Hoofdcategorieën
Home » Overige » Aidan & Dewi the lost future » Hoofdstuk 1
Aidan & Dewi the lost future
Hoofdstuk 1
‘Hup, je moet snel weg anders kom je nog te laat’ zegt mijn moeder.
‘Ja, ik ga al’ zeg ik, en snel prop ik een overlevingspaket in mijn rugtas. Ik doe mijn rugtas om en zwaai nog even naar mijn kleine zusje Sanne. ‘Tot morgen!’ zeg ik ter afscheid en Sanne zwaait met een glimlach terug, ‘ik ga je missen grote broer!’ zegt ze, en ik glimlach, ‘ik jou ook’. Na deze woorden stap ik de achterdeur uit, pak mijn fiets uit de schuur en race de tuin uit. Mijn tas rammelt op mijn rug, en ik hoop dat ik mijn waterfles goed dicht heb gedaan…
Ik rij door de drukke straten van Londen en ik denk er aan dat dit de eerste keer is dat ik ga survivelen.
De leuke ideeën en fantasieën over wat ik daar ga meemaken springen door mijn hoofd, en af en toe schrik ik op uit mijn gedachten door een toeterende auto, of een aanstormende bus.
Ik zucht, en besef dat ik niets moet hebben van die drukke stad, en dan te bedenken dat ik zelf hartstikke druk ben…
Ik stop net op tijd bij een stoplicht, en mijn remmen piepen. Ik kijk snel even naar de auto’s, en kijkt naar daar mijn horloge. Ik zucht, ik ben laat.
Ik buig diep voorover en ik race de grote weg af, zodra het licht op groen springt, een klein zijweggetje in, die naar het bos en het clubhuis van mijn nieuwe survivelvereniging leid. Ik ben er al verschillende keren na schooltijd heen gefiets, en heb toen al geconcludeerd dat het een uitstekkend bos is, die ik uitgebreid heb bestudeerd vanuit verschillende bomen.
Ik rij door de eindeloos lijkende landweggetjes, en ik merk nu pas echt het verschil tussen de stad en het platteland. Ik kan me gewoon niet voorstellend dat het zo dichtbij elkaar ligt.
De kleine boerderijtjes schieten voorbij, en af en toe zie ik een eenzame tractor rijden, die het land aan het ploegen is.
Uiteindelijk kom ik bij het bos aan, en ik scheur het kleine weggetje op, die leid naar het clubhuis. Vanuit mijn ooghoek zie ik een hert langs me schieten, en ik zie in een boom een eenzame kat op een vogel loeren.
Een groot clubhuis doemt voor me op, en ik parkeer mijn fiets in de stalling en doe mijn fiets op slot. Daarna loop ik de openplek op, die bezaait is met mensen, en ik besef me dat Arjen, mijn beste vriend vast te laat zal zijn. Ik zucht, ‘typisch Arjen’ denk ik bij mezelf.
Ik kijk de openplek rond en ik zie allemaal oudere mensen staan, van rond de dertig. Ik zie enkel één meisje van mijn leeftijd, en ze kijkt wat onwennig rond. Ik stap op haar af, en als ik voor haar sta besef ik dat ik ruim een kop groter ben dan haar. Ik glimlach, en ik zie haar een beetje angstig terugkijken. ‘Welkom bij de survivelclub ‘het regenwoud’’ zeg ik, alsof ik hier allang zit, hoewel dat helemaal niet zo is.
We schudden elkaar de hand, en ik geef haar een vriendschappelijk klopje, in een poging haar angst wat weg te nemen. ‘Ik ben Aidan, hoe heet jij?’ vraag ik, maar het meisje kijkt enkel om haar schouder. Ik zie twee lange jongens naar haar knikken, die erg veel op haar lijken, en ik besef dat het haar broers zijn. Maar voordat ze kan vertellen hoe ze heet klinkt er een luide kreet, ‘we gaan!’
Ik raak afgeleid, wat wel vaker gebeurt door mijn ADHD en ik loop naar de man toe. Al snel raken we aan de praat, over de lengte van de tocht, en over het feit dat veel mensen survivel te zwaar vinden.
Pas na een poosje besef ik me dat het meisje waarschijnlijk helemaal achteraan loopt ga ik langzamer lopen en uiteindelijk loop ik naast haar. ‘Je hebt me nog niet verteld hoe je heet’ zeg ik, en ik kijk het meisje aan. ‘Ik heet Dewi’ zegt ze, maar ze lijkt afwezig, en als ik me even richt op het bos zucht ze luid.
‘Is er wat?’ vraag ik, maar ze schud van nee, en ik besef dat ze er vast niet over wil praten. ‘Nee niets’ zegt ze dan, al is het een tikkeltje overbodig. ‘Oké dan’ zeg ik, zodat ik tenminste iets kan zeggen, en ik richt me weer op het bos. De rest van de tocht blijft Dewi stil, en ik kijk enkel naar het bos en richt me op mijn gedachten, die van over en weer vliegen. Ik denk telkens terug aan verhalen die ik heb gelezen, en stiekem hoop ik dat er meer gebeurt dan alleen het survivelen, ik zou best weleens een echt avontuur willen meemaken.
