Hoofdcategorieën
Home » Overige » OneShot-bundel » Boetedoening
OneShot-bundel
Boetedoening
Ik ging met haar mee naar de kerk op de achtste van de maand. Blijkbaar had ze daar al heel veel achtsten van de maand doorgebracht om kaarsjes aan te steken. Dat was raar, want ik kende haar als een ongelovig persoon. Zelfs als ze in iets hogers geloofde, was dat niet te omschrijven met “God”ť. Ze had altijd de indruk gehad dat een god, het maakte niet uit welke, zich boven de mensheid waande en ze was te trots om dergelijke arrogantie te accepteren in haar leven. Dus was ze ongelovig en had ze zich tegen de kerk gekeerd in een stil protest tegen alles wat de indruk wekte haar te vertellen wat ze moest doen.
Ik geloofde wel in God. Ik was christelijk opgevoed en als klein kind lazen mijn ouders me voor uit de Bijbel voor we van tafel mochten. Ze had zich daar altijd aan geërgerd. Toch was zij degene die hier elke maand langs kwam. Als ik eerlijk was, wist ik dat ik hier zonder haar niet geweest was en dat ze volgende maand weer alleen zou gaan. Ze had het nieuws dat ze tijdens haar schokkende bezoekje verteld had alleen met mij gedeeld. Het was moeilijk te geloven, maar ik wist dat ze zich ervoor schaamde. Dezelfde schaamte zorgde ervoor dat ze het geheim hield. Toch was de snelkookpan overgelopen en had ze haar hart moeten luchten. Wie anders dan mij, ook al hadden we elkaar maanden niet meer gezien of gesproken en was ons afscheid niet bepaald vriendelijk geweest?
Ik keek naast me en zag haar op haar knieën op het bankje zitten, haar ogen dicht en haar zachte handen samen gevouwen. Haar lippen prevelden een onhoorbaar gebedje. Ze bad blijkbaar een stuk uitgebreider dan ik dat deed. Even verlangde ik ernaar om haar te kussen, zoals ik vroeger gedaan had. Maar dat recht had ik al lang niet meer, herinnerde ik me, en dus stond ik zwijgend op om de kerk uit te lopen.
Buiten sprak een priester me aan. Ik vond het doorgaans ontzettend vervelend als oudere mensen tegen me praatten, maar ik wilde nog op haar wachten en het was een effectieve manier om de tijd te doden. ‘Ja,’ antwoordde ik op de vraag die hij me stelde, ‘ik ben met haar mee gekomen.’
De priester glimlachte weemoedig. ‘Ik vind dat ze altijd een trieste indruk maakt. Ze moet veel van haar gehouden hebben,’ zei hij met zachte stem. Ik keek hem in zijn grijze ogen en wist dat hij niet alleen meelevend was; hij brandde van nieuwsgierigheid.
‘Van wie?’ vroeg ik dommig.
‘Van de vrouw die is overleden, die Josefien, voor wie ze altijd een kaarsje opsteekt en bidt,’ antwoordde de priester, die verbaasd zijn wenkbrauw optrok alsof dat iets was wat ik had moeten weten. Verdomme, ze had het nog een naam gegeven ook. Dat had ze hem verteld, maar hij had het niet willen weten. Ze maakte het alleen maar levendiger op deze manier.
‘Ik denk dat ze er nu meer van houdt dan toen,’ antwoordde ik eerlijk, en ik gluurde bot over zijn schouder heen om te zien of ze eraan kwam. Ik had allang spijt gekregen dat ik deze man niet meteen af had gewimpeld toen hij me begroette.
De priester keek me peinzend aan, alsof hij in mijn ogen haar gedachtes kon aflezen. ‘Voelt ze zich schuldig?’ vroeg hij.
‘Ja,’ zei ik kort.
‘Het arme kind,’ schudde hij droevig zijn hoofd, ‘Veel mensen voelen zich schuldig over de dood van een bekende, maar de dood is iets wat niemand buiten de deur kan houden.’
‘Jawel, dit keer wel,’ sprak ik hem onnadenkend tegen. Ik begon chagrijnig te worden van het onvermogen van de priester om signalen te herkennen. Signalen die schreeuwden dat ik geen zin had in dit gesprek.
Dit antwoord echter wekte alle interesse van de man, en diens ogen werden groot als schoteltjes. ‘Is ze… Is ze medeplichtig aan moord?’ De priester hapte geschokt naar adem, waardoor hij miste hoe ik ongeduldig met mijn ogen rolde toen hij uitriep dat het geen wonder was dat ze niet wilde biechten.
‘Doe niet zo idioot,’ snauwde ik, terwijl ik hoopte dat hij zijn mond zou houden, want twintig meter verderop zag ik haar naar buiten komen. Ik was nog steeds niet gewend aan de wallen onder haar ogen, of haar terneergeslagen blik, de hoeken van haar mond die slapjes naar beneden hingen. ‘Natuurlijk niet. Zoiets zou ze nooit doen.’
‘Wat dan wel?’ vroeg de priester na wat aarzeling.
Ik wierp een snelle blik op haar om me ervan te vergewissen dat ze het niet zou horen dat ik het tegen de priester zei. ‘Josefien is mijn kind. Ze heeft abortus gepleegd.’
Holy Christ, wat mooi zeg!
Ik vind het leuk hoe je in dit stuk me
tot op de laatste letter in spanning houdt,
van wie Josefien is. Wat een zielig stukje..