Hoofdcategorieėn
Home » De Hongerspelen » Blackbird [afgewerkt] » Televisie
Blackbird [afgewerkt]
Televisie
We waren weer terug in het grote huis. De gang keek minachtend op me neer. Het licht leek zich niet door de raampjes kunnen wurmen. Ik glimlachte naar mijn gastmoeder voor de komende dagen. Ik zou morgen of overmorgen maar eens op zoek naar het archief moeten, maar plots had ik geen zin meer. Een gevoel van intense eenzaamheid overviel me. Dorine huppelde voor me uit de grote, barokke trap op. De versieringen, die secuur waren aangebracht aan de rand van de trap, bestonden uit dennenbomen en kleine bosvogeltjes met nesten vol kuikens. Mevrouw Dakote volgde me, opgewekt kwetterend dat ik de nieuwe kamer zou krijgen aan het einde van de hal. “Naast de mijne!”¯ voegde Dorine er blij aan toe.
Aan het einde van de hal viel mijn oog op een forse deur met een bordje waar met krullerige letters Charte ingegraveerd was. Ze hadden mijn naam onthouden.
Ik drukte de klink omlaag. Met een zachte steun ging de deur langzaam open. Een met verfspatten besmeurde Dul glipte met een betrapte gelaatsuitdrukking langs mij heen. Hij keek op toen hij de trap weer af wilde lopen en glimlachte bemoedigend: toe maar, kijk maar.
Nieuwsgierig sloeg ik de deur volledig open. Dorine en Dakota stonden met een samenzweerderige glimlach mijn reactie af te wachten.
Ik slikte.
De muren van mijn kamer waren witgroen. Een enorm televisietoestel stond midden in de kamer die ik spoedig de mijne zou noemen. Het hemelbed was groot, zacht… en veilig. Ik plofte in de hoop van kussens, langzaam zonk ik weg. Ik zuchtte rustig een zucht die al lang uit mijn longen wilde ontsnappen. De kussens roken naar bos, thuis. Tijdens de autorit uit hartje Capitool had de familie Dakote den Blosdam kennelijk goed opgelet waar ik vandaan kwam. District zeven was dus ook bij hun bekend. Nu pas ontdekte ik de rechtermuur. Die had ik nog niet gezien bij binnenkomst. Een dak van bladeren glinsterde rustiek op de wand. Het leek net alsof ik klein was. Als ik toen met vader mee het bos inging en hij bramen en aalbesjes verzamelde, luisterde ik naar het prettige gezang van de vogeltjes hoog in de boomtoppen. Wanneer ik ze wilde bekijken en omhoog tuurde, leek het of ze net waren weg gefladderd en op een andere tak neerstreken. Ik kon ze niet vaak in mijn blik vangen maar als ik opeens wel een merel spotte, met mijn achterhoofd in mijn nek gelegd, lachte ik het hele bos bij elkaar. Schaterend van de pret rende ik naar papa terwijl de zon soms door het dichte bladerdek wist door te breken.
“Kijk papa, een vogeltje!”¯
“Waar dan, kleine meid?”¯
“Daar”¯ Mijn korte kleutervinger priemde naar de toppen. “Daar tussen de blaadjes”¯
Maar de merel was dan al vaak gevlogen en mijn vader tipte mijn neus dan aan en tilde me de lucht in. Met een zacht plofje belandde ik op zijn schouders. Daar, hoog boven waar de wrede wereld me kon raken, hield ik me goed vast aan zijn stugge, zwarte krullen en samen renden we dan naar huis. Ik kon mama altijd al in de verte zien zwaaien. Ik zwaaide terug vanaf papa’s schouders en ze moest altijd lachen. Ze had haar kindje gemist…
In gedachten verzonken had ik niet gemerkt dat Dakota was genaderd. Stilletjes was ze naast me komen zitten en aaide me over mijn hoofd. “Vind je de kamer mooi, liefje?”¯ Dat vond ik. “Geloof me maar, alles komt goed”¯ maar hoe graag ik ook in dit cliché wilde geloven, sinds Trelb getrokken was, kwam dit er niet meer in. Zij was ook nog eens de laatste persoon die mij kon troosten. Niet dat ze gemeen was, in tegendeel, maar ze was zo naïef. Zo onwetend. Alles wat zij wist, was dat eten en een slaapplek vanzelfsprekend waren. En voor mij was dat nooit een harde waarheid geweest. Ik keek op vanuit de berg kussens. Ik glimlachte naar haar. Ze bedoelde het zo goed, maar ik kon hier niet blijven. Dat kon ik niet.
Ze glimlachte terug en verliet de kamer met de mededeling dat over een uurtje het eten op tafel stond. Ik had trek en, voor de eerste keer in mijn leven, geen honger.
