Hoofdcategorieėn
Home » Miyavi » Het eeuwige leven van de Keizer » Hoofdstuk 1, Het strand
Het eeuwige leven van de Keizer
Hoofdstuk 1, Het strand
De dag was traag verlopen. De hele dag was ze weer bezig geweest met het huishouden te runnen. Haar ouders deden dat niet, en daarom dwongen ze haar om het huishouden te doen. Haar ouders waren zelf rijk en egoïstisch, ze gaven niks om haar. Ze sloegen haar wanneer ze iets in hun ogen niet goed had gedaan.
Ze was druk bezig met het avond eten, waarvan ze zelf niet veel zou krijgen. Ze wreef over een blauwe plek heen, die nog steeds pijn deed. Haar vader had haar geslagen met zijn riem. Zouden haar leeftijdsgenoten dit ook meemaken? Ze schudde de gedachte van haar af. Ze voegde de laatste kruiden toe aan het gerecht. Ze zette het vuur zachter zodat ze wat tijd had om de borden op tafel te zetten. Het bestek legde ze naast de borden neer en in het midden van de tafel maakte ze ruimte voor de onderzetters, waarop ze de pannen op kon zetten. Ze bracht nog wat glazen met water op de tafel en doofde vervolgens het vuur.
Kyoko’s POV
“Het eten is klaar!”¯ riep ik naar boven, waar mijn ouders zaten. Ik maakte dat ik snel weg kwam, ik mocht er nooit bij zijn als ze aan het eten waren.
Ik ging op mijn kleine kamertje zitten waar ik wachtte totdat zij klaar waren.
“KYOKO!!!”¯ klonk er uit de eetkamer. Ze waren dus klaar met eten, kennelijk. Ik liep naar de eetkamer.
“Wat er over is van eten, mag jij hebben,”¯ zei mijn vader schijnheilig. Allebei stonden ze op en verlieten de eetkamer. Er was niet veel meer van over, alleen maar wat kleine kliekjes. Ik zuchtte, ik ruimde de tafel af. Wat er nog over aan eten was, had ik opgegeten, mijn maag was maar voor de helft gevuld.
Snel begon ik de vaat af te wassen en af te drogen.
Dat is eindelijk klaar, dacht ik bij mijzelf. Vermoeid ging ik op het houten krukje zitten, om even uit te rusten.
Ik keek naar de klok en zag dat het was al half negen was, wat betekende dat mijn ouders al op bed lagen. Maar dat betekende natuurlijk niet dat ze al sliepen.
Ze bleven altijd tot een uur of tien wakker, zodat ze mij al het werk konden zien doen.
Sliepen ze maar, dan kon ik hier even weg. Daar zat ik dan een tijdje, zonder dat er iets van mij verwacht werd. Ik genoot van de stilte, het was maar voor eventjes.
“KYOKO! Kom onmiddellijk naar boven!”¯ schreeuwde de stem van mijn moeder. Ik zuchtte, ik ging op weg naar de slaapkamer van mijn ouders.
“Ja, wat is er?”¯ vroeg ik. Chagrijnig keek ze mij aan.
“Wil je even de afstandsbediening voor mij pakken?”¯ vroeg ze met haar bekakte stem. Ik zuchtte. Zelfs daar waren ze te lui voor. Ik pakte het toestel, die naast de flatscreen lag, en gaf het aan haar.
“Je mag gaan,”¯ zei ze, verder niet meer op mij lettend.
Snel liep ik weg naar mijn kleine kamertje, waar niks anders lag dan een matrasje op de grond met een deken en een kussen. Meer gunde die twee me niet, ik was maar een sloofje volgens hen. Kinderen hoorde volgens hen te werken bij hun ouders, ze moesten werken voor hun eten.
Als ik ooit kinderen zou krijgen, zou ik ze dit niet aan doen.
Ik ging op mijn bed zitten, waarbij ik mijn benen optrok zodat ze tegen mijn lichaam aan stonden. Daarna legde ik mijn kin op mijn knieën, zodat ik daar op kon leunen.
Een paar uren verstreken, ik was diep in mijn gedachten verzonken.
De klok sloeg tien uur, ik schrok op uit mijn gedachtes. Een glimlach verscheen op mijn gezicht, mijn ouders zouden nu moeten slapen.
Heel zachtjes sloop ik naar de kamer van mijn ouders. Ja hoor, ze lagen allebei te slapen.
Voorzichtig sloop ik naar de tv, en deed hem uit. Voordat ik de kamer verliet deed ik het licht uit.
Ik sloop door de gangen van het huis en pakte mijn jasje en glipte het huis uit. Ik rende door de weilanden en bossen heen. Uiteindelijk kwam ik uit op een prachtig strand, waar ik alleen kon zijn. Rustig ging ik zitten in de duinen. Het zand tussen mijn tenen vond ik heerlijk.
Een zacht briesje waaide door mijn haren. Ik genoot ervan.
De tranen liet ik op de vrije loop gaan, niemand was er dus niemand kon me zien huilen. Ik keek naar de lucht. De sterren fonkelden, alsof ze zeiden dat ik het niet op moest geven. Het gaf me weer wat kracht.
Rustig stond ik op en liep naar het water toe. Het water stroomde over mijn voeten heen en spoelde ze schoon. Eventjes bleef ik in het water staan. Ik liep terug naar de duinen, weer ging ik zitten.
Een uur verstreek, ik dacht weer eens na over de dingen die in mijn leven gebeurde, ik snapte nog steeds niet waarom ik het moest zijn? Ik had niemand toch wat aangedaan?
De tranen rolden weer over mijn gezicht heen. Ik veegde ze niet weg. Ik trok mijn benen weer op en steunde weer met mijn kin erop. Ik staarde richting de oceaan. Op het water zag ik de reflectie van de volle maan. De maan zorgde voor wat licht.
Het briesje wat net waaide, voelde kouder aan. Zachtjes rilde ik van de kou. Al had ik een jasje aan, nog had ik het koud, het jasje was niet bepaald dik.
Lichtjes verscheen er kippenvel op mijn lichaam, weer rilde ik van de kou. Misschien moest ik maar eens terug gaan naar huis, waar ik nog even wat kon rusten voor morgen.
Even tuurde ik voor me uit. Ineens werd er iets over me heen gelegd. Verschrikt keek er naar. Het was een deken.
“Je zal het wel koud hebben?”¯ mompelde een stem achter me.
Waarom lees ik dit nu pas??
Xoxo