Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » De Hongerspelen » De 73ste Hongerspelen (Jelmer en Miranda) » 2-Afscheid

De 73ste Hongerspelen (Jelmer en Miranda)

30 maart 2013 - 17:53

2214

3

419



2-Afscheid

Dit hoofdstuk is beschreven door Jelmer.

Het eerste wat Jelmer waarneemt is een geluid. Een schreeuw. Het hele plein is stil, waardoor de schreeuw nog beter te horen is. Naast hem hoort hij enkele opgeluchte geluiden van de andere vijftienjarigen. Maar daar let hij niet meer op. De schreeuw dringt door tot in zijn hart. Hij kent de schreeuw. Hij hoeft zijn hoofd alleen maar naar links te draaien om Lann vijftien meter verderop te zien. Zijn dertienjarige broertje is niet groot, maar een kind dat zich schreeuwend tussen mensen heen wurmt valt zo erg op dat grootte niet meer uit maakt. Achter Lann rent een andere jongen, iets kleiner dan zijn broertje. Jelmer herkent hem als Tom, Lann’s beste en enige vriend. Hij grijpt zijn vriend vast en probeert hem in bedwang te houden. Lann vecht niet terug. Hij blijft zijn broer met tranende ogen aankijken. Zijn geschreeuw neemt langzaam af in een zacht gesnik. Verder is het stil. Het hele tafereel duurde slechts drie seconden en de menigte wacht gespannen af wat er nu gaat gebeuren. Jelmer voelt zich verdoofd. Langzaam schuifelt hij tussen de mensen door naar het podium. Ze wijken voor hem opzij en fluisteren aanmoedigende woorden. Een enkele keer voelt hij zelfs een schouderklopje op zijn rug. Een stevige, aanmoedigende schouderklop. Hij heeft het gevoel alsof zijn benen van lood zijn als hij de trap van het podium op loopt. De presentator, Markus, staat hem vriendelijk toe te lachen. Jelmer heeft hem nog nooit van dichtbij gezien. Zijn tanden zijn spierwit, zijn ogen felblauw en zijn haar is niet blond, maar geel. Ook zijn er vreemde combinaties van kleuren op zijn wangen getekend. Voornamelijk roze en rood, maar ook blauw en groen. Achter Markus staat Hank, de mentor van de mannelijke tributen van district negen. Hij is lang en gespierd, met vettig zwart haar en een ijskoude blik. Jelmer rilt als hij hem aankijkt. Geen wonder dat hij Winnaar is geworden van zijn Spelen. Markus begint te praten. ‘Gefeliciteerd Jelmer, gefeliciteerd. Wie was dat die daar zo schreeuwde? Familie? Je neefje, broertje misschien? Die moet wel heel blij zijn dat jij uitgekozen bent om dit district te vertegenwoordigen in de drieënzeventigste Hongerspelen. Ik zag dat iemand hem zelfs in bedwang moest houden om niet naar je toe te rennen en je te omarmen van vreugde.’ Het lege gevoel van Jelmer maakt plaats voor woede en onbegrip. Wat? Markus gedraagt zich altijd wel raar, maar ziet de man werkelijk het verschil niet tussen verdriet en vreugde? Alle angst vloeit als sneeuw voor de zon in Jelmer weg. Als alle mensen in het Capitool zo zijn, dan zal hij zich niet klein laten krijgen. Wacht maar. ‘Als u denkt dat dat vreugde is moet u nog wat langer meedraaien in de Spelen’, antwoordt hij droogjes. Markus vrolijke gezicht vervormt zich tot een mengeling van onbegrip en minachting. Een paar mensen in het publiek, vermoedelijk de jongens van achttien, laten een bescheiden lach horen. Een spottend geluid. Markus lijkt dat niet te merken. ‘De brutaliteit van tegenwoordig’, fluistert hij naar Jelmer, maar gaat er verder niet op in. Hij recht zijn rug, neemt zijn gezicht weer in de plooi en houdt de microfoon nog wat steviger vast. ‘Dames en heren, het is tijd voor onze vrouwelijke tribuut’, kondigt hij vrolijk aan met zijn baststem. Hij schuifelt opgewonden naar de andere bol en vist er meteen een nieuwe naam uit. De naam van de volgende ongelukkige. Jelmer sluit zijn ogen. Zijn woede wordt deels overwonnen door angst. Laat het niet Esmay zijn, laat het alsjeblieft niet Esmay zijn. Hij slaakt een diepe zucht van opluchting als hij ‘Miranda Wheatfield’ hoort roepen. Ditmaal blijft het stil. Vanuit de groep vijftienjarigen komt er een meisje met lang, bruin haar aangeschuifeld. Ze kijkt dapper vooruit, maar Jelmer ziet zelfs vanaf hier de angst in haar ogen. Als ze naast Markus staat zegt Markus: ‘Van harte, Miranda. Jij mag je district vertegenwoordigen in de Spelen van dit jaar’. Hij stelt vreemd genoeg geen vragen. Misschien is hij bang voor weer een brutaal antwoord, denkt Jelmer. Markus gebaard dat Jelmer en Miranda elkaar een hand moeten geven. Jelmer neemt zich voor om haar bemoedigend aan te kijken, net zoals hij altijd met Lann deed. Hij is blij dat hij een tegenspeelster heeft van dezelfde leeftijd en niet ouder. Al zal zij toch niet de grootste concurrent zijn, het geeft wat opluchting. Maar als zijn blik de hare kruist, verdwijnt zijn voornemen. Als hij haar hand vastpakt heeft Miranda een vreemde blik in haar ogen. Haar ogen kijken niet bang, of minachtend. Aan haar houding kan hij zien dat ze niets met hem te maken wilt hebben. Hij vraagt zich af of dit goed of slecht is en trekt zijn hand na de druk snel terug. ‘Inwoners van district negen’, begint Markus. ‘Ik stel jullie voor onze tributen voor de drieënzeventigste Hongerspelen. Jelmer Rangroed en Miranda Wheatfield!’ Alleen de jongens van achttien klappen, maar niet uit trots. Ze roepen bemoedigende woorden als ‘we leven mee’, ‘zet hem op’ en ‘we zorgen voor sponsors’. Erg bemoedigend is het niet, want enthousiast klinken ze niet. Dan komen er een paar vredebewakers het podium op die hem en Miranda het gerechtsgebouw achter hen inloodsen. De deuren vallen met een dof geluid achter hen dicht en sluiten alles buiten.

