Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » One Direction » Lost in paradise [5-shot] » De silhouetten

Lost in paradise [5-shot]

5 juli 2012 - 19:36

1129

4

377



De silhouetten

I’ve been believing in something so distant


De zon begon te zakken, steeds dieper naar beneden, steeds verder van de hemel. De kleur veranderde, werd warmer. Donkergeel, oranje, enkele tinten rood. De bomen trokken het licht uit elkaar, maakten er losse stralen van. De stralen vochten om een plek om hun licht heen te brengen. Steeds meer maakten de bomen het de zon onmogelijk de aarde te verlichten. Het water kleurde mee met het ondergaande hemellichaam. Het warme licht nam wraak op de bomen door hen te weerspiegelen in het water, maar slechts aan de zijkanten van de brede rivier. Het grootste gedeelte van het water werd gedomineerd door zonlicht. Geel en rood en oranje. Steeds minder, maar zonder twijfel adembenemend mooi. De wolken kleurden ook mee. Zelfs de lucht. Verschillende tinten van dezelfde kleuren.
Met het zakken van de zon zakte ook de temperatuur. Er bleef een milde warmte over, zacht, geruststellend. Het water en de stenen van de oever straalden de warmte uit die ze overdag verkregen hadden, geaccentueerd door de steeds warmer wordende kleuren. Het was schitterend. Het contrast van de inktzwarte bomen tegen de pastelkleurige horizon. De weerspiegeling in het water. Het was bijna weg. Het was bijna afgelopen. Nog enkele tellen voor de zon het complete landschap in inktzwarte duisternis achter zou laten. De bomen, de lucht, het water. De silhouetten. Hun silhouetten. Hun verstrengelde vingers. Ze hielden elkaars hand vast, alsof hun leven er vanaf hing. Elkaar loslaten zou het einde zijn. Het einde van het licht, maar ook het einde van de duisternis en het einde van de verbintenis van de twee silhouetten, die steeds zwarter werden tegen een dieprode achtergrond. Ze verdwenen, langzaam, in een nietszeggend donker. Zelf zeiden ze ook niets. Ze zaten langs het water, op een enigszins afgeplat rotsblok. Ze keken uit over de rivier, het spel van kleuren. Hun handen waren in een stevige greep verbonden en zouden niet losgemaakt worden. De silhouetten zouden de nacht doorbrengen op de rots. Eén nacht, alleen die nacht. Dan zouden ze weggaan. Dan zouden ze loslaten. Ze wisten het, allebei. Niet dat ze erover spraken. Niet dat ze het aan zichzelf durfden toe te geven, maar diep vanbinnen wisten ze het allebei. Ze zouden samen zijn zolang de nacht duurde. Eén nacht. Eén keer. De zon zou hen uit elkaar drijven.
Het hemellichaam zakte definitief weg achter de bomen en liet een nagenoeg ondoordringbaar duister achter. Sterren twinkelden aan de hemel en de maan scheen, hoewel er slechts een klein stukje van zichtbaar was. De zon gunde de maan niet meer licht. De maan protesteerde niet en scheen vol trots over de aarde heen met het beetje zonlicht dat zij wel toegezonden kreeg. De silhouetten keken naar haar, gezamenlijk. Hun tenen bungelden een centimeter of tien boven het lauwwarme water van de brede rivier. De verleiding er simpelweg in te springen was groot, maar het was te gevaarlijk. Ze wisten niet wat er allemaal in de rivier zwom. Eigenlijk wisten ze ook niet wat er allemaal op de oever rondliep, maar ze waren nauwelijks roofdieren tegengekomen tijdens de wandeltocht die ze gemaakt hadden om er te komen, dus ze namen aan dat ze redelijk veilig waren. Niet dat het ze heel veel uitmaakte. Het was alleen maar tot het zonlicht weer door de boombladeren zou priemen. Slechts enkele uurtjes.
