Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Twilight » Ablatione » Hoofdstuk 5

Ablatione

28 april 2013 - 10:05

3013

1

307



Hoofdstuk 5

YEUH, gewoon weer lekker een hoofdstuk verder. Beginnen jullie niet langzamerhand iets te merken aan Lilith, of... Of is er toch iets met Kenneth en die geheimzinnige jongen van haar dromen?

Ik was moe. Doodmoe. Al vrij vroeg was ik naar bed toegegaan, eigenlijk vlak nadat ik die pizza had opgegeten. Mijn vader had eigenlijk geen énkel woord uitgesproken nadat hij was begonnen over het "stille plasser en stille poeper"-gedoe, en daar was ik eigenlijk vrij blij mee.
De nacht scheen haast door mijn gordijnen heen. De doodstille nacht. Zo onderhand weergaf mijn digitale klok aan dat het 00:51 was, een perfecte tijd om weg te sluipen, als ik het wilde dan.
En ja. Daarop was het antwoord ja.
Ik stapte voorzichtig uit bed, en voelde hoe de veren mee veerden. De scharnieren maakten piepende geluiden, en uiteindelijk was ik het bed uitgestapt. Zonder overige geluiden die mijn vader wakker zouden kunnen maken.
Mijn benen stapten voorzichtig door naar de slaapkamerdeur, die in vergelijking tot mijn bed geluidloos openging. 'Pap?' fluisterde ik zachtjes over de gangen.
Gepiep.
'Pap?' fluisterde ik nog eens.
Gepiep.
Ik grijnsde lichtjes, en trok mijn hoofd weer terug mijn kamer in. Dit zou dé kans van mijn leven zijn om over de straten van Seattle heen te lopen, en uit te zoeken wie de vreemde moordenaar is. Geluidloos deed ik de deur weer dicht. Ik trok mijn joggingbroek uit; mijn broek was al aangetrokken, láng voordat deze joggingbroek aan was gegaan. Ik had namelijk geen zin om hem uit te trekken, omdat het een skinny Jean is, en het verrekte pijn doet om hem uit te trekken.
Ergens onder mijn bureaustoel bevonden mijn schoenen zich, en ik pakte ze eronder vandaan.
'Hallo,' zei ik tegen ze. 'Wij gaan een ommetje maken.'
Wáárom praatte ik tegen mijn schoenen? Voorzichtig trok ik ze aan, strikte mijn veters, en keek naar de broek die ik aan had.
Het vest dat zich over mijn stoel heen had gekruld, griste ik daarvandaan, en trok hem over mijn bleke albino huid heen. Hij gaf vrijwel gelijk warmte af.
'Lekker,' murmelde ik, en genoot even van de warmte. Ergens zat er enorm veel spanning in me; een moordenaar "opsporen" was enorm moeilijk en gaf een grote hoeveelheid spanning.
Maar er heerste ook onrust, waanzin, waanideeën, en veel angst in mijn hoofd. Ik zuchtte kort, friemelde aan het gordijn en overwoog toch maar via de deur te gaan, aangezien dat áls ik sprong, ik in de struiken zou belanden. Er zat geen probleem aan of wat, maar het was meer dat er nog enkele niet vol gegroeide takken scherp waren, geen bladeren bevatten en mij dus konden verwonden. En dan was ik de pisang.
'Pap?' fluisterde ik eerst minimaal drie keer op de gang, bij elke stap die ik zette fluisterde ik eigenlijk "pap", in de angst dat hij bij mijn stappen wakker zou worden. Op de één na laatste trede van de trap bleef ik staan. Mijn adem stokte in mijn keel toen er gekraak van de gang afkwam.
'P-p-pap?' stamelde ik fluisterend. Het gekraak werd meer en een deur sloeg hard tegen de muur aan. Slaperig gevloek was het gevolg.
'P...' Ik haakte mijn zin af, even vlug als ik hem wilde beginnen, en hield mijn mond dicht terwijl ik naar de woonkamer toe sloop. Op de trap weerklonken zachte stappen, en midden op de trap stopte het voor minstens één minuut.
De klok tikte zachtjes.
'Carm?' mompelde mijn vader slaperig, en wreef in zijn ogen. Ademloos bleef ik onder de trap trap zitten, waar zich een soort ruimte bevond, achter een aantal dozen die hoog genoeg waren dat ze mij verscholen als ik neer hurkte op de grond.
Nog eens mijn naam. 'Carm?' Het klonk als gebroken glas, zijn stem. Klonk hij altijd zo als hij middenin de nacht wakker werd gemaakt door mij?
'J-ja?' murmelde ik, geluidloos tegen mijn arm die ik gesloten hield rondom mijn mond zodat het haast als de wind die bladeren liet bewegen klonk.
Mijn vader wreef wat sneller in zijn ogen, en strompelde naar de trap toe. Zijn vieze stinkvoeten kwamen voorbij, en de lucht drong mijn ogen en neus binnen. Een hoest borrelde binnen de kortste keren op.
Ik kuchte.
'Carm?!'
Ik hield doodstil mijn adem in, kroop geluidloos naar achteren toe, en ging achter wat meer dozen zitten. Zachtjes bonkte mijn hoofd tegen een traptrede aan, van de onderkant natuurlijk, en kreunde eventjes gedempt.
'Au.'
Mijn vader stootte zijn hoofd ook tegen een traptrede, en vrijwel gelijk trok hij zich terug. 'Toch maar weer gaan slapen,' geeuwde hij slaperig, en liep via de trap weer naar boven.