*
Mijn oog viel op de afstandbediening op het appelgroene nachtkastje. Ik pakte hem op en bestudeerde hem grondig. Het had veel meer knopjes dan die van thuis maar toch wist ik het te doorgronden. Groene knop betekende “aan”¯, met het plusje en minnetje kon je de zenders wisselen. Zonder geluid te maken ging de televisie aan. Luidruchtig gebarend waren op het scherm twee extravagante koks een recept aan het bespreken. Daar had ik geen zin in. Een make-overprogramma, een talkshow, een bontgekleurde animatieserie. Zap, zap, zap.
Opeens verscheen in beeld een bleek meisje dat bang een verhoging opstrompelde. Ze was amper twaalf. De gebouwen om haar en het publiek dat onbewogen toekeek waren grauw en laag. Het zag er niet uit als een wijk in het Capitool, eerder een… district! En jawel, de verslaggever ratelde opeens door dit trieste beeld heen.
“Ja ja mensen, Fem Glister gaat de eer van haar district dit jaar verdedigen. District twee staat erom bekend goed getrainde mensen te sturen maar deze ziet wel wat bleekjes. Ach, misschien is het allemaal schijn. Nu over naar de jongens.”¯
Een dikke man in kanariegeel pak strompelde naar de tweede bol. Hij trok een zuinig mondje en kneep met zijn ogen omdat hij probeerde te lezen wat er op het getrokken papiertje stond. “Dompel Bakro”¯ Een zelfverzekerde grijns gleed over het gezicht van de jongen die met rechte rug het podium op stampte. Ik merkte dat linksboven in beeld stond dat de uitzending van de trekking een herhaling was.
“Een duidelijk gevalletje van een heus echte Beroepstribuut dames en heren, deze jongeman gaat nog ver komen in de Spelen. Let op mijn woorden. Ik ga zeker een gokje op die forse knaap, die momenteel over uw beeldscherm wandelt, wagen. U ook?”¯ Het beeld veranderde weer evenals het landschap. Hoge fabrieken stonden over het hele district verspreid. Er werd weer ingezoomd op het podium. Ik walgde van de griezelige, naïeve lichtzinnigheid waarmee de Spelen door het Capitool werden behandeld. Het was weerzinwekkend maar verder zappen lukte me niet meer. Ik zat aan het beeld gekluisterd.
In een razend tempo werden de tributen van de districten drie, vier en vijf afgehandeld. Respectievelijk zielige, beroeps- en ronduit trieste, magere tributen werden de planken opgedreven door vredebewakers. Dat kwam me bekend voor. Ik dacht plots weer aan Trelb. Gek dat ik dat nu pas deed terwijl ik toch al een vol kwartier naar de trekking en het commentaar op de Spelen aan het kijken was. Zou hij het goed maken? Zou hij me niet zo erg missen als ik hem miste?
Op de achtergrond van het zesde district zoefde een trein voorbij. Een uitgemergelde man, die zichzelf van top tot teen versierd had met glittersteentjes, graaide in de glazen bol van de meisjes. Tussen de toeschouwers was een gevecht gaande tussen twee jongens, een paar meisjes keken verschrikt toe. In de verte zag ik de vredebewakers al aanstormen. Ze waren altijd op tijd wanneer je ze het minst nodig had. Het deed me denken aan wat een paar jaar geleden op school was gebeurd.
Het was vier uur in de middag maar aangezien het winter was, begon het al een beetje te schemeren. Ik zat in de laatste klas van de Lage School en we hadden plantenles, de laatste les van de dag. De lerares hield een vrolijke roze bloem omhoog. Aan de stengel zaten veel felroze kelkjes. Ik besloot eens op te letten misschien kon ik dan eens een bosje voor mama plukken. Het was tenslotte een prachtige plant. “Weet iemand de naam van deze bloem?”¯ De hand van Dolores schoot meteen omhoog. “Vingerhoedskruid, mejuffrouw, uiterst giftig , mejuffrouw”¯ “Dank je Dolores”¯ knikte de juf. Oh, die bloem zou ik maar beter niet plukken. Uit de vaas op haar bureau pakte de juf nu een nieuwe tak, een tak van een boom. Een conifeer. De boom waaronder mijn ouders volgens het Capitool terecht waren gekomen. Ik had ze nog maar pas verloren en het verdriet lag nog achter een breekbare dam van mijn hart. Ik was bang dat die zou openbarsten en ik beet in mijn lip. Niet aan denken, Charte.
Een harde stem galmde door het lokaal. “Hé, dat is de boom waardoor Chartes ouders zijn verongelukt! Je weet wel, die veraaiers!”¯. Het was de stem van Stult, de zoon van de burgemeester. Het leek alsof al het bloed van mijn tenen opeens naar mijn hoofd stroomde. Ik wilde zijn nek omdraaien, één voor één zijn haren uittrekken en toekijken terwijl hij pijn had. Hij moest lijden... Haatgedachtes vertroebelde mijn visie. Diep van binnen wist ik wel dat hij er zomaar iets uitflapte, zo was hij opgevoed door zijn ouders die waarschijnlijk gechanteerd werden door president Snow. Maar zwijgen en even op je tong bijten hielp deze keer niet. Ik sprong op.