Jelmer laat zich met een smak op de bank vallen. Het is een andere bank dan ze thuis hebben. Hij is bekleed met rood fluweel, net zoals de kussens tegen de rugleuning. Hij laat zijn vingers over het fluweel glijden en laat een zucht ontsnappen. Om een of andere reden voelt hij geen angst meer. Geen woede, geen verdriet. Alleen maar onzekerheid, want hij weet niet wat er nu gaat gebeuren. De vredebewakers hebben hem dit kleine vertrek ingeleid. Hier zal hij straks zijn familie en vrienden ontvangen die afscheid van hem nemen. Want ik kom niet meer terug, denkt hij. Hij laat zijn blik door de kamer glijden, geïnteresseerd door alle prachtige voorwerpen die in de kamer aanwezig zijn. Een kroonluchter, meer prachtige stoelen die net als de bank bekleed zijn met rood fluweel. Dunne, purperen gordijnen voor het raam achter hem. Hij staat op van zijn bank en loopt naar het raam toe. Hij pakt de randen van de gordijnen vast en schuift ze ruw opzij. Het geeft een geweldig uitzicht over het district. Onder hem licht het plein, dat langzaam leegloopt. Verderop kan hij de kleine, stenen huisjes zien en nog verder de akkers. Hij gelooft dat hij zelfs zijn eigen huis kan zien, in de verte. De zon staat hoog aan de hemel, maar de wolken ervoor houden veel licht tegen. De hemel ziet er grijs en somber uit. Een piepend geluid doet hem omdraaien. De deur van het vertrek is langzaam open gegaan en zijn broertje komt de kamer binnen stormen, gevolgd door hun ouders. Hij springt in Jelmer’s armen en begint dan luid te snikken. ‘Waarom? Waarom’, brengt hij met moeite uit. Jelmer drukt zijn broertje stevig tegen zich aan. Zijn ouders zijn er ook bij komen staan. ‘Ik weet het niet Lann.’ Jelmer’s stem begint te trillen. Het is niet fijn om Lann zo te zien. Alsof het de naam van zijn broertje was die genoemd werd in plaats van die van hem. Hij laat Lann los en slaat zijn armen om zijn ouders heen. Iedereen is stil, op Lann na. Die snikt nog steeds zachtjes. Jelmer probeert zijn tranen uit alle macht binnen te houden. Ze mogen me zo niet zien, denkt hij. Hij wilt zelfverzekerd overkomen, niet bang voor wat komen gaat. Dat zal hen een goed gevoel geven. Als ze zien dat ik niet bang ben, zullen zij dat ook niet zijn. Ze kunnen nauwelijks een paar woorden wisselen voordat de vredebewakers weer binnen komen. Ze loodsen zijn gezin weer naar buiten. Zijn ouders laten zich gewillig meevoeren, maar Lann begint weer te schreeuwen. Hij rukt zich los uit de greep van een bewaker en rent op hem af. Hij springt niet weer in zijn armen. Hij haalt een buideltje uit zijn zak en steekt zijn hand erin. Als die eruit komt ligt er een muntje in zijn handpalm. ‘Hier, voor jou. Als aandenken. Ik wilde het je als cadeau geven, maar…’. Lann’s adem stokt. Jelmer pakt zijn hand met beiden handen vast. ‘Dankjewel’, is alles wat hij uit weet te brengen. Daarna pakken de vredebewakers hem weer vast en trekken hem mee naar buiten. Zijn broertje schreeuwt hem nog iets na, maar Jelmer verstaat het al niet meer. Hij staart naar de munt in zijn hand.

