Hoofdcategorieën
Home » De Hongerspelen » De 73ste Hongerspelen (Jelmer en Miranda) » 11-De vijfde dag
De 73ste Hongerspelen (Jelmer en Miranda)
11-De vijfde dag
Langzaam tast Miranda het slapende lichaam van Evelien naast zich af. Het is ijskoud onder de boom, ze heeft behoefte aan de lichaamswarmte van het meisje. Evelien kreunt als ze de ijskoude hand van Miranda tegen haar zij aan voelt. Ze draait zich om en grijpt Miranda vast. Blijkbaar heeft zij het ook koud. Dat was ook wel te verwachten. Gisteren vond Miranda haar onder een struik terwijl ze haar strikken nakeek. Ze had haar nauwelijks kunnen zien, maar de reutelende ademhaling van het meisje was duidelijk te horen. Ze lag verkleumd verstopt onder de struik, haar lichtblauwe kleding helemaal doorweekt. Miranda had haar zo hulpeloos gevonden. Ze kon haar gewoon niet vermoorden. Evelien was de vorige dag achterna gezeten door het meisje van twee. Ze was ternauwernood ontsnapt door de rivier in te springen. Roos, het meisje van twee, koos liever voor warme kleding en liet haar voor wat ze was. Waarschijnlijk was ze ervan overtuigd geweest dat haar slachtoffer het toch niet lang uit zou houden. Mis. Zodra ze bij de boom aankwamen had Miranda een vuurtje gestookt. De kans was groot dat ze gesnapt zouden worden, maar ze kon dat kleine meisje toch niet dood laten vriezen? Ze blijkt het kleine meisje van district elf te zijn, het meisje dat beschermt werd door die jongen. Miranda had gezocht naar meer eten terwijl Evelien opwarmde bij het vuur. Haar eten was al op. Ze had blijkbaar een tas mee kunnen smokkelen op de eerste dag. Ze had zelfs een wapen. Een mes, een scherpe. Veel beter dan die van Miranda. Maar zij het nu de harpoen. Ze waren bewapend, hadden eten en onderdak. Voorlopig waren ze veilig. Nu liggen ze dicht tegen elkaar aan geplakt in de hoop elkaar te verwarmen. Miranda kijkt naar de rode haren van haar partner. Ze ziet er schattig uit. Haar zachte ademhaling maakt haar rustig. Miranda doet net haar ogen dicht als ze de knal hoort. Verschrikt gaan ze allebei rechtop zitten. ‘Au’, roept Evelien als ze haar hoofd tegen de onderkant van de boom stoot. Het kanon was volkomen onverwacht afgegaan. Weer een tribuut dood. Tien over. Miranda is klaarwakker. Weer een dode. Was het dichtbij? Zijn ze in gevaar? Gauw kruipt ze onder het dunne laken vandaan en verlaat de boom. ‘Wat ga je doen?’ ‘Kijken of we veilig zijn’, antwoord Miranda. Ze huivert als ze overeind gaat staan. De wind slaat meteen een koude doek om haar heen. Ze slaat haar capuchon omhoog en begint het gebied te controleren. Ze loopt meteen even langs de strikken. Een is leeg, maar in de ander zit een hermelijn. Ze glimlacht bij het zien van haar vangst. Ze vind het vreselijk een mens te moeten vermoorden, maar zelfs een dier staat haar tegen. Toch draait ze hem snel de nek om, een kunstje dat ze had geleerd in het Trainingscentrum. Ze hebben tenminste weer wat te eten. Ze loopt in een ruime cirkel om hun kamp heen, maar zonder resultaat. Niemand te zien. Maar zo’n goed gezichtsveld heeft ze ook weer niet. Als er een tribuut op een paar dertig meter afstand zat zou ze hem ook niet zien door het dichte dennenbos. Toch geeft het haar een veilig gevoel als ze teruggaat naar Evelien. Eenmaal bij het kamp aangekomen ziet ze dat Evelien ook al opgestaan is. Ze heeft het laken om zich heen gewikkeld en leunt nu tegen de boom aan. Ook zij is waakzaam. Dat is een goed teken, vindt Miranda. ‘En?’, vraagt ze. Ze kijkt haar verwachtingsvol aan. ‘Zijn ze in de buurt?’ Miranda schudt geruststellend haar hoofd. ‘Maar we hebben wel dit.’ Ze laat de hermelijn zien. Het licht in Evelien’s groene ogen ontsteekt zich. Miranda neemt naast haar plaats en begint het beest te villen. Weer een les die ze in tijdens de training geleerd heeft. Evelien kijkt de andere kant op. Ze vindt het niet leuk om te zien.
