Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Carpe diem » 28 november 2008
Carpe diem
28 november 2008
Nerveus wiebelde Milou op haar stoel. Er was niet zoveel volk in de wachtkamer. Toch hoopte ze dat het nog uren zou duren eer ze aan de beurt was. Ze was bloednerveus. Haar lichaam trilde als een bezetene en haar hart bonsde als gek in haar borstkas. Een brok had zich in haar keel gevormd terwijl het bloed aan een ongelooflijke snelheid door haar lichaam werd gepompt. Milous gedachten werkten op een snelheid die zelfs door wetenschappers voor onmogelijk zou worden gehouden.
Toch was er één ding dat de stress een klein beetje verlichtte. Het feit dat haar mama en Tom er waren om Milou op te vangen. Haar moeder, die nu naast haar zat, zou haar ondersteunen als ze het verdict te horen zou krijgen. Tom zou iets later komen. Dat maakte Milou niet uit. Zolang hij hier was om haar te steunen, dat was het belangrijkste.
“Het komt goed, schat.”¯
De zachte toon van haar moeder maakte haar iets rustiger. Ze wist dat wat er ook zou gebeuren, haar moeder haar bleef steunen. Dat had ze al die jaren gedaan en dat zou nu niet anders zijn. Milou wist dat ze ook ongelooflijk zenuwachtig was, maar weigerde er aan toe te geven. Milou wist ook dat als het slecht nieuws was, haar moeder niet zou beginnen te huilen in haar bijzijn. Ze zou wachten tot ze thuis was om in huilen uit te barsten en dat allemaal omdat ze anders het gevoel had dat de wereld rond haar draaide en niet rond Milou.
Milous ademhaling haperde toen ze de laatste patiënt voor hen de onderzoekskamer zag uitlopen. Ze was bijna aan het sterven van angst. Vannacht had ze geen oog dichtgedaan. Ze had al sinds gisterenavond het gevoel dat er iets ging mislopen. Dat ze gisteren veel te optimistisch was en dat net dat haar wel eens de das kon om doen.
Toen ze de dokter in de deuropening zag verschijnen wist ze genoeg. Het uur van de waarheid was aangebroken. Het was nu of nooit. ‘God, laat het alsjeblieft goed komen.’
Haar hart sprong bijna uit haar borstkas toen Milou met haar moeder de onderzoekskamer inliep. De dokter had zich al neergezet achter zijn bureau en gebaarde vriendelijk dat ze mochten gaan zitten. Het liefst van al was ze recht blijven staan, maar haar moeder dwong haar om mee te gaan zitten. Vanaf deze morgen tot nu had haar moeder Milous hand nog geen seconde losgelaten. Haar mama wilde dat ze besefte dat ze er niet alleen voor stond. Een bemoedigend kneepje in Milous hand deed Milou bijna in huilen uitbarsten. Ze was zo bang. Zo bang dat de dokter nu zou zeggen dat het voorbij was.
“Lieve Milou, ik ga er vandaag geen doekjes omwinden. Ik kan zien dat je bijna aan het sterven bent van de zenuwen, dus denk ik dat het het beste is als ik je meteen uit je lijden verlos. Enkele weken geleden hebben we een bloedonderzoek gedaan om te zien of je lichaam goed gereageerd heeft op de chemotherapie. We hebben je bloed onderzocht en…”¯
‘Alsjeblieft laat het goed zijn. Alsjeblieft!’ Het meisje hield gespannen haar adem in. Hoewel ze wist dat de kans miniem was, hoopte ze dat het verdict positief was. Dat ze eindelijk naar huis mocht, maar de aarzeling in zijn stem was haar niet ontgaan.
“De chemotherapie heeft niet aangeslagen. Het spijt me enorm.”¯
De wereld om haar heen stortte in. Milou had het gevoel alsof iemand met een bijl op haar hoofd sloeg. Moeilijk hield ze zich vast aan haar stoel om er zeker van te zijn dat ze niet zou flauwvallen. Tranen begonnen als maar sneller over haar wangen te vloeien, terwijl ademen steeds moeilijker werd. Haar hersenen probeerden de hoeveelheid aan informatie te verwerken, maar het leek wel alsof ze helemaal blokkeerden. Toch was er één vraag die ze moest stellen. Eén vraag die van cruciaal belang was.
“Hoelang heb ik nog?”¯
Milous stem was rauw en bijna onverstaanbaar, maar toch leek de dokter haar gehoord te hebben. Hoewel ze doodsbang was voor het antwoord, wilde Milou het weten. Het was van levensbelang. Enkel zo zou ze zich kunnen voorbereiden op haar einde.
De dokter leek te twijfelen of hij het antwoord wel zou zeggen, maar besloot toen dat ze recht had op de waarheid.
“Milou, voor dat ik je antwoord geef, wil ik dat je weet dat wij er allemaal voor je zijn. Je staat niet alleen. Wij zullen je allemaal bijstaan tot het allerlaatste moment.”¯
De brok in haar keel werd nog groter. Dit was niet goed. Dit was helemaal niet goed. Milou voelde hoe haar moeder steeds harder in haar hand kneep. Ze wist dat haar moeder bij haar bleef.
