Hoofdcategorieën
Home » Overige » Een andere wereld. » H. 1
Een andere wereld.
Geschreven door:
Onderdeel van:
Laatst bijgewerkt:
4 feb 2012 - 22:46
Aantal woorden:
1881
Aantal reacties:
1
Aantal keer gelezen:
280
H. 1
x
Met een zacht gerinkel viel de deur achter Laundrey dicht. Het was maandagmiddag en ze kwam net uit school. Ze ging zoals altijd naar het winkeltje toe. "Hallo, meneer," begroette ze de oude man, die aan een van de vele leestafels zat.
"Dag Laundrey," groette meneer Dopjes terug, terwijl hij zijn leesbril afzette, "hoe was school?"
"Leuk, zoals altijd," was het antwoord met een glimlach erbij. Meneer Dopjes zette de leesbril weer op en las verder.
Om de twee personen heen stond het vol met kasten die tot aan het plafond reikten, die volstonden met boeken. Op elke kast hing aan de zijkant een bordje met het thema, horror, romantiek, fantasie, noem maar op. Gezellige lampen hingen aan het plafond, soms flikkerden ze even of viel er eentje uit. Dan stond de oude man op, rommelde even aan de lamp en hij deed het weer. Laundrey had het vaak genoeg gezien. Toen ze door de oude ramen naar buiten keek, zag ze vogels fluiten en verschillende mensen lieten hun hond uit.
Ze liep terug naar de kasten en bedacht welk boek ze vandaag weer zou lezen. Horror? Nee, dat was iets voor in de avond. Romantiek? Dat werd het ook niet. Dus liep ze maar naar de kast met fantasie waar haar meteen iets opviel. Er waren nieuwe boeken gekomen! Ze bekeek de kaften, welke er interessant uitzagen. Toen pakte ze een boek helemaal rechts en liep ermee naar hetzelfde tafeltje waar meneer Dopjes zat.
Fronsend draaide ze het boek een paar keer om. Het zag er nieuw uit, netjes ingebonden en de kaft prachtig versierd met patronen waar ze het ritme na een paar minuten puzzelen in kon ontdekken. De schrijver was echter onbekend, wat ze heel vreemd vond. Maar dat zou haar er niet van weerhouden om het lezen, nee, zeker niet! Vastberaden deed ze het boek open en begon de eerste pagina te lezen. Wel paginanummers maar geen hoofdstuknummers, vreemd.
"Fantasie is iets wat in ieder mens zit, maar niet in ieder mens komt het naar boven. Sommigen schamen zich ervoor en laten het niet zien, anderen zijn te koppig om zich te laten meeslepen door fantasie. Zo'n leven is meestal kleurloos en saai, de harde realiteit. Maar voor de mensen die het wél gebruiken, is het leven gezellig, deze mensen zullen zich door alles heen kunnen slaan. Pijn, verdriet, geweld, verlies, met een beetje fantasie vind je wel een oplossing."
Zachtjes sloot Laundrey het boek, haar duim tussen de bladzijden houdend. Plotseling moest ze denken aan haar eigen ouders en de problemen die ze met elkaar hadden. Waar ze telkens zo verdrietig van werd, tijdens het eten en 's nachts, als ze wakker lag en alles kon horen.
"Laundrey? Gaat het wel?" Laundrey's ogen schoten open.
Meneer Dopjes keek haar met een bezorgd gezicht aan, zijn hand lag op het tafelblad, vlak naast haar hand. Ze slikte een paar keer en keek naar de tafel, om haar tranen te bedwingen.
"J-ja, het gaat wel ja," stamelde Laundrey zachtjes, "mag ik dit boek misschien meenemen naar huis?"
Ze sprak het woord 'huis' op een iets hogere toon uit dan de rest van de zin, haar hoofd zat vol met scenario's die zo gewoon waren geworden. Meneer Dopjes keek haar nog steeds aan met een schuin hoofd, een scheef glimlachje om zijn lippen.
"Tuurlijk, dat hoef je toch helemaal niet te vragen, meisje?"
Laundrey knikte, en stond op, opende haar tas en stopte het boek erin. Daarna deed ze haar tas weer dicht en slikte even een paar keer.