Na zijn gezin komen er nog drie andere bezoekers. Zijn vrienden, Floriam en Zem, en zijn zestienjarige vriendin Esmay. Zodra de deur opengaat rent ze op hem af en slaat haar armen om hem heen. Wat een heerlijk gevoel. Jelmer houdt haar stevig vast. Geen snik, geen zucht, geen woord. Zo staan ze de helft van de tijd, terwijl Esmay hem bijna fijnknijpt. Het enige geluid is hun ademhaling, die vreemd genoeg tamelijk rustig klinkt, en het gefluister van de wind tegen de smalle, houten muren van het vertrek. Na enige tijd laat Esmay hem los en kijkt hem recht in de ogen. Haar zeeblauwe ogen kijken hem verdrietig aan. Onder haar ogen is de huid nat. Een bruine lok haar hangt tussen haar ogen in. Jelmer strijkt hem weg zonder zijn blik af te wenden. ‘Het komt wel goed, Esmay’, zegt hij zo kalm mogelijk. Zijn stem klinkt niet echt overtuigend. Ze knikt en blijft hem aankijken. Dan druk ze zich nog eens tegen hem aan en fluistert nog een laatste paar woorden. ‘Zet hem op.’ Dan gaat de deur weer open en de vredebewakers roepen haar terug. Tegen zijn zin in laat Jelmer zijn vriendin los. Ze kijkt hem nog een laatste keer aan, draait zich om en loopt haastig de kamer uit. Ze wil niet meer omkijken, net als Jelmer. Een keer afscheid nemen is genoeg. Voordat de deur dichtgaat roept ze hem nog iets na. ‘Ik hou van je.’ Dan is het stil.

