Hoofdcategorieën
Home » De Hongerspelen » Some games are meant to be lost » oo2.
Some games are meant to be lost
Geschreven door:
Onderdeel van:
Laatst bijgewerkt:
4 mei 2012 - 19:11
Aantal woorden:
1120
Aantal reacties:
6
Aantal keer gelezen:
633
oo2.
Laat even weten wat jullie er van vinden. Cause that means a lot to me!<3
HOOFDSTUK 2
Het afscheid van mijn familie is kort en rampzalig. Mijn moeder slaat haar armen om me heen en drukt een kus op mijn voorhoofd waarna ze een me kort de moed in spreekt. Atalo is huilend in mijn armen gesprongen en wil met niet loslaten terwijl ik ook mijn vader omhels die me vecht tips begint te geven. Zijn broer is ooit gestorven als tribuut en sindsdien is hij zo bang geweest dat zijn familie hulpeloos zou zijn in de arena dat hij heeft geprobeerd ons enigszins te trainen. Ik kan me nu wel voor mijn hoofd slaan omdat ik zijn lessen vaak als lastig en onaangenaam heb beschouwd. Na vijf minuten worden ze het kamertje uitgestuurd en springen de tranen in mijn ogen. Vrienden mogen geen afscheid komen nemen in District 11, dus die zie ik nooit meer terug. Nieuwe vredesbewakers komen me halen en ik klem mijn vingers om mijn kettinkje met een klavertje vier dat ik altijd draag en dat me geluk behoord te brengen. Roan staat met Simeon al op ons te wachten en we worden door Simeon vrolijk begeleid naar de trein, alsof wat ons te wachten staat niet onze dood is, maar een vrolijk uitstapje naar het Capitool van Panem.
Als ik de groene boomgaarden zie verdwijnen in de verte, slik ik mijn tranen voor de laatste keer weg en kijk Roan aan.
‘Wie is onze trainer?’ Vraagt hij, met een verassend zachte stem. Ik haal mijn schouders op en kijk weer uit het raam.
‘Hoe vaak deed je naam mee dit jaar?’ Vraagt Roan verder en ik kijk geïrriteerd op.
‘Vierentwintig keer. Hoezo?’ Hij grijnst en negeert mijn vraag.
‘Mijn naam ongeveer dertig.’ Zegt hij ineens en ik zie vaag angst over zijn gezicht glijden bij het vooruitzicht van de hongerspelen.
Plotseling komt Simeon binnen gelopen met in zijn kielzog Deavon een brede man met een aantal littekens op zijn gezicht. Iedereen kent hem natuurlijk, hij is de enige nog levende mannelijke overwinnaar van District 11 van de afgelopen vijftig jaar.
‘Ik ben jullie mentor.’ Stelt hij zich voor, waarna hij ons bekijkt met de blik van een kenner.
‘Meisje, waar ben je goed in?’ Blaft hij ineens en ik spring bijna op uit mijn stoel van schrik.
Ik struikel over mijn woorden als ik vertel dat ik goed ben in klimmen en erg snel ben, maar Deavon knikt tevreden.
‘En jij?’ snauwt hij naar Roan, die antwoord met dat hij sterk en redelijk behendig is met messen door zijn werk op de akkers.
‘Een redelijk sterk team.’ Besluiten Deavon en Simeon samen waarna ze de coupé weer verlaten met de mededeling dat we binnen tien minuten gaan dineren.
‘Het is bijna een feestelijke gelegenheid voor hun.’ Moppert Roan en hij kijkt me ineens doordringend aan.
‘Denk je dat we een kans maken.’ Mijn hoofd schiet verdedigend omhoog en ik kijk hem vernietigend aan.
‘Er bestaat geen we. Het is jij en ik, ieder voor zich en nee, ik weet niet of we een kans maken. Maar ik hoop dat één ding duidelijk mag zijn,’ Barst ik uit, ‘wij zijn géén team.’
Roan steekt zijn handen lachend op door mijn uitbarsting en grinnikt, ‘Een beetje pit heb je wel.’