"Ik denk dat ik maar ga, meneer Dopjes, ik heb een afspraak met de tandarts."
Eigenlijk wilde ze liever hier blijven zitten, maar ze was doodsbang dat haar emoties haar teveel zouden worden, dat ze moest huilen. Huilen deed ze liever in haar bed dan in een openbare ruimte. Ook al was meneer Dopjes een goede vriend voor haar, ze had geen zin om over haar problemen te praten. Want hem kennende zou hij net zo lang doorvragen, tot ze het zou vertellen. En daar had ze dus geen zin in. Dat had ze al vaak genoeg gedaan. Uiterst voorzichtig opende ze de deur, wurmde zich door de deuropening en sloot hem weer.
Het was nog steeds druk op straat, wat haar een benauwd gevoel gaf. Het stoplicht leek voor haar gevoel wel uren rood te staan, voordat het eindelijk op groen sprong. De wandeling naar huis leek nog erger dan het ooit geweest was. Na een paar minuten werd het haar echt teveel en ze glipte het portiek van een fietsenwinkel in, een trappetje stond voor de deur. Ze liet zich erop neerzakken en pakte het boek uit haar tas. Het gloeide, alsof het op de verwarming was gelegd en die persoon vergeten was het eraf te halen. Laundrey fronste. Ze had het gevoel, dat er iets met het boek aan de hand was. Even legde ze haar beide handen op de voorkant, de warmte vloeide langzaam weg. Onwillekeurig keek ze naar de lucht, kleine kringeltjes rook stegen op, naar de lucht, naar vrijheid. Ze volgde ze met haar ogen tot ze weg waren, en op hetzelfde moment was het boek weer net zo koud als in de bibliotheek. Dat was geen toeval, ze wist het zeker.
Ze sloeg het boek weer open en bladerde naar de tweede pagina. Uitgever, datum van eerste exemplaar, datum van dit exemplaar. Niet interessant. Pagina drie was volgetekend met potlood. Amateurtekeningen, vooral poppetjes. Er stond zelfs een spelletje galgje op gekrabbeld. Maar bij pagina vier begon dan toch eindelijk het verhaal.
Een lange, magere jongeman liep over het bospad, zijn mantel stevig om zich heen geslagen. Het was koud, de winter zou snel aantreden. Hij vervloekte het feit dat het rantsoen op was en hij de enige man in huis was. Zijn zusje was pas acht, moeder liet haar nog niet meegaan. Dus was hij de klos en mocht hij groente en vlees inslaan voor de komende maanden. Zijn lange sneeuwwitte haar kwam onder zijn capuchon uit en zijn grijze ogen keken samengeknepen in de verte. De heenweg was nog niet eens het ergste. Nee, de terugweg, daar zag hij pas tegenop. Met zware tassen terug door deze bijtende kou. Nogmaals vloekte hij. Het was stil op het pad, de rest zat lekker warm binnen. Wat was hij jaloers op die 'rest'. Omdat zijn vader weer te lui was om op tijd eten te halen. Verdomme. De bijna kale bomen leken hem wel te pesten, met alle blaadjes die op hem terecht kwamen. De lucht was grauw, het zou vast gaan regenen en van de herten die normaal zorgeloos ronddartelden was geen spoor te bekennen, alsof ze nooit hadden bestaan. Er was onheil op komst, hij voelde het.
De minuten kropen voorbij, de voeten van de jongen begonnen steeds meer pijn te doen. Maar hij was het gewend, hij had wel ergere pijn gevoeld. Alleen de kou bleef irritant, al bij het naar buiten gaan, had hij een loopneus gekregen.
Geritsel klonk in de bosjes naast hem, gealarmeerd kreeg hij opzij. Zijn ogen gleden over het donkere struikgewas, wat er onheilspellend uitzag. Het geritsel had hem schrikachtig gemaakt, straks begon hij zich nog dingen te verbeelden. "Kom op, aansteller, het is gewoon een vogeltje, of misschien wel een hert. Misschien zijn de herten nog niet uitgestorven." Hij lachte om zijn eigen grap, bedacht zich toen dat het totaal niet grappig was en liep met een nors gezicht verder.