Een oerkreet rolde over mijn lippen.
Razend stampte ik langs de juf, die me geschokt aanstaarde.
Boete.
Voor alles wat mijn familie was aangedaan.
Ik sleurde Stult mee. Mijn hart maakte overuren, volgepompt met adrenaline. Ik sleepte hem de klas uit. Naar buiten. Mijn ouders waren nog maar pas gestorven.
Veel te jong.
Ze lieten twee kinderen helemaal alleen achter in de grote, donkere wereld.
Veel te jong.
Ik verbeet mijn tranen die op Stults geschrokken gezicht wilden vallen. Ik wilde zijn ontstelde smoel slaan. Maar ik kon niet. Ik...
In de verte hoorde ik vredebewakers aankomen rennen. Ze waren meteen ter plekke als het Capitool ze nodig had. Riep het district, dan waren ze nergens te bekennen. Ze zouden me meenemen. Ik zou gestraft worden voor overlast en bedreiging van de zoon van de burgemeester. Maar niet alleen ik, ook Trelb zou lijden onder deze plotselinge woede-uitbarsting. Ik schaamde me. Diep.
Langzaam liet ik Stult zakken. Beduusd bleef hij even op de koude straatstenen liggen. De vredebewakers waren bijna ter plekke. Bijna...
Een jongen stormde plots de hoofddeur van het houten schoolgebouw uit. “Charte! Charte!”¯ riep de schim maar ik herkende niemand meer. Mijn omgeving werd steeds vager. Mijn lichaam begon te schokken. Beschermend sloeg de jongen zijn armen om me heen toen de vredebewakers aankwamen. Het enige wat ik wilde, was in zijn armen kruipen en me als een balletje oprollen.
Veilig.
Warm.
Trelb.
Ik sloot mijn ogen.
Wazig hoorde ik nog wel hoe Trelb met de bewakers onderhandelde, hoe hij op ze inpraatte en dat hij ze, uiteindelijk, wist te overtuigen. Laat mijn zusje met rust. Omdat ik officieel nog in de rouw was, werd ik vrijgesproken. Dankzij Trelb. Zijn woorden.
Hij droeg in zijn gespierde armen me als een kleine baby terug naar huis, stopte me in bed en zong een slaapliedje voor me. Hij rook naar zweet, naar het bos. Ik viel dan ook spoedig in slaap. Het leek alsof het woeden der gehele wereld voor een keertje voorbij ons huis dreef.
Voor één keertje.
Met een klap kwam ik weer op aarde terecht, weggerukt uit mijn overpeinzingen door een stem die “Hester Prugel”¯ snerpte en de omroeper die weer aansloeg. De televisie-uitzending was natuurlijk gewoon verdergegaan en ze waren nu bij district zeven aanbeland. Mijn district. Hester liep trots het podium weer op. Ik kon het me nog goed herinneren. De televisiebeelden waren bijna identiek aan mijn eigen herinneringen. Maar wat pas echt voorgoed op mijn netvlies gegrift stond, waren de beelden die daarna volgden.
Er was een tijd dat ik een broer had, waaraan ik alles kon vragen. Hij zou me onvoorwaardelijk steunen. Die tijden waren prachtig. Maar wat nou als er eens per jaar een uurtje is dat je je hart vast houdt. Wat als je bang bent om dat alles in een klap te verliezen. Dat gevoel kan je niet met woorden omschrijven. Het zit dicht tegen een klap op je ribben aan, maar dan heftiger. Emotioneler. Je houdt zo zielsveel van je familie, maar wat nou als je ze probeert vast te grijpen en ze langzaam een voor een door je vingers glippen. Je verliest ze, en je weet dat er niets, maar dan ook niets, is wat je eraan kunt doen. Die machteloosheid voelde ik toen de naam van mijn geliefde broer werd opgelezen.
Ik was helemaal alleen op de wereld.
Helemaal alleen.
Mijn lijf schokte zoals het op de avond van het incident met Stult had gedaan. Maar wie was er nu om me te kalmeren? Wie troostte mij?
Mijn moeder?
Mijn vader?
Mijn broer?
Allemaal dood of ten dode opgeschreven. Ik zou me er bij moeten neerleggen en vroeg of laat zou mijn tijd ook komen... De opwellende tranen die mijn lichaam kwijtwilde, hield mijn geest tegen. Het intense verdriet schoot door mijn hart. Ik wist niet waarvoor ik sterk moest zijn, maar het moest. Mij zouden ze uiteindelijk ook wel te pakken krijgen, maar dan wel met opgeheven hoofd.
Reacties:
Neeeeeeee! Zo zielig <3 Snel verder! Ik wil meer weten, ik wil meer lezen. Je schrijft zo mooi en goed.
Xx
*staart naar scherm*
Babe hoe the hell krijg je dit voor elkaar ?
Zo emotioneel, zo prachtig..
Gewoon té mooi voor woorden!
Meid like seriously!
Dit is awesome ;O
TRELB TEAM TRELB