Hoofdcategorieën
Home » Twilight » Juna » 017
Juna
017
Ik verschool mezelf achter een boom, voor het geval Jake zich opeens om zou draaien.
Plotseling kwam Embry, één van zijn vrienden, tevoorschijn. Wat deed die nou weer hier?!
‘Is de kust veilig?’ vroeg Jacob bezorgd.
‘Nee, sorry. Sam’s roedel is al twee uur aan het patrouilleren, maar ze hebben hem nog steeds niet gevonden. Leah en Seth zijn ook al op pad,’ vertelde Embry.
‘Mooi. Ik ga met ze mee, jij blijft bij Quil,’ commandeerde Jacob. Embry knikte en verdween tussen de bomen.
Jacob zuchtte even en toen klonk er een doordringend gejank door het bos. Hij vloekte en er klonk een scheurend geluid.
Ik hapte naar adem. Waar Jacob eerst had gestaan, stond nu een enorme, roestbruine wolf die razendsnel tussen de bomen verdween.
Voor ik het wist, had ik mijn schuilplaats verlaten en sprintte achter hem aan. Maar hij was zó snel, dat ik hem al snel uit het zicht verloor.
Zachtjes schold ik mezelf uit. Stom kind dat ik was! Het was al helemaal donker, het enige licht kwam van de maan, ik was de wolf kwijt én ik wist de weg in het bos niet!
Ik probeerde mezelf een beetje te kalmeren. Oké, je staat nu om 8 uur ’s avonds in een bos, je weet nog waar je vandaan kwam voor je zag dat Jacob in een gigantische wolf veranderde en… O god.
Jacob… was een…
‘Weerwolf.’ Ik kreeg het bijna niet over mijn lippen. Mijn Jacob, die waarschijnlijk wel vreemdging, was een weerwolf.
Razendsnel keek ik om me heen. Als Jacob een weerwolf was, waren zijn vrienden dat ook! Aten ze mensen?! Was ik hier veilig?!
Opeens begonnen alle bomen om me heen te draaien. Ik werd duizelig van alle honderden gedachten die op dat moment door mijn hoofd raasden, als een wild geworden tornado.
Ik hoorde voetstappen achter me, die direct ophielden. Iemand hield verrast zijn adem in.
‘Krijg nou wat. Vandaag is onze geluksdag,’ klonk het achter me.
Langzaam draaide ik me om.
Een jongen en een meisje, die beide krijtwit waren en me met vurige rode ogen aan staarden, glimlachten liefjes naar me.
‘Dag meisje,’ zei de jongen vriendelijk. Hij had de mooiste stem die ik ooit had gehoord.
‘Wie ben je?’ wist ik uit te brengen. Ze keken elkaar aan en rolden met hun ogen.
‘Maakt niet uit, ik heb dorst,’ snauwde het meisje en deed een stap in mijn richting.
‘Weet je wat we zijn?’ vroeg de jongen.
Ik schudde mijn hoofd.
‘Wij zijn vampiers. En dan weet je zeker wel wat we drinken, is het niet?’
Ik kreeg koude rillingen. Ook dat nog. Wat voor enge wezens bestonden er nog meer?
De jongen én het meisje begonnen nu mijn kant op te lopen. Ik voelde een korte windvlaag en de jongen stond voor me, terwijl hij mijn haar achter mijn oor streek.
Hij snoof diep. ‘Heerlijk,’ glimlachte hij. ‘Het doet geen pijn.’
Het laatste wat ik zag, waren zijn vlijmscherpe tanden, voor ik opzij gesmeten werd en het bewustzijn verloor.
Oh mijn god dit is spannend!!!!!!