Laundrey had met ingehouden adem verder gelezen, vergat de realiteit helemaal. De hoofdpersoon - of de persoon waarvan ze dacht dat het de hoofdpersoon was - intrigeerde haar. Hij was zo mysterieus, alsof niemand hem iets kon maken. Ja, dat gevoel had ze. Ze zag al helemaal voor zich... oké, genoeg, besloot ze. Ze keek even op haar horloge. Half vijf. Nog genoeg tijd om verder te lezen.
Weer dat geritsel. Het begon hem bijna te irriteren, hij probeerde niet na te denken over wat het kon zijn. Struikrovers waren in deze tijd van het jaar niet actief, daar waren ze te zwak voor. Ze dachten dat ze zouden smelten als ze zich met kou buiten waagden. Wat was het dan? Ach, hij moest niet zo veel nadenken. Doorlopen, dat moest hij, wilde hij nog de meest verse groente hebben. Dan had zijn familie eten. Met de gedachte aan zijn familie begon hij sneller te lopen.
Een ijselijke gil klonk in de verte, meteen schrok hij op. Weer klonk het gegil, duidelijk van een vrouw. Hij twijfelde: in het Koninkrijk was je op jezelf aangewezen, hulp aan anderen bieden was er meestal niet bij. Maar hij kón een hulpeloze vrouw niet aan haar lot overlaten, bovendien was hij ontzettend nieuwsgierig en zou hij later spijt krijgen als hij niet zou gaan kijken. Nou ja, dat hield hij zichzelf voor.
Laundrey begon al allemaal mogelijke scènes uit te denken, wat er aan de hand zou kunnen zijn.
Agressief baande hij zich een weg door het dichte struikgewas. Het gegil was opgehouden, het verontrustte hem. Meestal was dat het teken dat het slachtoffer dood was, óf dat er een wonder was gebeurd, wat hem onwaarschijnlijk leek. Misschien was hij wel het wonder? Half struikelend omdat hij nog struikgewas verwachtte, kwam hij op een open plek terecht. Het tafereel voor hem deed hem een paar seconden verstijven. Een meisje van amper vijftien jaar oud lag dood op de grond. Tegen beter weten in voelde hij aan haar pols, hij voelde geen hartslag. Dood. Ze droeg een nieuw vest van konijnenbont, met eronder een versleten hemdje wat bijna doorschijnend was. Haar broek en laarzen waren dezelfde als die hij droeg. Hij had een sterk vermoeden dat het vest niet haar eigendom was, in vergelijking met de andere kleren. Een jonge dievegge?
Toen Laundrey op haar horloge keek zag ze dat het al bijna vijf uur was. Tijd om naar huis te gaan. "Jezus, net bij het spannende stuk moet ik eten, met die stomme ouders van me," mopperde ze tegen zichzelf, terwijl ze naar de letters keek.
"Jezus, net bij het spannende stuk moet ik eten, met die stomme ouders van me," klonk er door het bos heen. De jongen keek op. Waar kwam die stem vandaan? Spannend stuk? Waar had de stem het over? Een klap klonk.
"Oh God, deze plek is vervloekt," fluisterde hij, tegen het roerloze lichaam, "eerst ga jij hier dood - ook al was het waarschijnlijk je verdiende loon - en dan hoor ik stemmen in mijn hoofd, klappen en wat al niet meer." Zijn ogen vielen op het medaillon om de hals van het meisje. Met een ruwe beweging trok hij het koord van haar hals, waardoor het scheurde. Hij zou het thuis wel maken. Nu moest hij zich haasten, want hij had nog steeds dat eten niet.
Met die gedachte maakte hij dat hij wegkwam.
Met grote ogen staarde Laundrey naar de bladzijde. Werd ze nu gek? Wat ze net zei werd herhaald in een boek. Een boek dat geschreven was door iemand die haar hoogstwaarschijnlijk niet kende. Toeval? Nee, dit kon geen toeval zijn. Er was iets aan de hand, en ze was vastbesloten het uit te zoeken. Toch beangstigde het haar wel een beetje, alsof ze in een fantasyfilm was beland! Als er straks maar geen monsters bij kwamen kijken! Maar er was natuurlijk ook opwinding, het bracht wat leven in de brouwerij die haar leven moest voorstellen. Misschien dat ze zelfs...