De nacht was donker, donkerder dan normaal. Enkele lantarenpalen flikkerden uit en aan terwijl ik met mijn pick-up — die overigens nét zo zwart was als de nacht zelf — voorbij reed, en zo af en toe remde en dan weer gas gaf.
Mijn mobiel lichtte op; er kwam een sms binnen van een onbekend nummer. Voorzichtig pakte ik mijn mobiel op, en fronste kort.

Vanavond zal ik je weer te zien krijgen lieverd

Ik fronste nog dieper, en keek naar het nummer. Onbekend. Eerst wilde ik erop gaan reageren met het teleurstellende nieuws dat ik niet wist wie of wat hij of zij was, en dat ik hiermee ook niet meer lastig mee wilde gevallen worden.
'Nee.'
Ik zuchtte, en legde mijn mobiel weer op de bijrijdersstoel. Niet veel later flikkerde het scherm weer aan en uit, maar dit keer met het nieuws dat ik gebeld werd.
Door hetzelfde nummer.
Met een kloppend hart pakte ik de telefoon op. Het scherm bleef net zo lang doorgaan. Ik zuchtte kort, en legde hem weer aan de kant. Hij bleef doorgaan met de irritante ringtune , dus zo te horen had diegene díe mij belde enorm veel geduld op zak.
Ik kwam met mezelf tot de overeenkomst dat ik mijn mobiel uit zou moeten doen. Net toen ik hem wilde pakken, stopte de ringtune. Vol opluchting zuchtte ik, en haalde mijn hand weg van mijn mobiel om hem vervolgens weer op tien voor twaalf op het stuur te zetten, en zo een bocht naar Seattle te maken.
Weer een ringtune.
Toen ik mijn mobiel oppakte — terwijl ik een tweede bocht maakte en de mobiel kort omklemde tussen mijn schouder en hoofd — keek ik naar de koplampen die voor mij op het wegdek schenen.
Mijn hart klopte in mijn keel. 'W-wie bent u?' stamelde ik.
Gehijg. Angstaanjagend gehijg.
'Hallo? Met wie bel ik?' vroeg ik.
Gehijg. Sneller gehijg, en toen drie piepjes. Mijn hart begon sneller te bonken. Een tweede sms volgde.

Popje, zet je auto aan de kant, bij het zien van een rode auto doe je jouw koplampen aan

Ik keek met grote ogen naar het schermpje. 'N-nee!' stootte ik in het niets uit, en gooide mijn mobiel met een harde klap neer op de bijrijdersstoel.
Hóe kwam diegene aan mijn nummer?
Uiteindelijk besloot ik terug te sms'en, en keek naar het schermpje. Mijn hersenen zochten de juiste woorden.
Er kwam niets voort uit mijn hersenen.
Een hele poos lang bleef ik rijden, in mijn auto, tot aan een bekende parkeerplaats in Seattle. Als ik zou uitstappen, zou ik ongetwijfeld gepakt worden. Zou ik níet uitstappen, dan zouden er altijd nog ergere gevolgen kunnen zijn dan wanneer ik wél zou uitstappen.
Vol trillingen door mijn hele hand pakte ik mijn mobiel vast. Mijn brein was hulpeloos opzoek naar woorden om te gebruiken in een sms.

