Hoofdcategorieën
Home » Overige » De Grijze Jager, deel 12. » Hoofdstuk 5.
De Grijze Jager, deel 12.
Hoofdstuk 5.
Will liep door het bos. Hij had een oproep gekregen van de wachtcommandant van Armele. In de bossen rond het kleine dorp was blijkbaar een stroper actief. En geen beroerde ook. Het enige teken van zijn aanwezigheid waren de vallen die hij had uitgezet.
De wachten hadden de stroper zelfs nog niet eens gezien. Dus hadden ze de hulp van de plaatselijke Jager ingeroepen, Will Verdrag.
Een Jager zou de stroper vangen, hoe goed de laatste ook was.
En zo sloop Will dus onzichtbaar door het bos. Hij zocht naar tekenen van de stroper, en naar strikken,
En ja hoor! Na een tijdje vond hij een strik. Hij was zo goed verborgen dat Will er bijna op was gestapt. Er zat niks in.
Will bukte zich en onderzocht de strik. Hij trok een wenkbrauw op toen hij het vakmanschap van de strik zag. Perfect in evenwicht, bijna onzichtbaar tussen het struikgewas. Het was zo goed gedaan, hij betwijfelde of zelf hij zo’n strik kon maken.
Hij besloot hier te wachten. Als hier een strik lag, zou de stroper vroeg of laat ook op komen dagen.
Hij stond op en klopte het stof van zijn broek.
Hij keek rond of hij een goede verstopplek zag. Hij koos een plek tussen de struiken, een paar meter van de strik af.
Hij ging zitten en wikkelde zich in zijn mantel. Zo zat hij doodstil en onzichtbaar tussen de struiken. Wachten op de onbekende stroper.
En eindelijk, toen het laat in de middag was, kraakte er een takje.
Meteen was Will alert, al kon je dat niet aan hem zien. Gespannen keek hij uit naar de stroper.
En ja hoor, daar kwam iemand aan. Een verassend jong iemand, die bijna geruisloos liep.
Stil bukte hij bij de val, om het konijn dat er een poosje geleden in was gelopen eruit te halen.
Stil sloop Will dichterbij. Hij zag de pijlenkoker en de jachtboog op de rug van de stroper.
Hoe dichterbij hij kwam, hoe verbaasder hij werd. De stroper had een grote bos donkere haren, die tot op de schouders hingen, en was verassend slank. Will had een donkerbruin vermoeden dat het hier om een meisje ging.
Inmiddels stond hij achter haar.
Het meisje stond op, en Will legde een hand op haar schouder.
Naëlle schrok zich wild toen ze ineens een hand op haar schouder voelde. Ze sprong bijna een gat in de lucht van schrik en draaide zich met een ruk om. Haar moed zonk haar in de schoenen toen ze degene zag die haar te pakken had genomen. Een Jager. Ontsnappen kon ze nu wel vergeten. Ze had net als iedereen de verhalen van het beruchte korps gehoord. Jagers misten nooit met hun boog, en konden zich ongezien voortbewegen. Dat laatste verklaarde ook hoe het kon dat de Jager ineens achter haar stond. Sommige mensen zeiden ook dat Jager magiërs waren, maar dat geloofde Naëlle niet helemaal.
In ieder geval, ze was erbij.
Will keek verbaasd naar het meisje voor hem. Ze kon niet veel ouder zijn dan vijftien. Ze was niet onknap; haar huid was lichtgetint en haar haar donker en golvend. Praktisch had ze de plukken langs haar gezicht in vlechtjes gebonden, zodat het uit haar gezicht bleef. Twee groenbruine ogen keken hem verschrikt aan. Kon het echt dat dit jonge, tengere meisje de beruchte stroper uit deze strek was?
‘Zo te zien heb ik onze stroper gevonden.’ Zei Will.
Het meisje werd rood.
‘H-heer Jager…’ stamelde ze. ‘Ik… ik was…’
‘Ontken je het?’ vroeg Will.
Het meisje boog haar hoofd en zuchtte. ‘Nee.’ Zei ze zacht.