"Dag Laundrey," groette meneer Dopjes terug, terwijl hij zijn leesbril afzette, "hoe was school?"
"Leuk, zoals altijd," was het antwoord met een glimlach erbij. Meneer Dopjes zette de leesbril weer op en las verder.
Om de twee personen heen stond het vol met kasten die tot aan het plafond reikten, die volstonden met boeken. Op elke kast hing aan de zijkant een bordje met het thema, horror, romantiek, fantasie, noem maar op. Gezellige lampen hingen aan het plafond, soms flikkerden ze even of viel er eentje uit. Dan stond de oude man op, rommelde even aan de lamp en hij deed het weer. Laundrey had het vaak genoeg gezien. Toen ze door de oude ramen naar buiten keek, zag ze vogels fluiten en verschillende mensen lieten hun hond uit.
Ze liep terug naar de kasten en bedacht welk boek ze vandaag weer zou lezen. Horror? Nee, dat was iets voor in de avond. Romantiek? Dat werd het ook niet. Dus liep ze maar naar de kast met fantasie waar haar meteen iets opviel. Er waren nieuwe boeken gekomen! Ze bekeek de kaften, welke er interessant uitzagen. Toen pakte ze een boek helemaal rechts en liep ermee naar hetzelfde tafeltje waar meneer Dopjes zat.
Fronsend draaide ze het boek een paar keer om. Het zag er nieuw uit, netjes ingebonden en de kaft prachtig versierd met patronen waar ze het ritme na een paar minuten puzzelen in kon ontdekken. De schrijver was echter onbekend, wat ze heel vreemd vond. Maar dat zou haar er niet van weerhouden om het lezen, nee, zeker niet! Vastberaden deed ze het boek open en begon de eerste pagina te lezen. Wel paginanummers maar geen hoofdstuknummers, vreemd.
"Fantasie is iets wat in ieder mens zit, maar niet in ieder mens komt het naar boven. Sommigen schamen zich ervoor en laten het niet zien, anderen zijn te koppig om zich te laten meeslepen door fantasie. Zo'n leven is meestal kleurloos en saai, de harde realiteit. Maar voor de mensen die het wél gebruiken, is het leven gezellig, deze mensen zullen zich door alles heen kunnen slaan. Pijn, verdriet, geweld, verlies, met een beetje fantasie vind je wel een oplossing."
Zachtjes sloot Laundrey het boek, haar duim tussen de bladzijden houdend. Plotseling moest ze denken aan haar eigen ouders en de problemen die ze met elkaar hadden. Waar ze telkens zo verdrietig van werd, tijdens het eten en 's nachts, als ze wakker lag en alles kon horen.
"Laundrey? Gaat het wel?" Laundrey's ogen schoten open.
Meneer Dopjes keek haar met een bezorgd gezicht aan, zijn hand lag op het tafelblad, vlak naast haar hand. Ze slikte een paar keer en keek naar de tafel, om haar tranen te bedwingen.
"J-ja, het gaat wel ja," stamelde Laundrey zachtjes, "mag ik dit boek misschien meenemen naar huis?"
Ze sprak het woord 'huis' op een iets hogere toon uit dan de rest van de zin, haar hoofd zat vol met scenario's die zo gewoon waren geworden. Meneer Dopjes keek haar nog steeds aan met een schuin hoofd, een scheef glimlachje om zijn lippen.
"Tuurlijk, dat hoef je toch helemaal niet te vragen, meisje?"
Laundrey knikte, en stond op, opende haar tas en stopte het boek erin. Daarna deed ze haar tas weer dicht en slikte even een paar keer.
"Ik denk dat ik maar ga, meneer Dopjes, ik heb een afspraak met de tandarts."
