Hoofdcategorieėn
Home » Overige » Obscurus » -Domum-
Obscurus
-Domum-
“En waar heb jij de hele dag uit gehangen, Iudith!”¯ tierde mijn moeder toen ik ons huis binnenstapte. De stank van schimmel en oud voedsel drong mijn neus binnen. “Goedendag, lieve dochter van me, fijne dag gehad? Kom, ga maar even lekker zitten.”¯ dacht ik sarcastisch in mijn hoofd. Zo’n begroeting zat er niet in.
Een stel bruine juten dekens werden in mijn armen geworpen en met een afwezig gebaar van Susanna, mijn moeder, werd ik aan het werk gezet. Ik kneep mijn ogen dicht en vervloekte haar in stilte. Wat een heks was ze toch.
Ik vulde de houten emmer met water uit de pomp. Het zag er bijna net zo bruin uit als de dekens maar toch hield Susanna vol dat ze er schoner van werden. Ach, het enige wat armelui nog hadden was hun trots.
Uit de tuin van onze iets rijkere buren stal ik een paar stengels uitgebloeide marjolein die ik in het water wierp. Op deze manier zou de was op zijn minst nog een beetje schoon ruiken. Ik floot een deuntje terwijl ik de stroeve, natte stof door mijn handen liet glijden. Binnen hoorde ik mijn moeder schelden op mijn oudere broer Albéric, die net thuis kwam van zijn baan als knecht op het land van jacques Andrien. Mijn vader had mijn moeder vier jaar geleden achtergelaten met de zorg voor acht kinderen. Hij was met Peter de Kluizenaar mee op de eerste boerenkruistocht gegaan na de oproep van de Paus maar dat leger is halverwege gestrand. Enkele kruisvaarders zijn teruggekeerd en enkele zijn gaan zwerven. De families van de andere mannen die mee waren hadden allang bericht gekregen over de plannen van hun echtgenoten en vaders maar wij nog niet. Nu hij dus al vier jaar spoorloos was, beschouwden we onze vader als gestorven. Er was niet veel aandacht aan ons tragische verlies besteed door Susanna. Het leven ging door, net als de oplopende schulden. Alle jongens moesten een baan gaan zoeken om het gezin te onderhouden en de dochters verzorgden het huishouden en deden klusjes, waar nodig, voor de oudere, rijkere families uit de stad. Dit leven beviel niemand maar we konden nog wel bestaan, en dat was wat telde.
Vandaag, dimanche*, was mijn zogeheten “vrije dag”¯. Ik moest natuurlijk wel meehelpen met het huishouden want dat ging altijd door, maar familie Legíªne, waar ik zes keer per week voor dienstmeid speelde, gunde me toch wel de heilige rustdag.
Albéric kwam met chagrijnige ogen naar buiten zetten en ging naast me zitten om zich te beklagen over moeder. Al snel zou de rest van het gezin zich bij ons voegen. Je kon veel negatieve dingen over Susanna verdedigen maar ze had daardoor wel eenheid tussen haar kinderen gecreëerd, die haar als een front probeerden te verdragen. Alleen de zesjarige benjamin van het gezin: Remi, deed nooit mee aan ons vaste klaagzang voor het diner bij mijn wastobbe. Het enige sprankje liefde dat maman nog in zich had, werd namelijk aan hem toebedeeld. Hij was dus ook de enige die het voor haar opnam.
Albéric was de eerste zoon van mijn ouders. Je kunt je wel voorstellen hoe trots mijn vader negentien jaar geleden was geweest toen mijn oudste broer werd geboren. Zonen betekenden status.
Een jaar daarna verscheen Jean die ondertussen is uitgegroeid tot de knapste jongeman van de stad. Hij is het soort jongen waarvoor de adellijke meisjes hun rijke families de rug toe keren om slechts een nachtje met hem te kunnen doorbrengen. Toch blijft hij er verrassend nuchter onder en moeder heeft er goede hoop in dat hij op een dag omhoog zal trouwen.