Zodra het kamp is opgezet ga ik bij het vuur zitten. Ik hoor een paar mensen luidkeels klagen over de lengte van de tocht, en ik verbaas me over hoe uitgeput alle mensen zijn, terwijl ik zo nog een ronde had gelopen. Maar ik schijn wel vaker te veel energie te hebben…
Ik kijk naar het vuur, die fel brand, en de vlammen speels op en neer springen. Dan kijk ik rond, naar het kamp. Er staan een stuk of 10 tenten, en zoveel mensen zijn er ook ongeveer. Iedereen heeft een eigen tent meegenomen, of doet samen met een ander. Opnieuw verbaas ik me erover dat er zoveel oudere mensen zijn, en zo weinig leeftijdgenoten.
Dan bedenk ik me plotseling dat Dewi waarschijnlijk alleen zit, en ik kijk rond of ik haar zie. Als ik haar zie sta ik op en ik loop naar haar toe. Ik zie haar kijken naar foto’s, en als ik het verdriet in haar ogen zie word ik nieuwsgierig wat er aan de hand is, maar ik snap dat het niet erg toepasselijk is om dat nu te gaan vragen. ‘Misschien moet je maar gaan slapen…’ zeg ik, en Dewi kijkt op. Ze klapt het medaillon dicht waar de foto’s in zaten en ze kijkt naar me op. Ze knikt, en doet het medaillon om, dan kruipt ze snel haar tent in.
‘Goedemorgen’ zeg ik, als Dewi met een slaperig hoofd aan het ontbijt verschijnt. ‘Goedemorgen’ zegt ze, en ze gaat naast hem zitten. ‘Ook wat te eten?’ vraag ik, en ik laat trots een in elkaar geflanst onbijtje zien. Ze kijkt er een beetje moeilijk naar, en ik zeg: ‘ziet het er zo erg uit?’ Dewi knikt moeilijk, en ik zucht. Ik zie een seconden een beetje angst in haar ogen, alleen ik weet niet waarom.
‘Wat is er nou?’ besluit ik toch maar te vragen. ‘Wat bedoel je?’ vraagt ze moeilijk. ‘Nou gewoon, je lijkt… Bang voor me’ zeg ik uiteindelijk maar, ik besef dat ik weer eens iets verkeerds heb gezegt, maar daar kan ik weinig aan doen, ik handel vaak zonder na te denken, of zeg vaak iets zonder na te denken.
‘O het is… Gewoon…’ begint ze, en ze kijkt moeilijk om zich heen. ‘Je kan deze mensen vertrouwen’ zeg ik doordringend. Dewi zucht, ‘goed’ zegt ze dan. ‘Ik… Het is gewoon dat…’ is het enige wat ze uit kan brengen, ze stottert en de tranen springen in haar ogen. Ik kijk naar haar medaillon, ‘heeft het te maken met die foto’s?’ vraag ik, en zodra ik het heb uitgesproken kan ik mezelf wel een klap geven.
‘Ja…’ zegt ze, met een zucht. ‘Dat zijn mijn ouders, mijn broers en mijn beste vriendin Lowis’ zegt ze. ‘Mijn broers zijn de enige die nog leven…’ Ik krijg een brok in mijn keel, en de schouders van Dewi beginnen te schokken. ‘Het is goed, ik ben er nu’ zeg ik, alsof dat alles goed maakt, maar ik merk dat Dewi mij, nog welinswaar met tranen in haar ogen, echt aankijkt, zonder angst in haar ogen.
‘En… De rede dat ik zo bang was dat was omdat…’ ze zucht, en slikt haar tranen weg. ‘Ik ben erg veel gepest, ik was bang dat het hier niet anders zou zijn. Mijn broers hadden me overgehaalt, maar ik bleef bang, bang voor iedereen. Ik dacht dat iedereen me stom zou vinden en zou uitlachen… En toen kwam jij naar me toe… Ik dacht gewoon, ik geloofde niet dat jij me niet zou gaan pesten…’
Ik voel het bloed naar mijn hoofd stijgen, en ik word rood van woede. Ik kan er niet tegen Dewi zo te zien leiden. Al ken ik haar nog maar net, ik voel een sterk verandwoordelijksheid in me op borrelen, waar ik wel vaker last van heb. Ik bal mijn vuisten, en Dewi kijkt me verbaasd aan. ‘Het spijt me, ik kan er gewoon niet tegen om dat te horen, ik heb zo’n hekel aan mensen die pesten! Ze hebben gewoon geen geweten. Ze weten niet wat ze iemand aandoen…’ zeg ik, met opeengeklemde kaken.
Dewi kijkt me opgelucht aan, ze lijkt blij dat ik het zo heb opgepakt, en niet stom heb gereageerd, maar daar had ik ook totaal geen rede toe. Ik zucht, en probeer een beetje te bedaren, ik weet uit ervaring dat woede niet je drijfveer mag zijn.
‘Ik zal je dus echt niet gaan pesten, wees maar niet bang’ zeg ik dan, en Dewi glimlacht voorzichtig. ‘Dankje wel Aidan, jij bent een echte vriend’ Ze kijkt me verdrietig aan.
‘We gaan weer op pad!’ klinkt er door het kamp. We staan allebei op en sluiten aan bij de groep, niet wetend dat dit het begin is van een belangrijke vriendschap…
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.