Hoofdcategorieën
Home » Harry Potter » Naamloos... » Hoofdstuk 1
Naamloos...
Hoofdstuk 1
Het was een mooie, zonnige dag. In de keuken van een groot, gezellig huis stond een vrouw te koken. Eigenlijk zat ze te koken. Het waren weliswaar haar messen die de groenten sneden, en haar lepel die in de soep roerde, maar zijzelf zat op de bank. Ze las haar krant, de Ochtendprofeet. Af en toe keek ze of er niets aanbrandde in de keuken. Toen de groente gesneden was haalde ze een lange stok uit haar zak, en zwaaide ze er een keer mee. De groenten zweefden omhoog en landden met een zachte plons in de soep. Ze kuchte en sloeg de bladzijde om.
In de tuin zat ook iemand. Het was een meisje met lang, stijl haar dat de zelfde kleur had als het gras waar ze op zat. In haar hand hield ze een pluizig wit katje dat miauwde.
De vrouw die net nog op de bank had gezeten kwam naar buiten.
‘Kom je, Nymphadora?’
‘Noem me niet zo!’
‘Hoe dan wel? En kom nou, het eten is klaar.’
‘Noem me Tops of zo!’
Ze vrouw zuchtte.
‘Ik ga jouw toch niet bij mijn eigen achternaam noemen?!’
Het meisje, Tops dus, haalde haar schouders op, mompelde ‘waarom niet?’ en liep naar de keuken.
Er kwam een man binnen die zijn jas over een stoel hing. Hij zei: ‘Hoi Nymph.’
Tops gromde.
‘Ik zei net: noem me niet zo.’
Haar vader negeerde haar en vroeg wat er te eten was. De vrouw zwaaide met haar toverstok en de pan soep vloog door de lucht. Zachtjes landde die op de tafel.
‘O! Ik hou van groentesoep!’ zei Tops. Meteen was ze weer blij. Ze gooide haar lange haar over haar schouder en pakte een lepel.
‘Komt je haar er niet in? Zo kun je toch niet eten?’
‘O, jawel hoor!’
Haar moeder keek haar streng aan.
‘Nou, goed dan,’ zei Tops en ze kneep haar ogen dicht. Haar haar werd in één keer een stuk korter, maar het bleef dezelfde kleur groen. Samen aten ze de groentesoep op.
‘Hmm, dank je mam.’
Tops bracht haar bord naar de keuken, maar ze struikelde over een boodschappentas. Het bord brak. Ze krabbelde overeind en mompelde ‘sorry’. Tops pakte de resten van haar bord en smeet ze in de prullenbak.
‘Ik ga weer naar Pluis!’ riep ze over haar schouder toen ze de tuin inliep. Het kleine katje miauwde en gaf haar been een kopje. Tops tilde haar op en zette haar op haar schouder. Het katje snuffelde aan haar oor en gaf het een kopje. Tops lachte.
‘Morgen gaan we al,’ zei ze tegen Pluis, ‘ik kan echt niet wachten!’
Pluis spinde luid en ging liggen. Ze was zo klein dat ze niet van Tops’ schouder afviel, ook niet doen die naar een oude schommel achter in de tuin liep. Ze ging zitten en haalde net zo’n stok als die van haar moeder uit haar broekzak. Die van Tops was wat korter dan die van haar ouders. Vrolijk zwaaide ze ermee, maar er gebeurde niets. Ze mompelde een onzinwoordje dat ze haar moeder weleens had horen zeggen en zwaaide nog eens hoopvol met haar stok. Weer gebeurde er niets. Tops stak haar stok weer in haar broekzak en haalde Pluis van haar schouder.
‘Als we morgen in de trein zitten…’ Plotseling herinnerde ze zich iets.
‘Kom, ik moet mijn tas nog pakken,’ zei ze tegen haar katje, dat ze in haar hand legde.
Tops stond op en liep door de woonkamer.
‘Nu al weer terug?’
‘Ja, ik ga inpakken!’
‘Doe maar. Vergeet je nieuwe weegschaal niet, die ligt nog op je kast!’
‘Is goed!’
Ze holde de trap op en deed de deur van haar kamer open. Het was onwijs rommelig, maar dat was Tops gewend. Ze zette Pluisje op haar bed en kneep haar ogen dicht. Even later was ze twee keer zo lang als eerst en pakte ze moeiteloos haar weegschaal van de kast. Toen ze daarna weer haar ogen dichtkneep kromp ze weer tot haar normale lengte. Haar koffer lag midden in haar kamer. Er zaten al een paar gewaden in, samen met wat schoolboeken. Zwijgend pakte Tops al haar spullen in, tot ze naar de gang liep, waar een grote spiegel hing.
‘Hé! Groen staat niet bij me! Dat had je wel eerder kunnen zeggen, Pluis!’ Pluis, die weer op haar schouder zat, miauwde.
‘Laat ook maar,’ mompelde Tops, en ze maakte haar haar geel.
‘Nee, dat is het ook niet, hè Pluis?’
Even later rende ze van de trap af. Haar haar was rood. Vrolijk liep ze weer naar de woonkamer, maar daar bleef ze niet lang. Haar oom zat er. Ze haatte haar oom. Hij had witblond haar en keek haar sluw aan.
‘Goede middag, Nymphadora.’
‘Oom Lucius,’ gromde Tops. Als er één ding was dat ze haatte dan was het wel dat mensen haar Nymphadora noemden.
‘Mam, pap, ik ben buiten! Ik ga - ehm - vliegen.’
Snel liep ze door, zonder haar oom ook nog maar één blik waardig te gunnen.
