Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Ghost of you » Hoofdstuk 4
Ghost of you
Hoofdstuk 4
And all the smiles that are ever ever.
Toen hij genoeg gegeten had en lang genoeg voor de spiegel gestaan had om enigszins tevreden te zijn met hoe hij eruit zag, begaf hij zich naar de voordeur. Hij trok zijn jas aan, controleerde of hij zijn sleutels bij zich had - zijn sleutels, van zijn auto. Niet die van Tom. Die auto miste een voorruit en Bill had de moed nog niet bij elkaar geraapt om het bloed op te ruimen. Schoon te maken. Vierentwintig uur. Hij stapte de voordeur uit en drukte op het knopje om zijn Audi van het slot te halen. Net toen hij op het punt stond het portier te openen, hoorde hij zijn naam roepen. Haastige voetstappen kwamen zijn kant op, vergezeld door het tikkende geluid van naaldhakken. Zijn moeder. Hij wist dat het zijn moeder was, omdat hij haar stem herkende. Achter haar liep Gordon. Hij wist het, want het was logisch. ‘Bill,’ hoorde hij zijn moeder nogmaals zeggen. De tranen klonken door haar stem heen. Hij wist dat hij zich niet om wilde draaien. Hij wilde haar niet zien huilen. Toch draaide hij zich om en zag haar, heel even, een seconde lang. Toen sloot ze hem in haar armen en liet ze haar tranen zijn shirt doordrenken. Druppel voor druppel voor druppel. Langzaam werd het een vlek, nat, warm. ‘Mam, rustig maar,’ fluisterde Bill haar toe. Hij probeerde haar zachtjes van zich af te duwen. Gordon schoot hem te hulp, pakte Simone bij haar schouder en trok haar van haar zoon af. ‘Kom op, even doorbijten,’ fluisterde hij haar toe. De vrouw knikte, veegde met de ruggen van haar handen haar wangen schoon en knikte in de richting van de voordeur. ‘Mogen we binnenkomen?’ vroeg ze met zo kalm mogelijke stem. Erg overtuigend was het niet, maar ze deed haar best.
‘Of was je onderweg ergens naartoe?’ vroeg Gordon. ‘Dan kunnen we natuurlijk een andere keer terugkomen. We hadden moeten bellen, uiteraard, stom dat we dat niet gedaan hebben. Je hebt genoeg aan je hoofd. Zullen we morgen terugkomen? Vanavond? We willen je zo min mogelijk van last zijn en -’
‘Nee, het is prima,’ onderbrak Bill hem. Hij onderdrukte een glimlach. Zijn stiefvader deed zijn uiterste best niet te laten merken dat hij het er moeilijk mee had, dat hij niet treurde om het verlies van zijn stiefzoon. Het lukte hem niet. Bill zag erdoorheen, maar waardeerde het wel degelijk. Zeker vanwege zijn moeder. Die leek alle hulp te kunnen gebruiken. ‘Ik was net onderweg naar jullie,’ verklaarde hij, waarna hij de auto afsloot en de voordeur opende voor wat nog over was van zijn gezin. Hij liet hen eerst naar binnen, volgde daarna zelf en trok de deur achter zich in het slot. Hij wilde vragen waar ze voor kwamen, maar vond dat te onbeleefd. Ondankbaar. Hij wist dondersgoed waarom ze er waren. Omdat hun zoon overleden was. En omdat - nee. Niets aan de hand.
‘Willen jullie zijn kamer zien?’ vroeg Bill. Ze is je moeder, verdomme, dacht hij er meteen achteraan. Ze was zijn moeder. Ze was Toms moeder. Hoe gedroeg je je tegenover je moeder als je zojuist je broer verloren was? Hij was zijn broer niet verloren. Zijn broer was diens lichaam verloren. Meer niet. In films wilden de ouders en de vrienden altijd de kamer zien, dus misschien zijn moeder ook wel. Hij kon niets beters bedenken. Daarbij was zijn moeder te druk bezig met huilen om te merken dat haar zoon geen idee had waar hij mee bezig was. Ze knikte zonder een woord te zeggen en wachtte tot Bill haar de trap op leidde. Alsof ze nog nooit zelf naar boven was geweest. Alsof Bill een vreemde was.
De jongen leidde zijn moeder helemaal tot aan de slaapkamer, opende de deur voor haar. Hij ving een glimp op van de rotzooi die Tom achtergelaten had. Hij glimlachte, in zichzelf. Zijn moeder zag het gelukkig niet, die zou vast denken dat hij gek geworden was. Hij nam zich voor Toms kamer lekker te laten zoals hij was: een varkensstal. In ieder geval voorlopig. Later zou hij vast een keer van gedachten veranderen en alsnog opruimen, maar dat was later.
