Hoofdcategorieėn
Home » Harry Potter » Maji Irina Grazoni » 3. Zweinsteinexpress en al 1 vriend
Maji Irina Grazoni
3. Zweinsteinexpress en al 1 vriend
Maji POV
Zuchtend duwde ik mijn karretje met mijn zwart dwerguiltje erbovenop voort naar - ik keek nog eens op het kaartje dat ik gekregen heb van Perkamentus - perron 9 ¾ . Perron 9 ¾ ?! Dit moet een vergissing zijn! Aangekomen tussen perron 9 en 10, kwam er net een trein aan denderen. Martje krijste geschokt door dat harde geluid, gelukkig kon niemand haar horen, anders zouden ze nog wel raar opkijken.
“Sst, rustig Martje, rustig”¯, suste ik haar.
Er kwam net een gezinnetje met drie kinderen aangestapt. Een klein roodharig meisje en een zwartharig jongetje sjokten treurig naast elkaar, terwijl een ander zwartharige jongen, die mijn leeftijd leek, opgewonden aan zijn ouders vragen stelde. Ik zag dat de jongen een uil op zijn hutkoffer had staan. Aarzelend liep ik op hen af. Ineens begonnen de vader en de zoon samen met het karretje op de muur aflopen. Geschokt bleef ik staan. En net op het moment dat ik dacht dat ze er tegenaan gingen lopen, verdwenen ze, alsof ze nooit bestaan hadden. Ik kon weer bewegen en liep snel naar de mama met ook rood haar.
“Euhm, excuseer me, maar moet je echt door de muur lopen?”¯
Ze draaide zich naar mij om en zei: “Ja kindje, kom ik zal je helpen. Albus, Lily, gaan jullie eerst?”¯
De jongen en het meisje liepen naar de muur en verdwenen.
“Je moet er niet over nadenken, en we zullen lopen, zodat het sneller gaat.”¯
Ze nam me bij de hand en we liepen naar de muur. Niet over nadenken, makkelijker gezegd dan gedaan. Recht op een muur aflopen en er dan niet over nadenken. Net voordat het karretje tegen de muur aankwam zette ik mijn verstand op nul en ineens stond ik op een overdruk perron dat in rook gehuld was. Verwonderd keek ik rond en raakte het gezinnetje kwijt. Plots botste een jongen op mij op en viel ik op de grond.
“Kun je niet wat uitkijken ?”¯ sneerde hij.
Hij sprong over mij heen en verdween in de mist. De oudste jongen van het gezinnetje riep nog dat hij niet zo onbeschoft moest zijn en bood dan glimlachend zijn hand aan. Ik nam hem aan met ook een glimlach.
“Bedankt”¯, stamelde ik terwijl ik rood aanliep.
“Dat is graag gedaan. Ik ben trouwens James”¯, stelde hij zichzelf voor.
“Maji”¯
“Kom je mee naar een coupé zoeken?”¯
Met een ‘Oké’ volgde ik hem en sleurde we onze hutkoffers door de hele trein. Op het einde van de trein was nog een lege coupé. Toen we met gezamenlijke kracht onze beide hutkoffers op het rek hadden geduwd hadden we nog 10 seconden om naar het perron te kijken. James zwaaide opgewekt naar zijn ouders en ik staarde hem aan. Hij was eigenlijk nog redelijk knap. Heel knap. De trein vertrok en hij draaide zich naar mij om met een stralende glimlach en sprankelende, chocoladebruine ogen. Hij was zo knap. We bleven elkaar een tijdje aankijken totdat Martje begon te krijsen en ik mijn blik moest afwenden. Ik gaf haar een paar uilenvellen om haar stil te krijgen.
“Hoe heet ze?”¯ vroeg hij.