Ik werp hem een boze blik toe en haast me naar een andere wagon, waar het eten net wordt opgediend.
Zilveren schalen, vol met verschillende soorten vlees, groenten, romige sauzen en andere lekkernijen worden voor onze neus neergezet. Genietend neem ik een hap van een stuk hertenvlees in romige champignon saus met rijst en neem perziken met roomijs als toetje. Nog nooit heb ik zo iets geproefd. Ik ben, als meisje uit een klein dorpje vlakbij de stad, gewend aan weinig en minder lekker eten. Mijn vader doet altijd zijn best om zoveel mogelijk eten voor ons vieren bij elkaar te krijgen, maar dat neemt niet weg dat mijn jongste broertje Athos gestorven is van de honger tien winters terug, iets wat ik het Capitool niet kan vergeven.
Plotseling word ik misselijk en leg mijn lepel neer waarna ik mijn bakje van me af schuif. Roan kijkt me vragend aan en ik schud mijn hoofd waarna ik mijn mond schoon dep met een servet en mijn stoel naar achter schuif.
‘Ik heb geen honger meer.’ Verklaar ik en loop de wagon uit naar het slaapgedeelte, waar ik een hele kamer voor mezelf heb. Iets wat ik niet gewend ben doordat ik altijd met Atalo op een klein kamertje heb geslapen.
Snel kleed ik me om en trek een warme wollen pyjama aan waarna ik onder de dikke dekens ga liggen. Ook al ben ik psychisch totaal uitgeput, mijn lichaam is nog niet moe. Uren staar ik naar het plafond en tel wel zes keer tot honderd voor ik eindelijk in een onrustige slaap val.
Ik droom wild en word de volgende dag verstrikt in de dekens weer wakker van Simeon die staat te springen naast mijn bed.
‘Goedemorgen schoonheid, we komen al snel aan in het Capitool. Hup , aankleden!’ Zegt hij met zijn te hoge stem waarna hij weghuppelt uit mijn cabine.
Ik ben niet echt een ochtendmens en op zo’n manier wakker gemaakt worden is helemaal vreselijk. Humeurig loop ik naar de volgende wagon zonder me om te kleden en ga aan de lange houten tafel zitten. Ook Roan komt als ik op mijn witte zachte broodje zit te kauwen geïrriteerd binnen lopen.
‘Als hij me nog één keer zo wakker maakt..’ Dreigt hij en ik grinnik terwijl ik mijn hap doorslik en een slok van de warme chocolade drank neem.
‘Lekker hé,’ Zegt Roan en neemt dan een hap van zijn croissant, ‘Veel beter dan thuis.’
Ik knik, maar denk toch met heimwee aan thuis, onze vieze broden eet ik veel liever dan zachte broodjes om me nog even vrolijk te houden voor ik een vreselijke dood sterf.
‘Ga je aankleden, je hebt nog maar tien minuten!’ Gilt Simeon als hij na tien minuten rustig ontbijten binnen komt gestormd.
Ik murmel wat in mezelf maar ga mezelf dan toch aankleden om een beetje indruk te proberen te maken op het Capitool volk.
Helaas is mijn kledingsmaak nogal matig dus trek ik maar gewoon een simpel setje aan waar ik me gemakkelijk in voel.
Ik ga voor het raam staan en kijk naar buiten de zwarte tunnel in die ons door de berg naar het Capitool zal leiden. Roan komt naast me staan en legt zijn hand op mijn schouder.
‘Nerveus?’ Fluistert hij in mijn oor en ik kan aan zijn stem horen dat hij heel zenuwachtig is.
‘Doodsbang.’ Fluister ik terug en dan komt er een einde aan de tunnel, waardoor we uitkijken over een moderne, gigantische stad die zich uitstrekt in een gigantische vlakte.
‘Welkom in het Capitool.’ Zegt Simeon eerbiedig waarna hij vrolijk giechelt en weghuppelt om ons alleen te laten.
wow, ik word er zelf helemaal pessimistisch van
je kan je echt goed inleven in haar.
op één of andere manier is het heel logisch dat ze zich zo voelt
ga je please snel verder
love