Hoofdcategorieėn
Home » Harry Potter » Another Granger » 8) Onaangename ontmoeting
Another Granger
8) Onaangename ontmoeting
“Wat is jullie favoriete Zwerkbalteam,”¯ vroeg Ron. “Eh… ik ken er niet eentje,”¯ biechtte Harry op. “Wat!”¯ zei Ron verbaasd. “Zwerkbal?”¯ vroeg David. “O, dat is de mooiste sport ter wereld!”¯ Nu was Ron pas echt verbijsterd. Hij begon uitgebreid te vertellen over de vier ballen en de posities van de zeven spelers en hij beschreef beroemde wedstrijden die hij samen met zijn broers had gezien en de bezemsteel die hij wilde kopen als hij geld had. David luisterde aandachtig naar Ron. Net toen Ron hen de subtielere aspecten van het spel probeerde duidelijk te maken, gleed de deur van de coupé open. Er kwamen drie jongens binnen. De middelste jongen had een bleek, spits gezicht. Hij werd geflankeerd door twee jongens met een zwaar postuur die er nogal gemeen uitzagen. Ze waren precies zijn lijfwachten. “Is het echt waar?”¯ zei de middelste jongen, de leider. Hij sprak nogal lijzig en bekakt. “Iedereen zegt dat Harry Potter in deze coupé zit. Dus dat moet jij zijn. Ja toch?”¯ “Ja,”¯ zei Harry die even naar de twee gemene jongens keek. “O, ja dit is Korzel en dat is Kwast,”¯ zei de jongen toen hij Harry zag kijken. “En ik heet Malfidus. Draco Malfidus.”¯ Ron kuchte een beetje om zijn gegrinnik te verbergen. Draco Malfidus keek hem aan. “Vind je mijn naam grappig? Ik hoef niet te vragen wie jij bent. Mijn vader zei al dat de Wemels rood haar en sproeten hebben en meer kinderen dan ze kunnen veroorloven.”¯ David keek Draco Malfidus gemeen aan. Draco Malfidus merkte dat blijkbaar want hij wende zich tot David. “En jij uit wat voor soort familie kom jij?”¯ David antwoordde op een rustige toon: “Wat doet het ertoe wie mijn ouders zijn?”¯ Draco snoof. “Je bent zeker een Dreuzeltelg,”¯ zei Draco vol walging. David haalde zijn schouders op het kon hem niks schelen hoe Draco hem noemde. Draco wendde zich weer tot Harry. “Je zult merken dat sommige tovenaarsfamilies beter zijn dan andere, Potter. Je moet niet aanpappen met de verkeerde soort. Daar kan ik je bij helpen.”¯ Hij stak zijn hand uit, maar Harry pakte die niet aan. “Ik kan heel goed zelf beslissen wie de verkeerde mensen zijn, dank je,”¯ zei hij koeltjes. Draco werd niet echt rood, maar kreeg wel een soort blos op zijn bleke wangen. “Ik zou maar oppassen als ik jou was, Potter,”¯ zei hij langzaam. “Als je niet wat beleefder wordt, vergaat het je net zo als je ouders. Die wisten ook niet wat goed voor ze was. Als je omgaat met schorem als de Wemels, Dreuzeltelgen en die Hagrid, raak je zelf ook besmet.”¯ Zowel Harry als Ron stond op. Rons gezicht was even rood als zijn haar. “Zeg dat nog eens!”¯ zei hij. “O, wou je vechten?”¯ schamperde Malfidus. “Tenzij jullie snel maken dat jullie wegkomen,”¯ zei Harry dapper maar hij keek licht bezorgd naar Korzel en Kwast. “Maar we hebben geen zin om weg te gaan, nietwaar jongens? Wij hebben als ons eten al op, maar ik zie dat jullie nog hebben.”¯ Kwast wilde een van de Chocokikkers pakken die naast Ron op de bank lagen en Ron sprong op hem af, maar voor hij Kwast met één vinger had aangeraakt, greep David de achterkant van Ron's t-shirt vast. Toch hoorde hij een oorverdovende kreet. De rat van Ron bengelde aan Kwasts vinger, met zijn scherpe tandjes diep in zijn vlees. Korzel en Malfidus sprongen haastig achteruit terwijl Kwast de rat krijsend rondzwiepte en toen de rat uiteindelijk losliet en tegen het raam knalde, namen ze alle drie snel de benen. Misschien dachten ze dat er nog meer ratten verstopt zaten tussen het snoepgoed of misschien hadden ze voetstappen gehoord, want een paar tellen later kwam Hermelien binnen. “Wat is hier aan de hand?”¯ vroeg ze, met een blik op het snoepgoed waarmee de grond bezaaid was en op Ron, die zijn rat aan zijn staart oppakte. “Ik geloof dat hij buiten westen is,”¯ zei Ron meer tegen Harry en David dan tegen Hermelien. Hij bekeek de rat wat beter. “Nee, niet te geloven, hij slaapt weer.”¯ Dat klopte. “Kende je Malfidus al?”