Hoofdcategorieėn
Home » Overige » Een andere wereld. » H. 3
Een andere wereld.
Geschreven door:
Onderdeel van:
Laatst bijgewerkt:
5 feb 2012 - 17:33
Aantal woorden:
1279
Aantal reacties:
1
Aantal keer gelezen:
273
H. 3
Beetje saai hoofdstuk is dit.. volgende wordt boeiender. :3
Plof, plof, plof. Zijn voeten leken een eigen leven te leiden, zijn hersenen concentreerden zich enkel op het amulet in zijn handen. Nog nooit had hij dit teken gezien, hij had er nog nooit over gehoord. Een verstandig iemand had het meteen weggegooid maar hij was niet bepaald verstandig. Of nou ja, soms was hij slim, vooral bij de praktische zaken. Maar bovenal was hij zo nieuwsgierig als wat en nam hij de gevaren meestal niet serieus. Hij liep hier nog steeds en er was toch een aardige tijd verstreken. Als God hem wilde vermoorden, was hij nu al naar de eeuwige jachtvelden verhuisd. Dus nam hij maar aan dat er geen direct gevaar was.
Zijn ogen gleden over de omgeving. Alles was bedekt onder een dikke lage sneeuw, de enige tekens dat hij over een pad liep, waren de houten palen die langs de zijkanten waren neergezet. Het was ook doodstil hier, op het geluid van zijn voetstappen na. Aan de horizon schemerde het al, hoe lager de zon kwam te staan, hoe sneller hij liep. De kou sneed door zijn lichaam, de tas voelde loodzwaar aan op zijn schouder en om de paar seconden haalde hij zijn neus op.
Laundrey wenste dat ze iets voor hem kon doen, ze kon niet tegen die machteloosheid. Vervelende eigenschap als je een zielig boek las, maar het was nog vervelender als je een 'zielig' boek las en met de hoofdpersoon kon praten maar hem toch niet kon helpen. Aan de andere kant; zou zíj die kou willen voelen? Niet echt. Er kriebelde iets in haar neus en ze moest niezen. “Dat hoort hij natuurlijk weer,”¯ vermoedde ze. En dat klopte, want weer veranderden de letters. Ongeduldig wachtte ze tot het klaar was, ze wilde verder lezen!
Hatsjoe! Geschrokken keek hij om zich heen. Was er iemand in de buurt? Werd hij misschien achtervolgd door een van die verkopers? Hij bleef staan, speurde de omgeving af maar ontdekte niets. Gemompel wat hij niet kon verstaan vloog zijn oor in. De magere jongeman zette het op een rennen, de tas beukte ruw tegen zijn zij aan. Hij moest hier weg, terug naar het oude vertrouwde huis waar geen struikrovers rondliepen. Waar hij veilig was, voor zover je hier veilig kon zijn.
Na een uitputtende race tegen de klok struikelde hij het houten gebouw binnen wat hij en zijn familie thuis noemden. Een vrolijke Nanda kwam hem begroeten, met een liefdevolle lach op zijn gezicht tilde hij het meisje op.
“Hé lieverd,”¯ fluisterde hij liefkozend, de pijn die door zijn hele lichaam stroomde, liet hij niet merken. Daar werd je hard van. “Ik heb een meloen voor je gekocht, een hele mooie,”¯ vertrouwde hij haar toe, de knuffel die hij daarna kreeg, maakte alles weer goed. Zijn zusje, daar zou hij zijn leven nog voor geven.
Nadat hij haar op de grond had gezet, liep hij naar het kleine keukentje in de hoek. De ketel hing boven het haardvuur en na een vlugge blik concludeerde hij dat zijn moeder soep aan het koken was. Wat voor soep, dat zou hij straks wel proeven. Zijn moeder begroette hem net zo warm als Nanda had gedaan.