“Je hebt nog één maand.”¯
Misselijkheid nam de overhand. Zo snel ze kon snelde Milou de onderzoekskamer uit, op zoek naar het dichtstbijzijnde toilet, waarin uiteindelijk haar volledige maaginhoud verdween.
Versuft liet het meisje zich neerzakken tegen de muur. Ze voelde zich leeg vanbinnen. Alsof heel haar leven niets waard was. Alles was voor niets geweest. Al die jaren had ze voor niets gevochten. Het had helemaal niet uitgemaakt óf ze was blijven vechten óf ze had opgegeven, het besluit was toch hetzelfde. Ze ging dood. Ze ging, godverdomme, dood en dat binnen één maand. Hoe moest het nu verder met haar? Haalde het eigenlijk nog uit om te blijven vechten? Was het niet beter om er gewoon meteen een einde aan te maken? De korte pijn, dat zou voor iedereen beter zijn.
Plots schoot er iets door haar hoofd: Tom! Wat moest ze tegen hem zeggen? Hoe zou hij reageren? Misschien zou hij haar wel laten vallen nu hij het wist, aangezien hij toch niks meer aan haar had. Hij zou haar achterlaten. Aan haar lot overlaten, terwijl dit de periode was waarin ze hem het meeste nodig had.
“Godverdomme!”¯
Huilend trok Milou haar benen op, waarna ze haar hoofd tegen haar knieën drukte. Wat moest ze doen? Ze wilde Tom helemaal niet achterlaten. Ze wilde met hem gaan samenwonen, later met hem enkele kindjes adopteren, een gezinnetje stichten. Ze wilde nog zoveel doen. Ze wilde heel de wereld afreizen, nieuwe culturen leren kennen, gaan studeren. Waarom? Waarom, godverdomme, gunden ze haar dat nu niet? Waarom was haar leven gedoemd om te mislukken? Wat had ze verkeerd gedaan?
Het geluid van rennende voetstappen drong niet tot haar door. Het was pas toen ze twee warme armen rond zich voelde sluiten, dat Milou besefte dat hij hier was. Tom was bij haar. Hij was hier, zelfs al wist hij dat ze ging sterven.
“Rustig maar, Milou. Ik ben bij je. Het komt goed, dat beloof ik je.”¯
Angstig klampte ze zich vast aan Tom. Ze duwde haar gezicht in zijn nek en liet haar tranen de vrije loop. Het maakte toch niet meer uit. Ze wist dat ze de schijn nu niet meer op hoefde te houden.
“Ik ben zo bang, Tom. Ik ben zo ongelooflijk bang. Ik wil nog niet dood. Ik ben er nog niet klaar voor. Oude mensen moeten sterven, niet ik. Ik ben nog niet eens begonnen aan mijn leven. Ik…”¯
“Ik laat je niet achter. Ik blijf bij je. Samen blijven we vechten. Jouw ziekte krijgt ons niet klein, Milou. Samen redden we het, dat beloof ik je.”¯
Milou drukte haar lichaam zo dicht ze kon tegen het zijne. Ze wilde zijn lichaamswarmte voelen. Ze wilde genieten van zijn aanwezigheid, van dit moment. Ze wilde genieten van de tijd die haar nog restte. Ze wist dat Tom haar zou helpen. Samen zouden ze blijven vechten. Hij zou haar naar de eindmeet loodsen. Hij zou bij haar blijven, haar laten beseffen wat het was om echt te leven. Haar laten genieten van haar leven. God, wat zou ze hem missen.
Leven. Dat was het enige wat ze wilde.
“Slaapt ze?”¯
Tom knikte. Morena, Milous moeder, keek vol medelijden naar het zielige hoopje mens dat in het bed lag. Het arme meisje was volledig ingestort. In het begin zag het er nog naar uit dat ze zou blijven vechten, maar enkele uren na het nieuws veranderde ze helemaal van gedachte. De hele dag had Milou gehuild. Ze had geweigerd om te eten. Ze had geweigerd om Tom los te laten, omdat ze bang was dat hij anders weg zou zijn. Op een gegeven moment vroeg ze zelfs aan Tom of het niet beter was om er meteen een eind aan te maken. Gelukkig kon Tom dat uit haar hoofd praten.
Tranen brandden in Morena’s ogen. Dit verdiende Milou niet. Heel haar leven had ze moeten vechten tegen leukemie en net op het moment waarop het leek dat ze de ziekte eindelijk had overwonnen, liep alles mis.
“Had de dokter nog iets anders gezegd?”¯ vroeg Tom bedeesd.
Morena keek de jongen treurig aan. Zijn bruine kijkers, die anders zo fonkelden, keken haar nu gekweld aan.
“Hij zei dat we de komende twee weken volledig van haar moeten genieten. En dat we ons vanaf dan moeten voorbereiden op het feit dat ze langzaam zal beginnen af te takelen.”¯
Tom hapte moeilijk naar adem. Hij wist dat hij weinig tijd had, maar zo weinig. Toch bleef hij optimistisch.
“Dan zal ik er persoonlijk voor zorgen dat het de twee beste weken uit heel haar leven zullen worden. Vanaf nu zal ze eindelijk beseffen wat het is om écht te leven.”¯
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.