voor me, en gebaart naar binnen.
“Bedankt,”¯ grijns ik, terwijl ik mijn tas richting het bed gooi, zonder te letten op wat er in zit. “Er is trouwens nog een ding.”¯ Ik zie hoe zijn wenkbrauwen fronsend samentrekken, een beetje alsof hij bang is dat ik iets ga vragen wat niet mogelijk is, maar ik stel hem gerust door alleen maar te zeggen: “Ik haar de naam Welmut verschrikkelijk, willen jullie me Jazz noemen?”¯
Ik zie hoe hij glimlacht en knikt voordat hij weer uit de kamer verschijnt. Ik loop langzaam richting het grote raam in een van de muren en laat mijn ogen over de zonovergoten straten van Hamburg glijden. Het raam opent piepend, en ik laat mijn gezicht uit het raam hangen om de wind mijn haar te laten strelen.
Langzaam lijken de zenuwen weg te vloeien uit mijn lichaam, en ik zucht van opluchting. Ik loop terug de kamer in om iets beter te bekijken waar ik het de volgende week mee moet doen, maar laat het raam open staan.
De kamer bestaat voornamelijk uit wit, hout en kaal, op de immense poster van the Eagles na die op de muur boven het bed is vastgepind. Donkerblauwe dekens dekken het houten bed af, en op de vloer licht een wit tapijt dat niet meer zo wit is na het vele gebruik. Een zwartgekleurde kast is blijkbaar bedoeld voor mijn kleren, en ik zie dat een smalle, houten deur naar mijn eigen badkamer leidt. Zo slecht is dit nog helemaal niet.
Ik open mijn tas en kijk naar de kleren en spullen die ik heb meegenomen om de volgende dagen te overleven, mocht dit alles een grote mislukking worden. Ik hoor nog altijd gestommel op de gang, en daar zijn plotseling die verschrikkelijke zenuwen weer, die rondspoken in mijn buik om me gek te maken van angst.
Een korte roffel op het hout doet me opschrikken, en ik zie hoe Davids hoofd om de deur verschijnt.
“Jazz,”¯ begint hij, met een knipoog in mijn richting, en ik glimlach. Ik mocht hem vanaf het begin al. “Kom je mee, ik ga je voorstellen aan de jongens.”¯
Hartstilstand. Zuurstof, water, frisse lucht, 112, en nu, snel. Ik hap naar adem, en zie hoe hij een wenkbrauw optrekt.
“Het zijn maar vier laatpuberende jongens, die zijn niet eng…”¯ Hij grinnikt langzaam en herstelt zijn woorden.
“Behalve Tom dan, misschien…”¯
Ik glimlach, en laat mijn tas voor wat ze is. Vroeg of laat zou ik toch de confrontatie moeten aangaan, dus dan maak ik daar het best gewoon nu van…
Reacties:
versteend als een Grieks standbeeld, net zo midden uit een beweging gerukt,
een duimlaag dikke make-up om haar langzaam aftakelende gezicht beter uit te laten komen.Hier moest ik om lachen. x'D
Hartstilstand. Zuurstof, water, frisse lucht, 112, en nu, snel.
“Het zijn maar vier laatpuberende jongens, die zijn niet eng…”¯En hierom ook.
Even als opmerking: er zitten een paar spel/typfoutjes in dit stuk, ik zou het nog eens doorlezen als ik jou was. Geen dingen waarvan ik denk dat je ze niet weet, waarschijnlijk gewoon snelheid. Ook geen verwijt, I'm sooo the queen of snelheidsfoutjes. *kuch*
David is leuk, je zet hem tenminste niet zo hysterisch neer als in veel fanfics. Zo'n hysterische controlfreak, bedoel ik. I did that too, maar hij komt eigenlijk meer over als een droogkloot wanneer je beelden van hem ziet, dus dat vind ik hier leuk aan.
En nu ben ik voornamelijk gewoon heel erg benieuwd naar de eerste kennismaking met de jongens - en dan vooral Bill. Want het staat in je inleiding, sowieso, dat Bill maling heeft aan Jazz, maar toen ik de beschrijving van Jazz' werk las dacht ik daar niet aan en toen had ik al zo'n vermoeden: Bill gaat dit zó niet leuk vinden... Dus I iz benieuwd!
Liebe <3
Oeh ik ben benieuwd hoe de jongens op haar reageren. En dan vooral Bill!! Ik ga snel verder lezen!!