Hoofdcategorieën
Home » Criminal Minds » A butterfly with black wings || Spencer Reid » #OO5
A butterfly with black wings || Spencer Reid
#OO5
Ik werd ontslagen uit het ziekenhuis na twee weken. De dokters zeiden dat de problemen zouden weggaan naarmate de tijd vorderde, maar ik durfde mijn huis niet eens meer binnen gaan. Hoewel de dokters me verteld hadden om een tijdje niet meer te gaan werken, kon ik nergens blijven. Steeds, keer op keer zag ik de twee mannen. Het feit dat ze de mannen hadden gevonden kon me niet zo heel veel schelen. Ik was nog steeds bang. De dag dat ik uit het ziekenhuis ontslagen werd, begon ik weer met werken. Ik kreeg zijn dossier niet meer terug, maar wilde die ook niet meer terug. Ik wilde niets meer met de man te maken hebben. Helemaal niets.
Ik snapte niet goed wat er allemaal met me gebeurde, maar ik wist wel dat het niet goed was. De mannen bleven verschijnen, wat ik ook deed. Een diagnose stellen voor mezelf kon ik niet doen, dat wist ik, maar ik had geen kracht om iemand anders proberen uit te leggen wat ik zag, wat ik voelde.
"Kan ik eventjes met je praten, Taylor?" vroeg Jenny, die haar hoofd door de deur stak en me een warme glimlach toewierp.
"Ja, natuurlijk," mompelde ik en keek op van de brief die ik aan het schrijven was over een van mijn patiënten die naar een psychiatrisch ziekenhuis doorverwezen zou moeten worden om haar problemen beter te kunnen behandelen. "Kom maar binnen."
"Oké, ik heb niet veel tijd en ik heb zo'n vermoeden dat jij je brief zo ook liever afmaakt, dus ga ik het snel proberen zeggen. Taylor, we maken je zorgen over je en met we, bedoel ik het hele team. Camilla zegt dat je sinds je terug bent niet meer weg bent geweest, dat je hier slaapt."
"Ja, want Camilla is hier ook elke dag?" vroeg ik, een beetje botter dan ik eigenlijk zou bedoeld hebben. "Ik heb hier enkele dagen geslapen omdat ik wilde doorwerken aan een dossier, maar dat waren maar een paar patiënten. Jij weet even goed als ik waarom ik mijn telefoonnummer niet meer doorgeef aan de patiënten en ze enkel degene krijgen die hier op kantoor is. Wanneer ze het dan echt moeilijk hebben mogen ze bellen, maar blijf ik hier gewoon 's nachts."
"Dit is geen verwijt, Taylor, we zijn gewoon bezorgd. We zijn hier allemaal psychologen, we helpen alle vijf mensen met problemen en als er iemand in het team zit met problemen, dan helpen we.".
"Kijk, ik moet jullie hulp niet, goed? Ik heb het gewoon eventjes moeilijk, niet meer niet minder."
"Oké, maar ga vanavond naar huis. Slaap in je eigen bed." Met een blik vol medelijden kneep ze eventjes zachtjes in mijn hand en verliet mijn kantoor. De klok boven mijn bureau sloeg zeven uur 's avonds, een teken voor de meesten om hun spullen in te pakken en naar huis te gaan. Ik durfde dat niet meer, maar was daar wel toe verplicht, tenminste vandaag. Ik wist dat ze me controleerden, keken of ik weg was of niet.
Na een rit van twee uur kwam ik thuis aan. Normaal zou ik over de rit maar een half uur doen, maar door de duizenden binnenwegjes die ik kon nemen. Het huis beangstigde me. De witte gevel die vroeger altijd zo rustig had geleken, leek naar me te schreeuwen om weg te gaan. Elke keer ik met mijn ogen knipperde zag ik de beelden voor me. De mannen die naar binnen slopen, de knuppel, de bewusteloosheid, de duisternis die niet meer leek weg te gaan. Het voelde alsof iemand me in het diepste punt van een zwembad gooide met bakstenen die me naar beneden trokken. Als ik wilde overleven, zou ik de bakstenen moeten kwijtraken. Op dit moment voelde het alsof de bakstenen aan mijn benen vast gelast waren, hoe hard ik ook probeerde, ik bleef verdrinken.
Als ik mijn handen samen kneep, waardoor mijn lange nagels in mijn vel drukten en mijn gedachten elders naartoe gingen, kon ik de beelden even vergeten. Ik haastte me naar binnen, gooide mijn spullen beneden neer en rende bijna naar de badkamer, die ik achter me om op slot draaide voor ik de temperatuur regelde en de warme stralen van de douche over me heen liet lopen.
Volledig opgefrist luisterde ik de ingesproken berichten af die ik nog steeds moest beluisteren. Ik besloot de meeste mensen te laten wachten en enkel mijn broer terug te bellen. Na de dood van mijn tweelingzus was hij de enige die me echt begreep. Hij was twee jaar jonger - wat hem vijfentwintig maakte - en had een beter, succesvoller leven dan ik kon zeggen dat ik had. Hij woonde samen met zijn prachtige vriendin - zelfs ik moest zeggen dat ze enorm mooi was - en had een stabiele baan gevonden. Eigenlijk was ik best jaloers. Ik was al zevenentwintig en had nog niet eens een stabiele relatie. Misschien had het trauma dat ik op mijn vijftiende doormaakte me getekend en zou ik er nooit in slagen om een stabiele band op te bouwen met iemand.
"Hallo, met Andy," zei hij opgewekt. Ik kon Mia in de achtergrond horen lachen, het geluid horen van water dat liep, borden die werden afgewassen. We hadden eventjes een oppervlakkig gesprek, waarin ik zei dat het goed met me ging - wat een leugen was - en vroeg waarom hij me gebeld had. Hij bad goed nieuws voor me, namelijk dat zijn vriendin zwanger was. Ik feliciteerde hem, waarna we nog eventjes praatten over waarom ik niet had teruggebeld. Ik vertelde hem de waarheid, die ik niemand verteld had. Hij was de enige van wie ik wist dat hij nog een beetje te vertrouwen was.
Na Alice's dood had hij me gesteund en waren we vrij open voor elkaar, wat veranderde toen we ieder onze eigen weg gingen.
Wat geweldig! Dit vind ik echt het mooiste chapter
tot nu toe.<3 Go on like this honey!
Dit vind ik zo'n prachtig beschreven zin.
XXXX