“Riss, ik was zo bezorgd.”¯ De oude vrouw omhelsde hem, haar bruingrijze haar kriebelde in zijn gezicht. Glimlachend werkte hij zich voorzichtig los. “Je weet toch dat ik jullie nooit in de steek zal laten, moeder,”¯ stelde hij haar gerust, “dat zou ik mezelf nooit vergeven.”¯
Dus hij heette Riss! Een warm gevoel stroomde door Laundrey's lichaam heen. Ze wist al ietsje meer van hem, datgene wat je altijd als eerste wilde weten. Riss... ze vond de naam wel bij hem passen. Hij was taai, zijn naam was ook taai. Misschien won ze zo sneller zijn vertrouwen, omdat ze zijn naam wist, dat hij haar dan zou geloven.
Een keurende blik gleed over zijn hele lichaam en bleef hangen bij zijn hand. Haar houding veranderde, ze verstijfde en haar gezichtsuitdrukking werd killer.
“Riss, wat heb je daar? Waar heb je dat vandaan?”¯ Hij keek omlaag, opende zijn handpalm en besefte dat hij het medaillon niet opgeborgen had. Het was niet de bedoeling geweest dat zijn moeder het zou zien!
“Gewoon, een of andere amulet die ik onderweg vond,”¯ antwoordde hij terwijl zijn blik beschaamd naar de grond gleed. Liegen tegen de vrouw die altijd voor hem klaarstond, dat was iets voor dieven. Niet voor hem. Het kon alleen niet anders, ze zou zich zorgen maken om hem en haar gezondheid was al zo instabiel. “Ik pas wel op, er zit geen duistere toverkracht aan. Dat had ik anders toch allang gezien en gevoeld?”¯ Of dat echt zo was, wist hij niet zeker.
Kwaad draaide ze zich om en roerde verder. Ze was teleurgesteld in hem, dat was hem wel duidelijk. Het deed hem pijn en hij had een enorm schuldgevoel, maar het kon niet anders. Hij moest het mysterie van dit voorwerp ontrafelen. Omdat er weinig meer gepraat zou worden, ruimde hij het voedsel op. Er werd zout overheen gestrooid zodat het langer bewaard zou blijven. De meloen legde hij op tafel, voor Nanda. Toen dat alles geregeld was, liep hij naar boven toe.
Hun huis bestond uit twee delen, beneden en boven. Het was klein, het keukentje, de eettafel en de banken pasten er nog net in. Boven waren de bedstedes en was er wel redelijk veel ruimte. De meeste spullen werden dan ook boven bewaard, maar ze bezaten niet veel.
Dit alles was gemaakt van hout en weinig tot niet versierd. Alleen de rijken konden zich details veroorloven. Toch voelde Riss zich er thuis, als je hier was geboren, wist je niet beter. Al zijn herinneringen lagen hier, als hij ergens gelukkig was, dan was dat wel op deze plek.
Tijdens het eten heerste er een ongemakkelijke stilte. Nanda had de eerste paar minuten gepraat maar was nu ook in zwijgen teruggevallen. Het medaillon had hij onder zijn dekens gelegd, daar zou hij vanavond naar kijken. Zijn zusje mocht het ook niet zien, wie weet wat voor krachten dat ding had. Hij was het zijn familie verplicht het weg te gooien maar aan de andere kant, als het echt magie bezat en iemand met slechte bedoelingen kreeg het in handen. Dat zou nog erger zijn!
Er lag niet zoveel op zijn bord en het was ook niet genoeg om zijn honger volledig te stillen, dus toen hij zijn bord leeg had, rommelde zijn maag nog steeds. Van de meloen nam hij niks, die was voor de vrouwen in huis. Hij ging alvast van tafel, zette het bord in het keukentje en keek even om zich heen. Meer was er niet echt te doen.
“Moeder? Nanda? Ik ga naar boven, als jullie me nodig hebben, roepen jullie maar,”¯ deelde hij mee en hij voegde de daad bij het woord. Zijn spieren waren nog steeds niet tot rust gekomen, nu verborg hij zijn spierpijn ook niet meer. Onhandig liep hij de trap op en slaakte een zucht van verlichting toen hij in zijn bedstede neerzakte. Zijn handen zochten naar het metaal, vonden het en met een frons keek hij ernaar. Zou het zijn geheimen ooit onthullen of bleef het gesloten?