Simone betrad het vertrek, maar Bill ging niet met haar mee. Hij draaide de kamer zijn rug toe en maakte aanstalten weer naar beneden te lopen, toen hij Gordon zag staan. De man keek hem bedenkelijk aan, bijna argwanend. ‘Je glimlacht,’ constateerde hij. Bill keek hem ontzet aan en voelde hoe zijn lippen ontkrulden. De glimlach verdween. De vreugde verdween. Hij hoorde niet te glimlachen. Hij hoorde zich te gedragen alsof zijn broertje overleden was. ‘Ja,’ bekende hij. ‘Ja, ik bedacht me dat het grappig is dat Tom altijd zo slordig was. Dat zijn kamer helemaal is zoals hij was. Rommelig, ongeorganiseerd, maar niet vies. Niet onhygiënisch. Geen vaat, geen afval. Gewoon… andere dingen. Net als Tom. Gewoon - gewoon net als Tom.’ Hij stotterde enigszins, wist dat hij op zich wel de waarheid sprak maar toch ook niet. Gordon ook, leek het. ‘Zullen we teruggaan naar de keuken?’ vroeg hij. Bill knikte. Ja, dat kon. Natuurlijk kon dat. Samen liepen ze de trap af, lieten Simone alleen achter in Toms verlaten kamer.
‘Luister,’ begon Gordon, nadat hij zichzelf toestemming had gegeven plaats te nemen in één van de stoelen aan de keukentafel. ‘Natuurlijk zijn we hier vanwege Tom. Natuurlijk is dat een groot deel van de reden waarom je moeder in tranen is, maar er is meer.’
‘Ik,’ onderbrak Bill hem. Simpel, kort. Waar. Ik.
‘Ja,’ reageerde Gordon aarzelend. ‘Jij. Weet je ook waarom?’
Bill haalde zijn schouders op. ‘Ze denkt dat ik ‘m achterna ga.’ Hij wist dat hij te onverschillig deed, te onverschillig was. Hij zou argwaan wekken. Gordon zou hem niet geloven, hem in de gaten komen houden. Hij glimlachte. Het maakte hem niet zoveel uit. Wat konden ze doen? Ze konden Tom niet wegjagen. Onmogelijk. Tom was een deel van hem. Om Tom weg te halen, moesten ze hem weghalen. En hem zouden ze met rust laten, al was het alleen om Simone het dubbele verdriet te besparen.
Gordon nam zijn stiefzoon in zich op. Bill keek hem aan, probeerde zijn gezichtsuitdrukking te lezen, maar het lukte hem niet. Dus zaten ze daar, stilzwijgend, tot ze voetstappen op de trap hoorden. Ze draaiden allebei hun hoofd richting de trap, hoewel die vanuit de keuken niet zichtbaar was. Ze wilden Simone binnen zien komen. Ze wilden zeker weten dat ze geen gekke dingen zou doen. Dat deed ze niet. Ze kwam de keuken binnenschuifelen, haar ogen rood, haar wangen nat. Ze keek de mannen niet aan, staarde naar de grond, schuifelde naar een stoel toe en nam plaats. Zonder iemand aan te kijken.
‘Willen jullie iets drinken?’ vroeg Bill, alleen maar om de stilte te verbreken. Gordon knikte en vroeg om een glas cola. ‘En doe je moeder maar een glas water,’ voegde hij eraan toe. Bill knikte en stond op, haalde een glas uit de kast en vulde het met kraanwater. Koud, ijskoud. Dan was het lekkerder. Hij zette het glas voor zijn moeder neer en liep naar de koelkast. Hij haalde een fles cola eruit, zette deze op tafel, haalde opnieuw twee glazen tevoorschijn, zette ook deze op tafel. Hij schonk de glazen vol en maakte aanstalten de fles weer in de koelkast te zetten, toen hij zag dat de magneetjes op de deur waren verplaatst. Onder zijn boodschap van die ochtend was een tweede boodschap gevormd. Georch, stond er. Georg. Bill glimlachte.
Reacties:
Ja omg ik bedoel wat dit is echt vet awesome en alles en Tom en en en en en en gewOON en omg ik weet het niet eens.
Dit is echt een waardeloze reactie maar het komt er op neer dat ik het nog steeds een supercool awesome verhaal vind en argh het is gewoon ook bestwel schattig ofzo ik weet niet. Dat Bill toch denkt dat hij er op de een of andere manier nog is (wat natuurlijk ook zo is, duh) en het is gewoon supercool.
fjdfdvbh.
Okay - late reactie.
Maar. njhfxd.
Georch.
En ik vind het stuk over Toms kamer awesome.
En I love this.
Ja.
<3
HAHAHAHAHAH XD. GEORG. XD
EN OHMYGOD. Het werkt. Het werkt gewoon. <3
En muhhh *hugss Simone* Arme arme mama. ): En al helemaal als je denkt dat Bill er ook nog eens vandoor gaat.
Dus, ik is weer verder lezen. ^^