Buiten liep Tops meteen naar het schuurtje. Ook al was het eigenlijk een smoesje geweest om zo snel mogelijk weg kunnen had ze best zin in vliegen. Ze stak haar arm om de hoek van het schuurtje en viste er een oude bezem uit. Snel stapte ze op haar bezem en zette ze hard af tegen de grond. Tops schoot omhoog. Ze hield onwijs van vliegen. Nadat ze in de lucht een paar salto’s had gemaakt dook ze weer omlaag, voordat de Dreuzels haar misschien zouden zien. Zachtjes landde ze op het dak van het schuurtje, maar ze stootte de grote bloempot die erop stond om. Met een rinkelend geluid viel hij op de stenen te pletter. Tops sprong vlug van het dak.
‘Sorry! Sorry, ik zag hem niet! Het spijt me…’
Haar moeder mompelde iets over ‘een nieuwe kopen’ en haar oom keek haar minachtend aan. Ze veegde de scherven van de pot met haar handen naar de muur van het schuurtje en sneed zich aan een grote scherf.
‘AU! Niks aan de hand! Nou, er zit wel bloed aan de hand…’ mompelde ze richting de keuken, terwijl ze een rolletje verband uit haar broekzak haalde. Om de een of andere reden vond Tops’ moeder dat ze dat altijd bij zich moest hebben. Terwijl ze het verband om haar hand wikkelde stapte ze weer op haar bezem. Zachtjes zette ze zich weer af tegen de grond. Op een paar meter boven de grond bleef ze zweven. Ze leunde iets naar voren en haar bezem vloog richting haar slaapkamerraam. Daar keek Tops naar binnen. Ze vond het altijd leuk om al vliegend op plaatsen te komen waar nog niemand was geweest - waar niemand wilde zijn. Ze voelde kleine kattennageltjes door haar trui heen en besefte dat Pluis nog op haar schouder zat.
‘O, sorry, Pluis! Wil je naar binnen?’
Pluis miauwde en Tops opende een luikje in de muur dat naar haar kamer leidde. Vroeger, toen ze nog een muis had gehad, diende dit als zijn ingangetje. Nu was Pluis aan de beurt.
‘Pas je erin? Ga maar. Kom op!’
Pluis kroop behoedzaam door het gat in de muur en even later verscheen hij voor het raam. Het werd al donker.
‘Wil je thee, Dora?’ riep haar moeder van beneden. Tops zweefde het hoekje om en vroeg: ‘Is oom Lucius er nog?’
‘Nee. Nee, die is weg,’ zei haar moeder, maar Tops had durven zweren dat ze er ‘gelukkig’ achteraan zei. Ze ging naar binnen, waarschijnlijk om thee te zetten. Tops glimlachte en maakte een duikvlucht naar beneden. Bijna vloog ze tegen een grote eik in het midden van de tuin, maar ze wist uit te wijken. Zachtjes landde ze op het gras en ze zette haar bezem weer achter de schuurdeur. Binnen zat Pluis, haar katje, al op haar te wachten. Tops plofte neer op de bank en gaapte een keer. Uit de keuken kwam een dienblad aangezweefd, met drie kopjes thee erop.
‘Waar is pap?’
‘Boven. Roep je hem even?’
Maar dat hoefde al niet meer. Ted Tops kwam de trap aflopen.
‘Je thee.’
‘Dank je, schat.’
‘Wat deed je boven?’
‘O niets.’
‘Jawel.’
Ted haalde zijn schouders op.
‘Ik schreef een brief, nou goed?’
‘Aan wie?’
De vader van Tops mompelde iets onverstaanbaars.
‘Zeg dat nog eens?’
‘Je zus,’ zei Ted snel, alsof het verboden was om '
Tops’ moeder keek haar man met grote ogen aan. ‘Mijn zus? Waarom?’
‘Maakt jou dat wat uit dan?’
‘Ja!’
‘Nou, dan… dan…’
‘WAAROM?’
‘Omdat… ehm…,’ zei Ted kleintjes.
‘JIJ GAAT ME NU VERTELLEN WAAROM JE -’
‘NEE DAT GA IK NIET!’
‘DAT GA JE WEL! NU!’
Tops zette haar kopje op tafel en liep weer naar buiten. Het had toch geen zin om in de woonkamer te blijven. Tops zakte neer op de schommel en trok Pluis uit haar binnenzak. ‘Dat doen ze nou altijd, hè?’ Zachtjes aaide ze Pluis over zijn neus. Haar katje gaf haar hoofd een kopje en likte aan haar wang. Ze wriemelde even aan het verband dat nog steeds om haar hand zat en tuurde de tuin in. Tops bleef een hele tijd buiten op de schommel zitten, ook al was het geschreeuw in de woonkamer al lang weggestorven. Het was nu echt donker. Tops verveelde zich, maar ze ging niet naar binnen. Het was buiten veel prettiger en binnen zou ze alleen maar meer vervelen. Ze gaapte en zette Pluis op haar schouder.
‘Kom je, Door?’
‘Kom al,’ zei Tops met tegenzin. Ze stond op en sjokte naar binnen. Tops liep meteen door naar haar kamer en viel met al haar kleren aan in slaap.
Reacties:
pluisje was toch die reusachtige driekoppige hond van Hagrid? Dora tops kan soms zo onhandig zijn. die zus is dat niet bellatrix van detta?
ik vind het heel erg goed ik ga snel verder lezen
Tops is cool
Wie is die zus dan? Niet Bellatrix Van Detta, dat is de nicht van Sirius.. Ofwel?