¯ vroeg David. Harry vertelde over zijn ontmoeting met Malfidus op de wegisweg. “Ik heb van zijn familie gehoord,”¯ zei Ron duister. “Ze behoorden tot de allereersten die terugkeerden naar onze kant toen Jeweetwel was verdwenen. Ze zeiden dat ze behekst waren, maar daar gelooft mijn vader niks van. Hij zegt dat Malfidus’ vader maar al te graag bereid was om over te lopen. “Ik zou maar gauw mijn gewaad aantrekken, als ik jullie was. Ik ben net helemaal voorin geweest en de machinist zegt dat we er bijna zijn. Jullie hebben toch niet gevochten, hè? Dadelijk zitten jullie al in de nesten voor we goed en wel op school zijn.”¯ “Schurfie heeft gevochten, wij niet,”¯ zei Ron nijdig. “En zou je ons alleen willen laten, zodat we ons kunnen verkleden?”¯ “Goed, goed… ik kwam alleen maar binnen omdat veel mensen zich kinderachtig gedragen en op en neer rennen door de gangpaden,”¯ zei Hermelien gepikeerd. “En wist je trouwens dat je een veeg op je neus hebt?”¯ David had het gevoel dat ze inderdaad trager gingen rijden en het begon al te schemeren. Harry en Ron deden hun jasjes uit en trokken hun lange zwarte gewaden aan. Dat van Ron was iets te klein, zijn sportschoenen staken eronderuit. Er galmde een stem door de trein: “Over vijf minuten arriveren we bij Zweinstein. Laat uw koffers alstublieft in de trein achter. De bagage wordt afzonderlijk naar school vervoerd.”¯ “O, handig dan moet ik mijn bagage niet gaan halen,”¯ zei David opgelucht. Hij voelde zich zenuwachtig en zag dat Harry en Ron ook zenuwachtig waren.Harry en Ron propten de laatste zoetigheid in hun zakken. Ze wrongen zich de overvolle gang op. De trein ging steeds trager rijden en stopte uiteindelijk. Mensen drongen naar de deur en stapten een piepklein, donker perron op. David keek verwonderd om zich heen. Plotseling danste er een lamp op en neer boven hun hoofden en hoorde David een stem: “Eerstejaars! Eerstejaars hierheen. Alles kits, Harry?”¯ Het was een gigantische man, zijn gezicht ging bijna helemaal schuil achter zijn lange, verwilderde haar en verwarde, ongekamde baard, maar tussen al dat haar kon je nog net twee ogen zien, die glommen als zwarte torren. Hij had er angstaanjagend uitgezien als hij niet zo’n brede grijns op zijn gezicht had. “Voorruit, volg mij maar, nog meer eerstejaars? Pas op ’t afstapie! Eerstejaars met mij mee!”¯ riep hij. Uitglijdend en struikelend volgden ze de grote man over een smal, steil pad. “Wie is hij?”¯ vroeg David aan Harry. “Dat is Hagrid, de sleutel bewaarder van Zweinstein,”¯ beantwoorde Harry zijn vraag. “Zo dadelijk zien jullie Zweinstein voor ’t eerst, riep Hagrid over zijn schouder. “Gelijk om het hoekie.”¯ Er klonk een luid “Oooooh!”¯ Het smalle pad kwam plotseling uit aan de oever van een groot, inktzwart meer. Hoog op een berg, aan de overkant van het meer, stond een enorm kasteel, met talloze torens en torentjes en ramen die fonkelend afstaken tegen de sterrenhemel. “Niet meer dan vier per boot!”¯ riep Hagrid en wees op een vloot kleine bootjes, die bij de oever in het water dobberden. David, Harry en Ron kregen in hun bootje gezelschap van Hermelien. “Iedereen aan boord?”¯ schreeuwde Hagrid, die een boot voor zich alleen had. “Oké, VAREN!”¯ De bootjes voeren allemaal tegelijk weg en gleden stil over het spiegelgladde water. De kinderen staarde zwijgend naar het reusachtige kasteel dat boven hen uittorende en groter en groter werd naarmate ze de voet van de klif naderden. “Koppen omlaag!”¯ riep Hagrid toen de eerste bootjes bij de klif waren. Ze bogen hun hoofd en de bootjes gleden door een gordijn van klimop, dat een grote opening bedekte. Ze dreven een donkere tunnel door, die blijkbaar tot onder het kasteel voerde en kwamen uit bij een ondergronds haventje, waar ze uitstapten op een strand van stenen en kiezels. “Hé, jij daar! Is dit jouw pad?”¯ zei Hagrid, die de bootjes controleerde nadat de leerlingen waren uitgestapt. “Willibrord!”¯ riep Marcel opgetogen en hij stak zijn handen uit. Ze klauterden door een gang in de rotsen omhoog, achter het licht van Hagrids lamp aan en arriveerden uiteindelijk op een glad, vochtig grasveld in de schaduw van het kasteel. Ze liepen een stenen bordes op en dromden samen bij de gigantische eiken deur. “Is iedereen er? Heb jij je pad nog?”¯ Hagrid hief zijn enorme vuist op en bonsde drie keer op de deur van het kasteel.
Hehe!
Leuk geschreven!!!
Ben benieuwd naar de rest!
Reb.