‘Is dat je aandenken?’, vraagt Evelien en ze wijst naar de speld in Miranda’s haar. Ze zitten in een warmer gedeelte van het bos te zoeken naar bessen. Het pak sneeuw is hier minder dik, de dennenbomen zijn groener en de zon schijnt hier beter door. Evelien heeft hen naar deze plek geleidt. Toen ze nog alleen was vond ze hier haar eten. In dit gedeelte van het bos groeit een vreemd soort bessen die blijkbaar tegen de kou bestand is. Het is Miranda een raadsel hoe de vruchten hier kunnen groeien. Maar die vraag stoot haar niet af. Bessen zijn bessen. Als Evelien ze al heeft gegeten kan het geen kwaad. Miranda raakt haar speld aan en er gaat een golf van heimwee door haar heen. ‘Ja. Van mijn zusje Lara. Ze is ongeveer even oud als jij.’ Evelien knikt en plukt weer een paar bessen van een nieuwe struik. ‘Heb je meer zussen of broers thuis?’ Miranda schudt haar hoofd. ‘Nee, alleen Lara en mijn ouders.’ Het blijft even stil terwijl ze zwijgend verder zoeken. ‘Jij?’ Miranda heeft spijt van de vraag. Ze ziet de verlangende blik in de ogen van Evelien. Zij heeft misschien nog meer heimwee dan ik, bedenkt Miranda. ‘Ik heb twee oudere broers’, antwoord ze uiteindelijk. ‘Een van vijftien en een van zeventien.’ We werken met zijn allen op onze boerderij. ‘Mijn broers natuurlijk zijn groter en sterker, dus zij klimmen altijd in de bomen om de vruchten te oogsten. Ik vul altijd de manden en draag ze naar de schuur.’ ‘Landbouw toch? Dat is toch de taak van district elf?’, vraagt Miranda door. Om de een of andere reden vindt ze het fijn om over thuis te praten met Evelien. Het geeft een veilig gevoel. Dat ze nu echt een team zijn. Ze wil haar niet kwijt, nooit. Maar diep van binnen weet ze dat het zal gebeuren, hoe dan ook. Ze probeert het knagende, vervelende gevoel te negeren. ‘Klopt’, antwoordt het meisje. ‘Wij zorgen voor de vruchten en gewassen. En jullie? Ik weet eigenlijk niks over district negen. Hout toch?’ Miranda glimlacht. ‘District zeven zorgt voor hout. Wij zijn de broodtrommel van het Capitool. Ons hele district is bezaaid met graanakkers. Het is echt een prachtig uitzicht in de ochtend. Ze lichten haast op in de morgenzon.’ Evelien knikt instemmend. ‘Dat ken ik. Onze velden staan er misschien net zo mooi bij.’ Ze doorzoekt een struik, besluit dat er niks van waarde inzit en gaat naar de volgende. Het is een kalmerend karwei. Het leidt hen af van het feit dat ze in een strijd om leven en dood zitten. Miranda bekijkt haar terwijl ze van de ene struik naar de andere hopt. Haar rode haren zwaaien vrolijk achter haar aan. Oei, weer die steek. Miranda concentreert zich op de struik voor haar en vervolgt hun gesprek. Ze wil graag meer weten over de mannelijke tribuut uit elf. ‘Wie was die jongen bij je? Die jongen uit elf. Ik zag dat hij goed voor je zorgde.’ Evelien kijkt haar met een pijnlijke blik aan. Weer wenst Miranda dat ze die vraag niet gesteld had. ‘Dat was Luke, een goede vriend van mijn oudste broer. We kennen elkaar goed, hij komt elke zondag langs. Dan gaan hij en mijn broer Kevin erop uit. Chillen, zoals Kev dat noemt.’ Miranda knikt alleen maar. ‘Dat verklaard waarom hij zo zorgzaam voor je is.’ Evelien kijkt haar ineens achterdochtig aan. ‘Heb je ons zitten bespieden?’ Miranda slikt moeilijk. ‘Ja, ik vond jullie een mooi duo’, geeft ze toe. Evelien haalt haar schouders op en gaat weer verder met haar werk. ‘Jij en die jongen
