Hoofdcategorieėn
Home » Overige » Noorderlicht » Hoofdstuk 1
Noorderlicht
Hoofdstuk 1
Trompetgeschal als teken om terug te trekken, weerklonk door de frisse, heldere avondlucht. Maar voor Tord was het al te laat. De ijzerachtige smaak van vers bloed nestelde zich in zijn mond en de geur van de dood hing om zijn zwakke lijf heen, dat zojuist nog zo dapper had gestreden. Dapper kon je het noemen… of roekeloos. Hij was recht op de mannen van de vijandelijke stammen afgestormd en een speer had zijn buik doorboord. De Germanen noemden dit een eervolle dood: zonder twijfels je leven geven voor je stam.
Tord wist dat hij stervende was. “Ik ben getroffen door iets, iemand,”¯ dacht hij, terwijl hij uit alle macht probeerde om niet zijn blik op zijn buik te laten vallen. Maar de nieuwsgierigheid was sterker dan zijn wil en bij het zien van de bloedige ravage die het wapen had aangericht in zijn maagstreek, schreeuwde hij het uit van wanhoop. “Bij Odin! Laat mijn lijden spoedig eindigen!”¯ Hij verlangde naar de dood en misselijk van radeloosheid wachtte hij gelaten op het oordeel van zijn oppergod. Was hij dapper genoeg geweest voor het Walhalla? Of was zijn daad het perfecte voorbeeld van stommiteit en zou hij voor eeuwig als schim moeten spoken?
Duizenden hamers zo groot als die van Thor bonkten in zijn schedel. Met iedere slag leek er een donderende pijnscheut door zijn lichaam te sidderen en terwijl zijn oude strijdmakkers zonder hem een blik waardig te keuren over hem heen stapten, crepeerde hij schreeuwend van de pijn.
De vlam in hem, de strijd om leven, doofde langzaam uit en een roodgroen lichtvlak schitterde plots helder in de donkere lucht. Het Noorderlicht.
Jonge vrouwen, op paarden met vleugels, gekleed in zilveren harnassen, galoppeerden door de lucht. Ze waren mooi als de schitterende sterren aan de hemel maar hun ogen fonkelden van kwaadaardigheid. Tord strekte begerig zijn bloederige hand naar een van hen, een blonde dame, uit. Hij beneed haar, snakte naar haar aanwezigheid maar tegelijkertijd trok zijn hart ook samen van pure angst. Ze glimlachte lief en geruststellend naar hem en voor een moment geloofde hij dit ook. Ze wendde zich van haar zusters af, landde op aarde en knielde behoedzaam bij hem neer. Haar adem voelde warm aan op zijn gebroken huid en hij zuchtte van genot. Haar blonde haren kietelden langs zijn gespierde armen toen ze zich naar zijn mond toeboog. Tords lippen tintelden van verlangen toen de hare zachtjes mooie woorden fluisterden die hij niet meer kon verstaan omdat de dood ondertussen ook zijn gehoor had bereikt. De stilte ruiste gemoedelijk in zijn hoofd en haar prachtige gezicht bevond zich nu nog maar op een paar centimeters van hem af. Diep van binnen wist hij dat het niet klopte maar het verlangen was te sterk. Het drukte alle andere gevoelens die hij ooit had gehad weg uit zijn lichaam.
Hij wilde haar.
Hoe dan ook.
Ze was nu wel heel dichtbij…
Plotseling dook ze onder een luid gekrijs weer omhoog. Haar lange blonde haren sloegen als felle zwepen striemen in zijn gezicht. Het deed zeer maar geen enkel geluid kon Tord meer uitbrengen. De Walkure had haar zwaard getrokken en stortte zich gillend op hem. Het laatste wat hij hoorde was haar fluistering:
“Jij mag mee…”¯
En de nacht verspreidde zich in zijn ogen.
Het lichaam van de man werd over haar paard gedrapeerd en de Walkure voegde zich bij haar zusters die naar de mannen die hadden geprobeerd te vluchten liepen. Sidderend van angst lagen ze op de grond met hun knieën aan elkaar gebonden. Ze waren laf geweest en van de strijd weg gelopen. Deze jonge vrouwen beslisten nu over hun leven.
In een rechte lijn stapten de Walkuren over de lijken op het slagveld heen, met iedere stap die ze vorderden zongen ze een nieuwe zin van een afgrijselijk lied.
De strijd is gestreden.
Het bloeden is gedaan.
De offers zijn gegeven.
Bij deze heldere maan.
Ledematen verspreid over het donkere veld.
Wat is er over gebleven van deze gesneuvelde krijgers?
Wraak! Bloed! Recht!
Allen zijn geveld.
De strijd is gestreden.
Het bloeden is gedaan.
De offers zijn gegeven.
Bij deze heldere maan.
De cirkel is rond.
De winnaars zijn verdwenen.
De dapperen liggen op de paarden.
Op reis naar het Walhalla.
Maar wat gebeurd er met de laffe personen?
Zijn jullie bang?
Willen jullie weg?
De cirkel is rond.
Niemand kan ontsnappen.
Alleen wij. Wij, de godinnen van angst.
Jonge mooie maagden.
Donkere dames die regeren over jullie einde.
Wraak! Bloed! Recht!
We komen jullie halen.
De vastgebonden mannen hielden hun adem in. Maar één van hen hield het niet meer. Hij schreeuwde, riep en smeekte om genade. Daarna zou hij nooit meer iets zeggen.
De ogen van de donkere zusters flonkerden gemeen naar elkaar toe. Alsof ze wachtten op een teken. Nu. En de mannen stierven.
Deze avond kenden ze geen genade.
Kakelend draafden ze op hun gevleugelde paarden weg.
Omhoog.
De lucht in.
Naar Odins banket.
wauw, wat een prachtige chapter!!
het heeft een religieus tintje en dat
bevalt me wel! de vrouwen maken me
echter wel nieuwsgierig, dus gauw verder!