Hoofdcategorieën
Home » De Hongerspelen » De 73ste Hongerspelen (Jelmer en Miranda) » 10-De vierde dag
De 73ste Hongerspelen (Jelmer en Miranda)
10-De vierde dag
De ochtend bezorgt Jelmer weer een fris bewustzijn. Hij heeft voor het eerst goed geslapen sinds de Spelen zijn begonnen. Gisteren heeft hij de hele dag gezocht naar eten en een schuilplaats, en gelukkig vond het dat laatste snel. Aan de rand van een bevroren riviertje lag een prachtige grot. De perfecte plek om een kamp op te slaan. Het wemelt hier van het wild, dus de strik die hij gisteren heeft gelegd zal vast wel vol zitten. Het nadeel is alleen dat andere tributen hier uiteindelijk ook wel op af zullen komen. Hij kan hier dus niet erg lang blijven. De stenen van de wand prikken vervelend in Jelmer’s rug, maar hij negeert de pijn. Hij heeft wel andere dingen aan zijn hoofd. Op zijn vingers telt Jelmer de dode tributen. Zo kan hij er tenslotte achterkomen wie er nog in leven zijn. Ken je concurrenten. De eerste dag acht, de tweede dag Ronald van vijf. Jelmer vervloekt zichzelf als hij weer aan zijn slachtoffer denkt. Hij had het niet gewild. Ronald ook niet. Geen van beiden. Ze waren gedwongen, alleen voor het vermaak van het Capitool. Voor de zoveelste keer in de week vervloekt Jelmer hun lot. Hij telt snel verder. Gisteren Krista uit tien. In totaal dus tien tributen. Er zijn er nog veertien over. Jelmer verwondert zich over het feit dat Miranda nog steeds in leven is, want eerlijk is eerlijk, hij had haar niet erg goed ingeschat. Maar hij is er blij op, hij kan het niet helpen. Ook het meisje van twee is nog in leven. Ze heeft blijkbaar een pact gesloten met de andere Beroeps. Vreemd dat ze wat in haar zien. Jelmer laat zijn armen langs zijn zij hangen en slaakt een vermoeide zucht. Nog veertien zijn in leven. Veel te veel. Het einde is nog niet in zicht. Hij duwt zichzelf omhoog tegen de muur en pakt zijn boog en pijlen. Eens kijken of er nog wat wild te schieten valt. En of er al wat in de strik zit. Hoewel hij een schuilplaats heeft, eten heeft hij nog steeds te weinig.
Zijn voeten zakken diep weg in de sneeuw. Vannacht heeft het weer gesneeuwd, en hevig ook. Er ligt weer een nieuw, dik pak verse sneeuw. Jelmer rilt en vloekt zachtjes als de witte stof over de rand van zijn laars naar binnen glijdt. Hij maakt een geërgerd geluid. Hij is nu bijna bij zijn strik. Gelukkig, het is haast niet uit te houden in dit ijskoude weer. In zijn ene hand houdt hij zijn boog stevig vast, in de andere een pijl. Hij staat helemaal klaar om aan te leggen en te schieten als dat nodig mocht zijn. Zijn blik glijdt waakzaam door het bos. Niemand te zien. Geen tribuut, geen dier, niemand. Jelmer wordt overweldigd door een gevoel van kalmte en veiligheid. Het prachtige, witte bos ziet er zo vredig uit. Je zou niet verwachten dat hier iets vreselijks aan de gang is. De lucht is wit van de wolken, maar de zon schijnt er net doorheen. Een dun straaltje zonlicht valt op Jelmer’s gezicht. Het is geen warme straal, maar wel een welkome afwisseling na al die koude wind en neerslag. Zijn maag begint te knorren. Hij is zo zenuwachtig geweest de laatste tijd dat hij pas merkt dat hij honger heeft als hij kalm is. Hij hoopt vurig dat er iets in zijn strikken zit. Maar helaas. Als hij bij zijn val aankomt zit die net zo leeg als de dag ervoor, toen hij hem aanlegde. Zijn voorraad eten die hij scoorde tijdens het bloedbad is al op, dus hij zal nu toch echt eens wat moeten vinden. Op vruchten kan hij niet rekenen. Die vriezen hier toch meteen dood. Hij zou kunnen jagen, maar hij heeft geen ervaring. Zijn prooi zal al wegrennen voor Jelmer hem zelf kan zien. Een gevoel van radeloosheid mengt zich met het hongerige gevoel in zijn maag. Jelmer ploft neer naast zijn strik en bekijkt zijn hopeloos lege val. Wat nu? Hij kan hopen op een sponsor. Het is best mogelijk dat een sponsor aandacht voor hem heeft. Hij kan schieten, heeft een schuilplaats, heeft zelfs al een slachtoffer gemaakt. Het enige wat hij nodig heeft is
eten. Dat zullen ze hem toch wel zeker gunnen? ‘Hank, doe je werk!’, roept hij richting de bomen. Daarna staart hij weer stilletjes naar zijn strik. De honger knaagt in zijn maag. Jelmer voelt het koude metaal als hij in zijn zak graait. Hij staart naar het muntje in zijn handpalm. Zijn geschenk van Lann. Thuis zou hij hier een koekje van kunnen kopen. Thuis. Hij ziet de middag van de Boete weer glashelder voor zich. Lann die haast verlamd door de zenuwen naar hem staart als hij naast hem op bed komt zitten. Die hem met zijn serieuze maar doodsbange blik aankijkt en zich omdraait. Hun gesprek. Markus die zijn naam uit de bol haalt en voorleest. Lann die het uitschreeuwt van emotie als zijn broer richting het podium loopt. Tom die hem tegenhoudt. Markus die zijn rotopmerking maakt. Miranda, Esmay, zijn ouders, iedereen ziet hij weer helder voor zich.
