Hoofdcategorieën
Home » Overige » One-shots » Schuld
One-shots
Schuld
Regen kletterde op de grond. Roffelde op de bladeren. Druipte langs mijn kraag in mijn nek, waar het ervoor zorgde dat mijn kleding langzaamaan kletsnat werd onder mijn jas. Ik had er geen last van. Ik had nergens last van, behalve van mijn hoofd. Mijn hoofd was geheel ergens anders. Ik moest en zou hier wegkomen. Ik moest en zou hieruit raken. De vraag alleen was hoe. Hoe moest ik dat doen? Waar moest ik beginnen? Alles duizelde, ik wist niets meer. Waar was iedereen? Waar was hij? Of was ik hier alleen? Waar moest ik heen? Was er wel een einde? Afwachten op het antwoord dat niet zou komen, sloot ik mijn ogen.
Langzaam opende ik ze. Liet voor de zoveelste keer de omgeving tot me door dringen. Overal stonden bomen vol met bladeren, druipend van de regen die nog altijd op me neerviel. Takken hingen hoog, maar niet te hoog om erin te klimmen. De grond was leeg, geen enkel struikgewas, geen enkel takje, geen enkel blaadje. Enkel hier en daar wat plasjes van het vele regenen. Vermoeid liep ik verder. Stilzwijgend liep ik verder, op zoek naar iemand waarvan ik niet eens wist of hij er wel was. Toch liep ik verder. Ik wilde, ik moest. Het voelde alsof ik het hem verschuldigd was. Was hij hier niet door mij terecht gekomen? Wat als ik sterker was geweest? Niet met me liet spelen? Waren we dan hier geweest? Schuldbewust boog ik mijn hoofd.
Tranen gleden over mijn wangen. De vermoeidheid liet me trillen, maar ik moest door. Ik mocht niet rusten. Niet voor ik hem gevonden had. Ik had hem laten lijden. Ik wist het zeker. Ik was diegene die ervoor gezorgd had dat hij hier was. Ik was de zwakke, maar nu zou ik ze me niet klein laten krijgen. Niet nu, niet ten koste van hem. Ik had hem nodig, meer nog dan iemand ook maar kon denken. Het was niet zijn schuld! Mijn handen balden zich tot vuisten. Woede en angst welden tegelijkertijd door mijn lichaam heen. Woede om dat ze dit hem aandeden. Angst om of ik dit wel aankon. Of ik hem wel kon redden van wat ik had gedaan. Om wat ik was.
Vastbesloten liep ik door. Ik moest en zou dit doen. Niets of niemand zou me ervan af houden. Adrenaline raasde door me heen. Mijn ogen keken schichtig om zich heen. Ik wilde geen enkel detail van de omgeving missen, geen enkele verandering mocht onopgemerkt gaan. Niets veranderde, alleen maar bomen en bladeren. De moed zakte me weer in de schoenen. Een luide snik verliet mijn mond.
Geschrokken sperde ik mijn ogen open. Was ik in slaap gevallen? Had iemand me aangevallen? Wat was er allemaal gebeurd? Eenzaamheid raasde door me heen. Schichtig keek ik om me heen. Ik was nog altijd waar ik me het voor het laatst kon herinneren. Een eenzame traan gleed over mijn wang toen ik opstond. Verwoed keek ik nog even om me heen voor ik weer verder liep. Iets in me wist al wat ik zou gaan vinden, maar ik wilde er niet aan toegeven. Het mocht niet zo zijn.
Rennend kwam ik vooruit in het bos. Achter me hoorde ik gegrom. Ze wilde me weg hebben en ik was de lafaard die er naar luisterde. Waarom rende ze dan nog altijd acht er me aan? Liep ik volgens hen de verkeerde kant op? Liep ik verder hun terrein op? Een lichte glimlach sierde mijn lippen bij het idee. Proberend nog wat harder te rennen, ontweek ik behendig alle bomen. Bijna miste ik het, bijna. Paniek maakte zich meester van me. Alles om me heen leek te verdwijnen uit mijn beeld. Ik hoorde de achtervolgers steeds dichterbij komen, maar besteedde er geen aandacht aan. Mijn beeld was volledig opgeëist door hem, al zag hij mij nog niet, zag hij het komende gevaar nog niet.
Toen ik eindelijk weer kon bewegen, sprintte ik naar hem toe. Mijn achtervolgers waren zeer dichtbij. Ik schreeuwde om zijn aandacht te trekken voor het nadere onheil. Ik zag hoe zijn ogen groter werden. Hoe hij zich omdraaide en wegrende, omkijkend of ik hem volgde. Hij wachtte om me dichterbij te laten komen, rende dan weer vooruit, wachtte vervolgens weer. Zo vluchtte we samen weg. Toch wist ik diep in me al wat er zou komen.
Zonder een woord te wisselen kropen we tegen elkaar aan. Allebei waren we vermoeid. Allebei waren we koud. Ik nestelde me tegen zijn borst. Hij sloeg beschermend zijn armen om me heen. Voor het eerst in tijden voelde ik me veilig. Zo viel ik in slaap, in een slaap om nooit meer wakker uit te worden. Ik was hem kwijt. Het was mijn schuld.
Reacties:
kan ik nog iets toevoegen aan de reacties van de andere?? Ik denk het eigenlijk niet... zal ik ze nou voor de lol allemaal quoten?
Nah.. kost te veel ruimte
......
Elke seconde werd mijn verlangen naar het einde groter, en het einde heb jij me gegeven!
In dit verhaal is het zo duidelijk te zien.
Dat schrijven geheel niet voor zwakkelingen is.
Maar voor de dapperste mensen op aarde!
Het is inderdaad niet geweldig...
Het is speechless goed!
Echt goed!
De spannings opbouw, de zinsopbouw en- moet ik doorgaan?
oke
IK WIL HIER MEER VAN!!!
je schrijft echt echt heel heel erg goed!!!
xxx een bewonderaar der taal
Niet geweldig? NIET GEWELDIG?!
Wat zeg jij!? Dit is echt goed geschreven, mop!
ECHT goed...
Niet zo slecht over je verhalen denken...
Luve,
WAAAAAUUUUUWWWWW!
Imma separate the crap out of you, als je dit slecht noemt!
Hahaha, oke, dat sloeg nergens op
Maar het is echt goooeeedddd!
Zoveel gevoel, geschreven met zoveel passie!
Ik kan gewoon voelen dat je van schrijven houdt, de passie druipt ervan af!
Echt, wat kan ik nog zeggen?
Vanaf de eerste zin was ik helemaal verzonken in het verhaal.
Echt, jij MOET een boek schrijven later. Zo een met veel emotie, want dat kan je goed overbrengen.
xxxx Nadine