De tijd leek stil te staan. De maan bewoog niet, de sterren bewogen niet. Er vlogen geen vliegtuigen over, er bewoog niets. De bomen ritselden stilletjes en de insecten in de wouden zoemden oorverdovend luid, maar alles was zo constant, zo onveranderlijk aanwezig, dat de tijd stil leek te staan. De insecten zouden blijven zoemen en de sterren zouden blijven schijnen en ze zouden elkaar voor altijd vast kunnen houden. Er kwam geen eind aan de nacht. De zon bestond niet meer. De wereld bestond niet meer. Slechts duisternis en sterren, en de twee silhouetten. Niets anders. Niemand anders. Ze waren niet gevlucht, ze waren gewoon een wandeling aan het maken. Ze konden gaan en staan waar ze wilden, niemand hield hen tegen. Er was niets. Er was niemand. Duisternis. Sterren.
Ze spraken niet. Geen woord. Spreken zou de eeuwigheid verbreken. Het stemgeluid zou tijdelijk zijn. Er was geen tijdigheid. Alles was oneindig. Eeuwig.
Tot ze de fout in gingen. Tot één van de silhouetten zuchtte. Zachtjes, nauwelijks hoorbaar over het kabbelen van de rivier en het zoemen van de insecten, maar luid genoeg om een einde te maken aan de oneindigheid. Alsof het afgesproken was, draaiden beide silhouetten hun hoofden naar elkaar toe en keken elkaar aan. Misschien was het ook wel afgesproken, onbewust. De bomen wisten het niet. De rivier wist het niet. Zelfs de sterren wisten het niet.
Het linker silhouet boog zich naar rechts, langzaam, versmolt zich met het rechter silhouet. Kleine stukjes van de silhouetten belandden op het rotsblok, vormden eigen silhouetten. Bewegingsloos lagen ze op de oever, alsof ze er thuishoorden. Ze vielen niet op. Na een poosje was het alsof ze er altijd al geweest waren en er altijd zouden blijven. Alleen de originele twee silhouetten waren er nog, versmolten, op het afgeplatte rotsblok. Links was rechts en rechts was links en er was geen onderscheid meer te maken tussen de twee. Zelfs de haren, het enige verschil dat in het zwakke maanlicht zichtbaar was geweest, waren onherkenbaar. Vingers vervormden de lokken tot modellen die niet meer van elkaar te onderscheiden waren. Allebei warrig, de twee silhouetten die één waren geworden. Ze bewogen, ze maakten geluid. Ze gaven toe aan de vergankelijkheid.
Tot ze zich weer van elkaar scheidden. Op hetzelfde rotsblok, bij dezelfde rivier, werd het ene silhouet weer twee. Links werd weer rechts en rechts werd weer links en langzaamaan kwamen de silhouetten tot rust en werd het weer stil, op het zoemen van de insecten en het kabbelen van de rivier na. De handen waren weer verstrengeld, de vingers weer zo stevig om elkaar gewikkeld dat het onmogelijk leek dat de greep ooit verbroken zou worden. De eeuwigheid herstelde zich weer. De sterren keken neer op de silhouetten, waren er getuigen van dat ze langzaam insliepen. Samen. Verstrengeld. Op het afgeplatte rotsblok aan de rand van de rivier. Ze hadden één nacht samen, tot de zon opkwam. Dan werden ze gescheiden.
Alles wat hen restte was de oneindigheid van het duister, van de nacht. De zon die nooit op zou komen, de maan die voor altijd aan de hemel zou staan. Alles was zwart en alles was van hen. De wereld was van hen. Ze vertrouwden op de sterren. De sterren zouden over hen waken, gedurende de nacht, gedurende de komende eeuwigheid. Ze zouden de zon wegjagen, de duisternis in stand houden.
Samen bereidden de silhouetten zich voor op een oneindige nacht slaap.


Reacties:


Tweety
Tweety zei op 29 juli 2012 - 12:45:


neversay
neversay zei op 8 juli 2012 - 17:25:
Ieeeeeh. Dudeee, dit is zó awesome! Really.
De zon, donker, licht, sterren, silhouetten, scheiden, de nacht, rivier. Adfsgjklfdga. <3
Ik begrijp nooit hoe je dit zomaar ineens kan schrijven. Alles wat er staat hoort er gewoon. En. Het is best diep. Yap.
Er gebeurd niet veel, maar toch trekt het de aandacht. Het wordt niet saai. En. Dat vind ik knap. Want. Meestal worden zulke stukken saai. ^^
Next? ;3


Letra
Letra zei op 6 juli 2012 - 17:08:
Waauw. Zo mooi geschreven .. I really love your story so far
Zou ik een meldig mogen ?


xjeszell
xjeszell zei op 6 juli 2012 - 1:09:
vkwJisfnabfo I love this so much.
Really. I wany to quote stuff but I'm usinh my phome so I can't but I looove this.
So. Next soonish?<3