Ik voel me zwak en hulpeloos als ik Lann op bed zie liggen. Hij kijkt me zenuwachtig aan, maar zegt niks. Ik kom naast hem zitten en probeer te glimlachen. Om hem op zijn gemak te stellen. ‘Ik wil gewoon niet dat een van ons gekozen wordt’, zegt mijn broertje met een bibberende stem. Ik pak zijn hand beet en trek hem overeind. Ik probeer overtuigend over te komen als ik antwoord, zoals altijd. ‘We worden niet gekozen Lann. Twee jaar geleden niet, vorig jaar niet en dit jaar ook niet. Ga eens na hoe klein die kans is. Pakweg tien briefjes tussen duizend anderen. Het gebeurd niet Lann. Ik word niet gekozen, jij wordt niet gekozen.’ Langzaam loopt hij achter me aan de kamer uit. ‘Beloof je dat Jelmer?’ Ik glimlach, dit keer echt. Het is zo’n schattige opmerking. Maar meteen word ik weer ernstig. Dit is geen opmerking om over te lachten. ‘Dat beloof ik.’
De belofte was vals. Ik ben toch gekozen. Nu zal ik toch sterven. Ik heb zoveel gedaan om Lann gelukkig te maken, en dan toch net niet genoeg. Ik zal sterven, en niemand kan er wat tegen doen. De gedachtes maken zo’n vreselijk gevoel in Jelmer los. Hij moet vechten om zijn tranen binnen te houden. Hij weet zeker dat hij nu gefilmd wordt. Een radeloze tribuut is natuurlijk het toppunt van genot voor het publiek. Het Capitool publiek dan. District negen zou er niet om juichen. Jelmer laat de munt uit zijn krachteloze vingers vallen. Dit werkt niet. Als ik ga sterven, doe ik dat dapper. Dat is het beste voor Lann, voor mijn ouders, voor Esmay en mijn vrienden. Jelmer zegt de gedachtes niet hardop, maar ze galmen door zijn hoofd. Gesterkt door een nieuwe zelfverzekerdheid staat Jelmer op en klopt zijn broek af. Niet dat daar zoveel aanzit, het is grotendeels enkel doorweekt. De munt laat hij liggen, die maakt hem niet vrolijker. Hij zal het nu zelf moeten doen. Vissen! Dat is het. Caesar had er nog zo naar gevraagd, en Jelmer had het antwoord zelf gegeven. ‘Ik maak gewoon een wak’, zegt Jelmer. In zichzelf praten is voor hem een gewoonte. Hij begint aan de terugweg naar de grot. Naar het water, naar de vissen. Hij kijkt nog een keer achterom. De munt is nauwelijks te zien. Hij glanst dof in het zonlicht. Jelmer sluit zijn ogen en draait zich om. Vandaag laat hij zijn thuis achter zich. Definitief.
James loert vanuit zijn schuilplaats naar het kamp. Ze zijn er bijna allemaal. Een is dood. De jongen van vier is nergens te bekennen. De overige Beroeps hebben zichzelf verzameld in een klein veldje tussen de heuvels. Mogelijke aanvallen moeten dus van boven komen. Net als de aanval die James plant. Hij heeft ze al vanaf de eerste dag bespied. De helft is in de middag weg om te jagen op tributen, de anderen houden dan de wacht. Het is een dagelijkse routine geworden. Lang jagen ze echter niet. Het is flink koud buiten en ze schuilen liever in de tenten, die ze hebben gevonden bij de Hoorn. Net als de beste wapens natuurlijk. Ze zijn stuk voor stuk goed bewapend. De jongen van een draagt een lang mes, die van twee een zwaard. Het meisje van twee heeft een boog, maar James vraagt zich af of ze daarmee overweg kan. Ze is zo klein, kan ze überhaupt de pees wel aantrekken? Hij schat haar niet in als een groot gevaar. Hij wilt haar het liefst het eerste met haar afrekenen, dan heeft hij daarna zijn volledige aandacht voor de anderen. Maar nu is ze weg. Het meisje van vier draag ook een lang mes. Alleen zij en de jongen van een zijn er nog. Die van district twee zijn vanmiddag op jacht gegaan. Ze zullen snel terugkomen. Als hij wilt aanvallen, moet hij nu zijn kans grijpen. James komt overeind uit zijn schuilplaats en verstevigt zijn grip om het zwaard.
Jelmer braadt net zijn vis als het volkslied begint te spelen. Hij rekt zich vermoeid uit en kijkt naar de hemel. Hij had die avond drie kanonnen gehoord. Drie doden. Nog elf over. Vandaag ging het ineens snel. Hij had geen spoor van een gevecht gezien of gehoord, dus hij hoopt dat de slachtoffers ver van hem vandaan zijn gevallen. Nu is het de tijd om te zien wie het zijn. Diep in zijn hart hoopt Jelmer dat Miranda er niet bij zit. De eerste is de jongen van drie. James, leest Jelmer onder zijn portret. Hij zag er sterk uit, verassend dat hij er nu al uit ligt. Daarna volgt Annick, het meisje van vier. Weer een Beroepstribuut minder. Jelmer weet dat het vreselijk is, maar de wetenschap dat er nog maar vier Beroeps over zijn doet hem goed. Vreemd dat het meisje van twee er nog is. De laatste dode is van zeven. Miranda zit er dus niet bij. Tenzij hij natuurlijk een kanon gemist heeft. Maar nee, het symbool van het Capitool verschijnt weer. Jelmer kijkt naar zijn vis, die inmiddels gaar is. Hij neemt tevreden een flinke hap. De weg naar huis lijkt ineens weer een stuk dichterbij.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.