vormden ook een prachtig team in het Trainingscentrum.’ Miranda houdt abrupt op met haar werk. ‘Hoor eens, nou moet je niet ineens zo sarcastisch doen. Jelmer is gewoon aardig tegen me geweest, oké? Hij is niet gevaarlijk.’ Evelien grinnikt. ‘Oké oké. Ik vroeg me ook gewoon af waarom jullie zo afstandelijk waren.’ Miranda beseft dat ze gelijk heeft. Ze is inderdaad vreselijk afstandelijk geweest in het centrum. En ook al tijdens de treinreis. Ze denkt weer terug aan die avond voor de interviews en wenst vurig dat ze hem al veel eerder de kans had gegeven. ‘Ja, dat is waar. Verkeerde tips van Hank.’ Evelien fronst haar wenkbrauwen. ‘Hank? Is dat die norse man die de hele tijd naar jou en Jelmer stond te kijken tijdens de training.’ Miranda staakt haar werk weer. Had die man naar haar staan kijken? Daar heeft ze niks van gemerkt. Zou het dan toch, hebben Jelmer en hij dan toch iets geplant? Het oude bekende gevoel van angst bekruipt haar weer. Ze voelt zich niet meer veilig. Jelmer weet veel te veel van haar. Maar dat kan niet. Iemand die toneelspeelt kan nooit zo oprecht aardig en bezorgd klinken. Dat kan niet. Bovendien is hij hier toch ver weg. Hij zal haar niet vermoorden. Ze negeert haar gedachtes. Maar het gevoel blijft. ‘Ja, dat is hem. De mentor van Jelmer.’ Evelien plukt weer een bes. ‘Ja, dat dacht ik ook al toen ik Jelmer tijdens de interviews zag. Net zo nors en mysterieus als die man. Wie is de jouwe eigenlijk?’ ‘Paulin. Dat is die lange vrouw met dat zwarte haar. Misschien heb je haar al eens gezien.’ Evelien knikt bevestigend. ‘Ja, ik heb haar vaak in de ontbijtzaal gezien. Ze lijkt me wel aardig. Ik heb Seeder, een vrouw van ongeveer zestig jaar. Ze is wel aardig, maar soms is ze iets te bezorgd.’ Evelien laat een lachje horen. Het is een vrolijke, warme lach. ‘Ze vertrouwde Luke voor geen meter. Ze dacht dat hij me iets aan zou doen. Chaff, de mentor van Luke, vertelde haar dat ze er niets achter moest zoeken. Maar ze bleef achterdochtig.’ Daar is weer het vreemde gevoel over Jelmer. Miranda voelt aan haar propvolle zakken. ‘Ik heb er genoeg, jij?’ Evelien propt een paar bessen in haar mond en bijt ze stuk. Het sap spat alle kanten op. ‘Klaar’, zegt ze met een propvolle mond. Miranda glimlacht. Samen lopen ze terug naar het kamp. Een heerlijk gevoel bekruipt Miranda als ze teruglopen. Ze hebben eten, een plek om te slapen, elkaar. Ze voelt zich veilig. Evelien is een heerlijk gezelschap. Ze is vrolijk, desondanks het feit dat ze zich middenin de arena bevinden. De jonge blik in haar groene ogen en haar vrolijke zwaaiende lange, roden haren kalmeren Miranda. Ze heeft iemand om mee te praten. Iemand om de zware emoties mee te delen. Ze weet dat dit pact slechts tijdelijk kan zijn, maar ze wenst dat ze samen konden blijven. Dat ze niet gescheiden zouden worden ter wille van het Capitool. Ze wilt het twaalfjarige meisje beschermen zolang dat kan. Ze voelt de spanning weer opkomen naarmate het weer kouder wordt en ze hun kamp naderen.