Eigenlijk wilde ze liever hier blijven zitten, maar ze was doodsbang dat haar emoties haar teveel zouden worden, dat ze moest huilen. Huilen deed ze liever in haar bed dan in een openbare ruimte. Ook al was meneer Dopjes een goede vriend voor haar, ze had geen zin om over haar problemen te praten. Want hem kennende zou hij net zo lang doorvragen, tot ze het zou vertellen. En daar had ze dus geen zin in. Dat had ze al vaak genoeg gedaan. Uiterst voorzichtig opende ze de deur, wurmde zich door de deuropening en sloot hem weer.
Het was nog steeds druk op straat, wat haar een benauwd gevoel gaf. Het stoplicht leek voor haar gevoel wel uren rood te staan, voordat het eindelijk op groen sprong. De wandeling naar huis leek nog erger dan het ooit geweest was. Na een paar minuten werd het haar echt teveel en ze glipte het portiek van een fietsenwinkel in, een trappetje stond voor de deur. Ze liet zich erop neerzakken en pakte het boek uit haar tas. Het gloeide, alsof het op de verwarming was gelegd en die persoon vergeten was het eraf te halen. Laundrey fronste. Ze had het gevoel, dat er iets met het boek aan de hand was. Even legde ze haar beide handen op de voorkant, de warmte vloeide langzaam weg. Onwillekeurig keek ze naar de lucht, kleine kringeltjes rook stegen op, naar de lucht, naar vrijheid. Ze volgde ze met haar ogen tot ze weg waren, en op hetzelfde moment was het boek weer net zo koud als in de bibliotheek. Dat was geen toeval, ze wist het zeker.
Ze sloeg het boek weer open en bladerde naar de tweede pagina. Uitgever, datum van eerste exemplaar, datum van dit exemplaar. Niet interessant. Pagina drie was volgetekend met potlood. Amateurtekeningen, vooral poppetjes. Er stond zelfs een spelletje galgje op gekrabbeld. Maar bij pagina vier begon dan toch eindelijk het verhaal.
Een lange, magere jongeman liep over het bospad, zijn mantel stevig om zich heen geslagen. Het was koud, de winter zou snel aantreden. Hij vervloekte het feit dat het rantsoen op was en hij de enige man in huis was. Zijn zusje was pas acht, moeder liet haar nog niet meegaan. Dus was hij de klos en mocht hij groente en vlees inslaan voor de komende maanden. Zijn lange sneeuwwitte haar kwam onder zijn capuchon uit en zijn grijze ogen keken samengeknepen in de verte. De heenweg was nog niet eens het ergste. Nee, de terugweg, daar zag hij pas tegenop. Met zware tassen terug door deze bijtende kou. Nogmaals vloekte hij. Het was stil op het pad, de rest zat lekker warm binnen. Wat was hij jaloers op die 'rest'. Omdat zijn vader weer te lui was om op tijd eten te halen. Verdomme. De bijna kale bomen leken hem wel te pesten, met alle blaadjes die op hem terecht kwamen. De lucht was grauw, het zou vast gaan regenen en van de herten die normaal zorgeloos ronddartelden was geen spoor te bekennen, alsof ze nooit hadden bestaan. Er was onheil op komst, hij voelde het.
De minuten kropen voorbij, de voeten van de jongen begonnen steeds meer pijn te doen. Maar hij was het gewend, hij had wel ergere pijn gevoeld. Alleen de kou bleef irritant, al bij het naar buiten gaan, had hij een loopneus gekregen.
Geritsel klonk in de bosjes naast hem, gealarmeerd kreeg hij opzij. Zijn ogen gleden over het donkere struikgewas, wat er onheilspellend uitzag. Het geritsel had hem schrikachtig gemaakt, straks begon hij zich nog dingen te verbeelden. "Kom op, aansteller, het is gewoon een vogeltje, of misschien wel een hert. Misschien zijn de herten nog niet uitgestorven." Hij lachte om zijn eigen grap, bedacht zich toen dat het totaal niet grappig was en liep met een nors gezicht verder.
Laundrey had met ingehouden adem verder gelezen, vergat de realiteit helemaal. De hoofdpersoon - of de persoon waarvan ze dacht dat het de hoofdpersoon was - intrigeerde haar. Hij was zo mysterieus, alsof niemand hem iets kon maken. Ja, dat gevoel had ze. Ze zag al helemaal voor zich... oké, genoeg, besloot ze. Ze keek even op haar horloge. Half vijf. Nog genoeg tijd om verder te lezen.