“Martje en die van jou?”¯
“Heri. Heb jij broers of zussen? En waarom waren jou ouders er niet?”¯ “Ik heb een zusje van 10, Nicci, en een broertje van 8, Jiri. Mijn ouders … ken ik niet. We zijn door hen in een weeshuis achtergelaten toen Jiri 1 maand was.”¯
“Sorry”¯, zei hij direct, “het was misschien een persoonlijke vraag.”¯ “Nee hoor, het maakt niet veel uit. Ik ben blij dat ik toch al 1 vriend heb.”¯
Toen ik dit zei, keek ik angstig op toen ik me bedacht dat hij dat misschien niet vond. Hij lachte om mijn reactie en verzekerde mij dat hij een vriend was. Toen ik aan hem vroeg wat hij allemaal over Zweinstein en de rest van de toverwereld, begon hij heel veel te vertellen en werd maar een keer onderbroken door het etenskarretje. Hij kocht Smekkies in alle smaken, chocokikkers, pompoentaartjes, dropveters, … . Ik kocht niks omdat ik mijn weinige geld niet wou opdoen en pakte die ene harde droge boterham die ik van het weeshuis had gekregen. Maar hij was zo galant dat hij me nog meer liet eten dan hijzelf at.
James POV
Het was een tijdje stil in onze coupé en ze keek in gedachten verzonken naar buiten. Ik staarde haar aan. Ze had mooie zwartbruine, losse krullen die haar gezicht mooi omlijsten. Haar ogen waren stormachtig grijs met een blauw randje. Ze was heel mooi. Ik dacht terug aan het begin van ons gesprek en vroeg me af wat ze allemaal over haar ouders wist. Net op het moment dat ik mijn mond opendeed om het haar te vragen - ik was namelijk echt vreselijk nieuwsgierig-, vloog de deur open. Scorpius, de jongen die haar omver had gelopen, keek me met een minachtende blik aan. Maji keek geschrokken op. Mijn ogen vernauwde zich toen hij naar haar keek met een walgende blik.
“Wat hebben we hier? Een Potter en een Modderbloedje.”¯
Maji die dat woord niet kende, keek hem even niet-begrijpend aan en keek dan naar mij om met een vragende blik.
Ik keek Malfidus met een vuurspuwende blik aan en zei: “Maak dat je wegkomt, Malfidus.”¯
Die besloot dat hier niet veel te beleven viel en verdween.
Als het nagalmende geluid van de dichtslaande deur weg was vroeg ze: “Wat betekent Modderbloedje?”¯
Ik aarzelde even maar besloot het toch maar te vertellen.
“Dat is een tovenaar of heks met Dreuzelouders”¯, zei ik zachtjes.
“Maar, ik weet niet wie mijn ouders zijn! Het is toch oneerlijk om iemand daarop te oordelen! Iedereen is toch gelijk?!”¯ riep ze uit.
“Ja, het zijn alleen degene van Zwadderich die iets tegen Modderbloedjes hebben”¯, suste ik haar.
“Ik hoop dat ik bij Griffoendor kom”¯, zei ze zuchtend.
Na alles dat ik haar verteld heb, wat redelijk veel is, weet ze al veel meer over Zweinstein. Na een tijdje begon het landschap bergachtiger te worden, dus besloot ik dat we onze konden omkleden. Ik stond op en pakte mijn gewaad uit mijn hutkoffer en liet haar alleen achter in de coupé. Toen ik, omgekleed, uit de jongenstoiletten stapte kwam ik Scorpius tegen op het gangpad.
“Oh, is ons Pottertje eindelijk klaar? Dan kan hij snel naar zijn Modderbloedje spurten die daar aan het wenen is. Het was niet zo slim om haar alleen te laten Pottertje”¯, zei hij op een geamuseerde toon. Ik liep hem straal voorbij en toen ik bij onze coupé kwam, klopte ik zachtjes op de deur.
“Kom maar binnen”¯, zei ze met gesmoorde stem. Ik liep snel naar binnen - bang dat ze echt aan het wenen was- en door wat ik zag moest ik heel hard lachen. Ze zat vast in haar gewaad en kon zich er niet uitkrijgen. Het enige dat je van haar zag waren haar ogen, die me beschaamd aankeken. Ik kon mijn lach bedwingen en hielp haar uit haar ongemakkelijke situatie. Met rode wangen draaide ze zich om naar haar hutkoffer, waar ze haar kleren terug instopte. De trein begon te vertragen en we sleepten onze hutkoffers van het rek en waren klaar om naar Zweinstein te gaan.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.