Hierna kwam ik, de eerste dochter. Mijn vader vertelde me altijd dat mijn moeder zo blij was om ook een dochter te hebben maar om eerlijk te zijn heb ik daar in al die zeventien jaar nog niets van gemerkt. Ow arme vader. God, wat miste ik hem. Ik was nooit zijn lievelingsdochter geweest, die plek had Louise gekregen, maar we hadden wel een goede band. Hij kon orde en rust scheppen in deze chaotische familie en bovenal vertelde hij me iedere avond, voordat ik ging slapen een verhaal. Hij begon ermee toen ik drie jaar oud was en mijn honger naar mythen en sagen was ontsprongen en is er tot de kruistocht niet mee opgehouden. Hij was mijn opening naar de wereld buiten de stadsmuren en ik kan begrijpen dat mijn moeder vaak boos op hem was omdat hij het avontuur in mij had aangewakkerd. Maar ze zou het met geen mogelijkheid ooit kunnen terugstoppen. Nooit. Al was het alleen maar uit pure koppigheid die zo kenmerkend was voor de dochters uit het gezin Bartmacre.
Een jaar na mij vierden mijn ouders de geboorte van hun derde zoon: Pierre. Hij gedroeg zich altijd keurig en hielp moeder waar het kon maar werd net zo hard uitgefoeterd als de rest tot hilariteit van ons. Het was een beste knul met een zachtaardig karakter. Hij schoot iedereen die het ook maar een beetje nodig had te hulp, waar we vaak mee spotten maar diep van binnen wisten we allemaal dat hij ook degene was die ons weer aan elkaar lijmde na felle ruzies. Hij was door ons allen geliefd.
De volgende in de rij was de nu vijftienjarige dochter Louise. Moeder kon haar niet uitstaan omdat ze een onverbeterlijke wildebras was. Ze trok altijd met de jongens uit de buurt op en heeft nog nooit een pop aangeraakt. Zij hielp vader altijd bij zijn werk als barman en wist als tienjarige al de dronkelappen van zich af te slaan. Samen met papa trok zij vaak op zaterdagmiddag de bossen in om op jacht te gaan. Moe maar voldaan en met een grote buit kwamen ze ’s avonds dan weer terug. Vader genoot van haar pit terwijl maman zich de haren uit het hoofd trok.
Ik trok mijn handen uit het lauwe, smerige water. Ze waren gerimpeld en leken van een oude vrouw afkomstig te zijn. Albéric besteedde geen aandacht aan mijn ongemak. Wassen was tenslotte voor ons meisjes gemaakt. Van achter mijn wimpers gaf ik hem een dodelijk blik, terwijl hij doorklaagde over maman en zijn werk. Hij was zich er van bewust dat ik niet luisterde maar soms is je verhaal kwijt kunnen al genoeg om je beter te voelen.
Een helblonde flits streek plotseling langs me. Louise was thuis want in de verte hoorde je moeder al foeteren. Mijn kleinere zus trok een gek gezicht en deed Susanna op een theatrale manier na. Albéric leek even uit zijn woordenstroom te ontwaken en met z’n drieën lachten we om Louises treffende imitatie. Zwijgend pakte ze hierna de emmer van mij over en hervatte mijn wasbeurt. Zussen steunden elkaar en verdeelden het leed. Zo werd het leven draaglijk.
Pierre kwam hierna nog binnen met de kleine, tienjarige Georgette in zijn kielzog. We hoorden Pierre Susanna een compliment geven over haar huishouden, waarna ze hem achterdochtig met de bezem de tuin injaagde. We probeerden allemaal niet in lachen uit te barsten toen hij met hangende schouders met Georgette op schoot naast ons plaatsnam. Hij bedoelde het zo goed.
Georgette nam ondertussen als vanzelfsprekendheid de wastobbe weer van Louise over en ik vertelde verder met pretogen over Greg en de schandpaal. Er hing een ontspannen sfeer en het leek erop dat we even rustig mochten ademhalen van het leven. Maar toen kwam Jean binnenstormen…
*zondag
Oh. mijn. God!
Jij hebt een heerlijke schrijfstijl!
Ik geniet echt van dit verhaal!
It's awesum!
Serieus.
I lufff it!
(God, wat ben ik toch goed in reacties schrijven)
~Kusss