Laundrey gaapte, het was al laat aan het worden. Toch wilde ze het boek niet wegleggen, ze moest nog contact met hem maken. Riss, Riss... hij intrigeerde haar. Stemmen weerklonken op de gang, ze zuchtte. Het was weer zover, haar ouders hadden wéér eens ruzie en misschien lieten ze weer haar naam vallen. Vlug drukte ze de oortjes van haar Ipod dicht in haar oren, zette het volume op honderd en sloot de rest van de wereld buiten. Alleen zij bestond nog, samen met de muziek, het boek en Riss. Riss, haar vriend...
Zijn ogen gleden over de omgeving. Alles was bedekt onder een dikke lage sneeuw, de enige tekens dat hij over een pad liep, waren de houten palen die langs de zijkanten waren neergezet. Het was ook doodstil hier, op het geluid van zijn voetstappen na. Aan de horizon schemerde het al, hoe lager de zon kwam te staan, hoe sneller hij liep. De kou sneed door zijn lichaam, de tas voelde loodzwaar aan op zijn schouder en om de paar seconden haalde hij zijn neus op.
Laundrey wenste dat ze iets voor hem kon doen, ze kon niet tegen die machteloosheid. Vervelende eigenschap als je een zielig boek las, maar het was nog vervelender als je een 'zielig' boek las en met de hoofdpersoon kon praten maar hem toch niet kon helpen. Aan de andere kant; zou zíj die kou willen voelen? Niet echt. Er kriebelde iets in haar neus en ze moest niezen. “Dat hoort hij natuurlijk weer,”¯ vermoedde ze. En dat klopte, want weer veranderden de letters. Ongeduldig wachtte ze tot het klaar was, ze wilde verder lezen!
Hatsjoe! Geschrokken keek hij om zich heen. Was er iemand in de buurt? Werd hij misschien achtervolgd door een van die verkopers? Hij bleef staan, speurde de omgeving af maar ontdekte niets. Gemompel wat hij niet kon verstaan vloog zijn oor in. De magere jongeman zette het op een rennen, de tas beukte ruw tegen zijn zij aan. Hij moest hier weg, terug naar het oude vertrouwde huis waar geen struikrovers rondliepen. Waar hij veilig was, voor zover je hier veilig kon zijn.
Na een uitputtende race tegen de klok struikelde hij het houten gebouw binnen wat hij en zijn familie thuis noemden. Een vrolijke Nanda kwam hem begroeten, met een liefdevolle lach op zijn gezicht tilde hij het meisje op.
“Hé lieverd,”¯ fluisterde hij liefkozend, de pijn die door zijn hele lichaam stroomde, liet hij niet merken. Daar werd je hard van. “Ik heb een meloen voor je gekocht, een hele mooie,”¯ vertrouwde hij haar toe, de knuffel die hij daarna kreeg, maakte alles weer goed. Zijn zusje, daar zou hij zijn leven nog voor geven.
Nadat hij haar op de grond had gezet, liep hij naar het kleine keukentje in de hoek. De ketel hing boven het haardvuur en na een vlugge blik concludeerde hij dat zijn moeder soep aan het koken was. Wat voor soep, dat zou hij straks wel proeven. Zijn moeder begroette hem net zo warm als Nanda had gedaan.
“Riss, ik was zo bezorgd.”¯ De oude vrouw omhelsde hem, haar bruingrijze haar kriebelde in zijn gezicht. Glimlachend werkte hij zich voorzichtig los. “Je weet toch dat ik jullie nooit in de steek zal laten, moeder,”¯ stelde hij haar gerust, “dat zou ik mezelf nooit vergeven.”¯
Dus hij heette Riss! Een warm gevoel stroomde door Laundrey's lichaam heen. Ze wist al ietsje meer van hem, datgene wat je altijd als eerste wilde weten. Riss... ze vond de naam wel bij hem passen. Hij was taai, zijn naam was ook taai. Misschien won ze zo sneller zijn vertrouwen, omdat ze zijn naam wist, dat hij haar dan zou geloven.
Een keurende blik gleed over zijn hele lichaam en bleef hangen bij zijn hand. Haar houding veranderde, ze verstijfde en haar gezichtsuitdrukking werd killer.