Zoiets heeft Jelmer nog nooit gezien. De kamer waar hij een halfuur geleden in zat was al mooi, en de auto (Markus noemt het een limousine) was nog beter. Maar dit voertuig slaat werkelijk alles. Het bestaat uit meerdere kamers, wagons zoals Markus ze noemt. Een trein. Elke wagon bevat een prachtig meubilair, haast even mooi als die in de kamer van het gerechtsgebouw. Maar het bevat meer. De grootste televisies die Jelmer ooit gezien heeft, meer lampen per kamer dan in heel zijn huis, schalen vol eten. Hij heeft nog niet alles gezien, maar Markus beweert dat de rest nog veel beter is. Wacht maar tot je de slaapvertrekken en de eetzaal ziet, zei hij. Jelmer zit samen met Miranda in een wagon als de trein begint te rijden. De grond onder hem begint te trillen, veel harder dan in de limousine. Hij vindt het een naar gevoel, maar het went wel. Hij houdt zijn gezicht tegen het raam gedrukt terwijl de akkers voorbij schieten. Wat gaat dat ding toch vreselijk snel! Al snel nemen het aantal akkers af en maken ze plaats voor bossen. Hij blijft kijken terwijl ze in een razend tempo het district uitrijden. Jelmer loopt pas weg van het raam als de laatste akkers uit het zicht verdwenen zijn. Miranda blijft nog wat langer staan, maar uiteindelijk laat ook zij zich terug op de bank vallen. Hij bekijkt haar goed. Erg gevaarlijk ziet ze er niet uit. Ze is bijna een kop kleiner dan hem, en dat zegt veel, want hij is zelf ook niet erg groot. Ze heeft lang en krullend bruin haar tot over haar schouders. De weinige keren dat hij haar ogen zag kon hij zien dat ze lichtblauwe irissen heeft. De ogen doen hem aan Esmay denken. De eerste paar minuten staart ze zwijgend voor zich uit. Jelmer houdt niet van de stilte. Hij weet dat zijn broertje Lann het altijd opzoekt als hij bang of boos is. Misschien is Miranda ook wel zo’n type. Hij kijkt haar aan en waagt een poging tot gesprek. ‘Heb jij veel familie thuis?’ Miranda kijkt hem even aan, maar blijft zwijgen. Jelmer is bang dat ze niks zal zeggen, maar dan antwoord ze. ‘Valt wel mee. Mijn vader, moeder en mijn zusje, Lara.’ ‘Hou oud is ze?’, vraagt hij er meteen achterna. ‘Dertien’. Even oud als Lann, denkt Jelmer. Ze zitten dus ongeveer in hetzelfde schuitje. ‘Dan hebben we in elk geval iets gemeen’, antwoord hij. Miranda staart weer zwijgend voor zich uit. ‘Zullen we een alliantie vormen? Het is fijn om er niet meteen alleen voor te staan’, flapt Jelmer er zomaar uit. Miranda kijkt hem met een vreemde blik aan, dezelfde blik als die blik toen ze elkaar een hand gaven. ‘Nee, maar bedankt voor het aanbod. Ik heb liever niet dat we als enige overblijven of met elkaar in gevecht raken.’ ‘Hoezo? De kans is zeer klein dat we als enige overblijven. De tributen van een, twee en vier hebben ons waarschijnlijk wel uitgeschakeld voor het zover is.’ Miranda laat een somber lachje horen. ‘Ja, dat dacht ik ook totdat ik gekozen werd. Die kans is toch zo erg klein.’ Daarna staat ze op en beent de wagon uit.


Reacties:


FireLen12
FireLen12 zei op 23 juni 2013 - 21:30:
Thanks!


tamarastyles
tamarastyles zei op 21 juni 2013 - 16:18:
I like de lange hoofdstukken!


robbie696
robbie696 zei op 5 juni 2013 - 18:46:
echt spannend..