Weer dat geritsel. Het begon hem bijna te irriteren, hij probeerde niet na te denken over wat het kon zijn. Struikrovers waren in deze tijd van het jaar niet actief, daar waren ze te zwak voor. Ze dachten dat ze zouden smelten als ze zich met kou buiten waagden. Wat was het dan? Ach, hij moest niet zo veel nadenken. Doorlopen, dat moest hij, wilde hij nog de meest verse groente hebben. Dan had zijn familie eten. Met de gedachte aan zijn familie begon hij sneller te lopen.
Een ijselijke gil klonk in de verte, meteen schrok hij op. Weer klonk het gegil, duidelijk van een vrouw. Hij twijfelde: in het Koninkrijk was je op jezelf aangewezen, hulp aan anderen bieden was er meestal niet bij. Maar hij kón een hulpeloze vrouw niet aan haar lot overlaten, bovendien was hij ontzettend nieuwsgierig en zou hij later spijt krijgen als hij niet zou gaan kijken. Nou ja, dat hield hij zichzelf voor.
Laundrey begon al allemaal mogelijke scènes uit te denken, wat er aan de hand zou kunnen zijn.
Agressief baande hij zich een weg door het dichte struikgewas. Het gegil was opgehouden, het verontrustte hem. Meestal was dat het teken dat het slachtoffer dood was, óf dat er een wonder was gebeurd, wat hem onwaarschijnlijk leek. Misschien was hij wel het wonder? Half struikelend omdat hij nog struikgewas verwachtte, kwam hij op een open plek terecht. Het tafereel voor hem deed hem een paar seconden verstijven. Een meisje van amper vijftien jaar oud lag dood op de grond. Tegen beter weten in voelde hij aan haar pols, hij voelde geen hartslag. Dood. Ze droeg een nieuw vest van konijnenbont, met eronder een versleten hemdje wat bijna doorschijnend was. Haar broek en laarzen waren dezelfde als die hij droeg. Hij had een sterk vermoeden dat het vest niet haar eigendom was, in vergelijking met de andere kleren. Een jonge dievegge?
Toen Laundrey op haar horloge keek zag ze dat het al bijna vijf uur was. Tijd om naar huis te gaan. "Jezus, net bij het spannende stuk moet ik eten, met die stomme ouders van me," mopperde ze tegen zichzelf, terwijl ze naar de letters keek.
"Jezus, net bij het spannende stuk moet ik eten, met die stomme ouders van me," klonk er door het bos heen. De jongen keek op. Waar kwam die stem vandaan? Spannend stuk? Waar had de stem het over? Een klap klonk.
"Oh God, deze plek is vervloekt," fluisterde hij, tegen het roerloze lichaam, "eerst ga jij hier dood - ook al was het waarschijnlijk je verdiende loon - en dan hoor ik stemmen in mijn hoofd, klappen en wat al niet meer." Zijn ogen vielen op het medaillon om de hals van het meisje. Met een ruwe beweging trok hij het koord van haar hals, waardoor het scheurde. Hij zou het thuis wel maken. Nu moest hij zich haasten, want hij had nog steeds dat eten niet.
Met die gedachte maakte hij dat hij wegkwam.
Met grote ogen staarde Laundrey naar de bladzijde. Werd ze nu gek? Wat ze net zei werd herhaald in een boek. Een boek dat geschreven was door iemand die haar hoogstwaarschijnlijk niet kende. Toeval? Nee, dit kon geen toeval zijn. Er was iets aan de hand, en ze was vastbesloten het uit te zoeken. Toch beangstigde het haar wel een beetje, alsof ze in een fantasyfilm was beland! Als er straks maar geen monsters bij kwamen kijken! Maar er was natuurlijk ook opwinding, het bracht wat leven in de brouwerij die haar leven moest voorstellen. Misschien dat ze zelfs...
Oh wauw, dit is echt fantastisch geschreven! :'D
Ik wil echt dat je snel verder gaat, ik wil meer lezen!