“Riss, wat heb je daar? Waar heb je dat vandaan?”¯ Hij keek omlaag, opende zijn handpalm en besefte dat hij het medaillon niet opgeborgen had. Het was niet de bedoeling geweest dat zijn moeder het zou zien!
“Gewoon, een of andere amulet die ik onderweg vond,”¯ antwoordde hij terwijl zijn blik beschaamd naar de grond gleed. Liegen tegen de vrouw die altijd voor hem klaarstond, dat was iets voor dieven. Niet voor hem. Het kon alleen niet anders, ze zou zich zorgen maken om hem en haar gezondheid was al zo instabiel. “Ik pas wel op, er zit geen duistere toverkracht aan. Dat had ik anders toch allang gezien en gevoeld?”¯ Of dat echt zo was, wist hij niet zeker.
Kwaad draaide ze zich om en roerde verder. Ze was teleurgesteld in hem, dat was hem wel duidelijk. Het deed hem pijn en hij had een enorm schuldgevoel, maar het kon niet anders. Hij moest het mysterie van dit voorwerp ontrafelen. Omdat er weinig meer gepraat zou worden, ruimde hij het voedsel op. Er werd zout overheen gestrooid zodat het langer bewaard zou blijven. De meloen legde hij op tafel, voor Nanda. Toen dat alles geregeld was, liep hij naar boven toe.
Hun huis bestond uit twee delen, beneden en boven. Het was klein, het keukentje, de eettafel en de banken pasten er nog net in. Boven waren de bedstedes en was er wel redelijk veel ruimte. De meeste spullen werden dan ook boven bewaard, maar ze bezaten niet veel.
Dit alles was gemaakt van hout en weinig tot niet versierd. Alleen de rijken konden zich details veroorloven. Toch voelde Riss zich er thuis, als je hier was geboren, wist je niet beter. Al zijn herinneringen lagen hier, als hij ergens gelukkig was, dan was dat wel op deze plek.
Tijdens het eten heerste er een ongemakkelijke stilte. Nanda had de eerste paar minuten gepraat maar was nu ook in zwijgen teruggevallen. Het medaillon had hij onder zijn dekens gelegd, daar zou hij vanavond naar kijken. Zijn zusje mocht het ook niet zien, wie weet wat voor krachten dat ding had. Hij was het zijn familie verplicht het weg te gooien maar aan de andere kant, als het echt magie bezat en iemand met slechte bedoelingen kreeg het in handen. Dat zou nog erger zijn!
Er lag niet zoveel op zijn bord en het was ook niet genoeg om zijn honger volledig te stillen, dus toen hij zijn bord leeg had, rommelde zijn maag nog steeds. Van de meloen nam hij niks, die was voor de vrouwen in huis. Hij ging alvast van tafel, zette het bord in het keukentje en keek even om zich heen. Meer was er niet echt te doen.
“Moeder? Nanda? Ik ga naar boven, als jullie me nodig hebben, roepen jullie maar,”¯ deelde hij mee en hij voegde de daad bij het woord. Zijn spieren waren nog steeds niet tot rust gekomen, nu verborg hij zijn spierpijn ook niet meer. Onhandig liep hij de trap op en slaakte een zucht van verlichting toen hij in zijn bedstede neerzakte. Zijn handen zochten naar het metaal, vonden het en met een frons keek hij ernaar. Zou het zijn geheimen ooit onthullen of bleef het gesloten?
Laundrey gaapte, het was al laat aan het worden. Toch wilde ze het boek niet wegleggen, ze moest nog contact met hem maken. Riss, Riss... hij intrigeerde haar. Stemmen weerklonken op de gang, ze zuchtte. Het was weer zover, haar ouders hadden wéér eens ruzie en misschien lieten ze weer haar naam vallen. Vlug drukte ze de oortjes van haar Ipod dicht in haar oren, zette het volume op honderd en sloot de rest van de wereld buiten. Alleen zij bestond nog, samen met de muziek, het boek en Riss. Riss, haar vriend...
Snel verder jij, tis echt super leuk, ik wil meer! :'D