De aanblik van een volle tas bessen doet hen goed. Ze eten wat bessen, nemen wat slokken (inmiddels ontdooit) water en een hap hermelijn. Ze gaan samen aan de rand van het kamp zitten, op een omgevallen boomstronk. Het landschap ziet er grauw en somber uit, maar het eten doet hen goed. Evelien rekt zich geeuwend uit en leunt achterover tegen de stronk
aan. Ze slaakt een vermoeide, maar tevreden zucht. Ze sluit haar ogen. Miranda kijkt haar kalme partner een tijdje aan, dan staat ze op en gaat naar de boom. Ze heeft toch niks te doen, dus ze besluit de harpoen te onderhouden. Het is te hopen dat ze hem nooit hoeft te gebruiken, maar je weet maar nooit. De harpoen ligt onder de boom, maar haar strik ligt ervoor. Miranda wilt net de strik verwijderen als ze haar hand verschrikt terugtrekt. Strik? Voor haar boom? Ze denkt aan haar eigen strikken. Een twintig meter verderop, een daarvan weer een paar meter verder. Dit is niet haar strik. Waakzaam kijkt Miranda om zich heen. Niemand te zien. Ze bekijkt de strik goed. Hij is gemaakt van een groot stuk touw, veel groter dan de stukken die zij heeft. Hij is zeker niet gelegd om een dier te vangen. Deze strik is bedoeld voor een grote prooi. Voor een tribuut. Er is hier iemand geweest. Ze kijkt nog eens rond. Haar ogen knijpen zich samen als ze tussen de bomen door tuurt. Nog steeds niemand. Maar niet voor lang. Het vuur heeft hen verraden, ze weet het zeker. Dan beseft ze dat Evelien nog alleen tegen de boomstronk aan ligt. Ze springt verschrikt op en rent naar haar toe. ‘Evelien!’, schreeuwt ze wanhopig. ‘Evelien! Sta op! Het is hier niet veilig meer. Iemand is hier geweest.’ Evelien komt geeuwend overeind. Ze kijkt haar met een vragende blik aan. ‘Miranda, wat is er? Wat is er mis?’ Miranda schreeuwt het uit van wanhoop en angst als Evelien ineens met een zacht kreetje naar voren valt. De veren van een pijl steken uit haar rug. Ze beweegt niet meer. Dan bewegen bosjes. Een tribuut trekt zich snel terug uit de struiken. Hij heeft een boog in zijn hand. Miranda gilt het uit en rent terug naar de boom. Ze grijpt de harpoen, wat niet makkelijk gaat met die strik ervoor. Zodra ze hem in haar hand sprint ze gillend terug naar Evelien. Haar stem slaat over vanwege de frustratie en het verdriet. Daar bewegen de bosjes weer. Met een enorme kracht vliegt de harpoen uit zijn koker als ze hem afschiet. Hij mist het doel, zoals ze al had verwacht. Hij slaat een paar meter verder in een boom in. Snel stopt ze een nieuwe harpoen, de laatste, in de koker en richt weer. De jongen is al ver weg. Nog een gekwelde kreet galmt door het bos als Miranda de laatste harpoen afvuurt. Ook deze mist doel. De moordenaar ontkomt. Radeloos smijt Miranda de nu nutteloze koker neer en rent naar Evelien toe. De sneeuw onder haar is donker gekleurd van haar bloed. Ze draait het meisje om. Haar ogen staan wijd open, maar er is geen teken van leven in te zien. Ze staren levenloos naar de hemel. Het licht in haar ogen is gedoofd. De tranen doorweken haar lichtblauwe vest. Het is te laat. Evelien is er niet meer. Waarom? Ze kende haar nauwelijks. Vrolijke, kleine Evelien. Dood. Miranda kan, nee wil haar ogen niet geloven. Dan valt haar blik op Evelien’s arm. Ze draagt een armband. Waarschijnlijk haar aandenken aan thuis. Ze pakt haar arm beet en bekijkt de band. Er staan twee namen in gegraveerd. Kevin – Edwin. Evelien’s broers. Miranda begint nog harder te snikken. Het lichaam hangt slap in haar armen. Miranda sluit de ogen van het meisje en legt haar voorzichtig neer. Ze moet hier weg. Tributen komen op deze plek af. Maar ze kan Evelien toch niet zomaar hier laten? Ze kijkt om zich heen en ziet de boom. Ze tilt Evelien weer op en legt haar onder de boom neer. Evelien’s kanon gaat af. Voordat Miranda gaat haalt ze de speld uit haar haren. Ze bekijkt de speld nog even, maar het beeld vertroebeld door haar tranen. Dan stopt ze de speld in de rode haren van Evelien. Ze staat op, haalt diep adem en neemt afscheid. ‘Dag Evelien.’
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.