‘De stroper heb ik gevonden,’ zei Will. ‘Maar het verbaasd me dat ze zo jong is. Ik heb veel meegemaakt, maar nog geen jong meisje dat de fout in gaat. Hoe heet je eigenlijk?’
‘Naëlle.’ Zei het meisje zacht. ‘Naëlle O’Grady.’
‘Hoe oud ben je?’
‘Vijftien.’
Will zuchtte. ‘En mag ik vragen waarom een meisje van vijftien aan het stropen is? Dat is een misdaad.’
Naëlle keek op en rechtte haar rug.
‘Ik moest wel.’ Zei ze.
Will trok een wenkbrauw op. ‘Waarom dan wel?’
Naëlle keek hem in de ogen. ‘Wat zou u doen, heer Jager? Als uw vader was verdwenen en uw moeder ziek? Als u voor uw jongere broertje en zusje moet zorgen, en maar met moeite rondkomt? Als de oogst twee jaar achter elkaar mislukt, en u uw zusje ’s nachts hoort huilen van de honger?
Daarom ben ik gaan jagen, dan kan ik mijn familie nog enigszins voeden.’
Toen ze dit zei, voelde Will desondanks een respect en genegenheid opkomen voor het jonge meisje voor hem. Ze had wel pit.
‘Ik weet dat het strafbaar is,’ vervolgde Naëlle. ‘Maar dat risico neem ik. Liever een snelle dood aan de galg, dan een langzame hongerdood.’
Will keek naar Naëlle. Hij wist dat hij dit dappere meisje eigenlijk naar de wacht moest brengen. Maar dat zou zonde zijn, al kende hij haar niet, hij had het gevoel dat dit meisje beter verdiende dan dat.
Will zuchtte. Hij zwichtte.
‘Goed dan.’ Zei hij. ‘Ik laat je gaan.’
Naëlle keek met een ruk op, met een verbaasde uitdrukking op haar gezicht.
‘U… U laat me gaan?’ van verbazing schoot haar stem de hoogte in.
‘Voor deze ene keer.’ Zei Will. ‘Als ik merk dat je ooit nog eens stroopt, zie ik het niet meer door de vingers. En om je helpen de verleiding te weerstaan… geef je je boog en pijlen aan mij.’
‘Maar…’ stamelde Naëlle, maar hielp verder haar mond. Ze had geluk besefte ze. Ze was gepakt, en de prijs daarvoor was haar boog. Ze boog haar hoofd en overhandigde haar wapens aan de Jager.
Will keek even naar het machteloze meisje voor hem. Hij besefte ook wel dat hij haar zo in een onmogelijke situatie plaatste.
Door haar te laten gaan bewees hij haar een dienst, maar door haar boog in te nemen zou ze haar familie bijna niet kunnen voeden.
In een impuls taste hij naar zijn buidel.
Hij haalde er wat Royalen uit en drukte het haar in haar hand.
‘Koop hier maar wat eten van.’ Zei hij zuchtend. ‘Probeer wat werk te zoeken, en blijf nou eens uit het bos.’
Verbouwereerd keek Naëlle hem aan.
‘W-waw… bedankt.’ Zei ze.
Will glimlachte. ‘Ga maar.’zei hij, en gebaarde richting Armele.
Aarzelend begon Naëlle richting dorp te lopen. Ze kon het nog steeds niet geloven.
Toen bleef ze staan.
‘Heer Jager.’ Zei ze. ‘Dit is misschien brutaal maar… Mag ik vragen hoe u heet?’
Will glimlachte. ‘Ik ben Will Verdrag.’zei hij.
Hij glimlachte nog steeds toen hij zag dat Naëlle haar ogen verbaasd opensperde. Ze had natuurlijk gehoord van de wilde verhalen die de ronde deden over hem.
‘Oh, uuh, wel…’ zei ze. ‘Bedankt, Jager Will Verdrag.’
Toen draaide ze zich om, en rende weg, naar huis.
Will bleef nog even staan. Hij mocht dat meisje wel. Naëlle… In gedachten verzonken draaide hij zich om, en ging terug naar de plek waar Trek geparkeerd stond.
'waar Trek geparkeerd stond' Geniaal!
Je schrijft erg goed, beter dan mij en je oud de spanning er goed in! Erg leuk!