Welk nummerbord heb ik?, verstuurde ik, in de poging om erachter te komen of iemand niet aan het dollen was met mij, en keek eventjes om mezelf heen.
Niemand.
Ik keek naar het schermpje dat weer oplichtte, en dan ook weer uitging. Diezelfde persoon die waarschijnlijk aan het dollen was, belde me weer voor de tweede keer.
'C-...' Ik stopte. 'Carolien.' Een nep-naam zou mijn identiteit misschien achterwegen laten.
'Hallo C.' De stem klonk hol aan de andere kant. 'Carmen, is het toch?'
De stem begon met C, en eindigde daarna met Carmen. Ik slaakte een gilletje van schrik. 'M-mijn n-naam!' gilde ik hard, en keek om mezelf heen.
De stem liet een honende lach horen, en hing niet veel later op toen ik haast snikkend met opgetrokken knieën op de met leer beklede stoel zat.
Ik haalde mijn neus op.
Mijn mobiel flikkerde weer met zijn licht. Een teken dat er een sms binnenkwam.

Mop, niet zo angstig, het komt goed. Doe het raampje naar beneden, en hopsakee

Ik slikte. Haast ging mijn spuug het verkeerde keelgat in, en verslikte ik me. 'Goed dan. Als jij het zo wilt, dan doen we dat,' had ik dapper gezegd tegen mezelf, en keek naast me.
Er stond niets.
Het raampje ging voorzichtig tot aan de helft naar beneden. Mijn hoofd werd luchtig van al het frisse lucht dat naar binnen kwam, en ik rilde kort.
Koplampen. Er schenen koplampen op de parkeerplaats naast me!
Ik deed in een reflex het raampje weer omhoog, maar een rode auto verscheen al naast mijn pick-up, die boven de rode cabrio uittorende.
'H-h-hallo?' stotterde ik geschrokken. Voorzichtig deed ik het raampje tot drie kwart open. Een honende lach kwam weer uit de auto.
'Wie bent u?' Ik hoorde een zelfverzekerde toon in mijn stem vooruitkomen. De honende lach stopte. Koplampen flitsten aan en uit.
'Iemand.'
Ik slikte eventjes, en keek naar mijn armen. Er kwam een briesje wind naar binnen. Voorzichtig ging ik wat comfortabeler zitten.
'Wie. Bent. U?' herhaalde ik nog eens.
'Iemand.'
Met een diepe zucht deed ik het raampje weer omhoog. 'Al goed, al goed!' riep de jongen in de auto, en deed het raampje omlaag. Hij keek naar mij.
'Dit. Ik ben dit,' vertelde hij aan mij. Zijn bronskleurige haren staken naar buiten, en hij glimlachte.
Hij deed het raampje nog iets lager. 'Luke Crystals.'
Ik fronste mijn wenkbrauwen, met als gevolg een diepe rimpel in mijn voorhoofd, maar wat zou dat nou weer schelen op dit moment? Waarom vertelde hij zijn achternaam nou weer? Wat had ik daaraan?
Ik keek naar de jongen met het bronskleurige haar. Zijn ogen waren afgeschermd door een zonnebril. Mijn vinger priemde naar die zonnebril. 'Waarom heb je dat op? De zon schijnt geeneens.'
Luke Crystals bewoog een beetje. 'Gewoon,' zei hij simpelweg.
Ik deed de autodeur open toen hij ook uitstapte. Zijn schouders schrokten een beetje.
Hij pakte lachend zijn mobiel vast. 'Mag ik je nummer?' vroeg hij netjes.
'Heb je al.'
Hij vertrok eventjes met zijn lippen, en hoogstwaarschijnlijk ook met zijn ogen. Hij zuchtte. 'Dat is waar. Maar jij hebt dan ook het mijne, is het niet?' Hij griste mijn mobiel uit mijn handen. 'Ja.'
Zuchtend leunde ik tegen mijn pick-up aan, en keek naar mijn mobiel. 'Hé, wat doe je?' Ik griste hem terug. Er stond een pagina geopend waar wat privé dingen op stonden. Dingen zoals mijn leeftijd, en mijn naam.
'Je heet dus geen Carolien?' Hij trok een pruillipje.
'Nee,' was mijn antwoord.
'En je bent... Me dunkt, achttien jaar oud?' Ik trok mijn wenkbrauwen weer in een frons, en knikte eventjes terwijl ik de autodeur weer opende om van dit tafereel weg te rijden.
Ik kuchte. 'Ik moet nodig ergens heen, dus neem me niet kwalijk, ik...' Net toen ik de deur wilde dichtklappen, trok hij de deur naar zich toe.
'Eh... Je bent eh... Sterk.'
Luke Crystals knikte. Hij stapte voor zover het kon ook in de auto, duwde mij naar de bijrijdersstoel, en deed het slot erop.
'Wij gaan fijn een spel spelen, leuk of leuk?' Ik keek hem droog aan.
'Of.'
'Of?' vroeg hij verbaasd. 'Ja, of. Jij zei "leuk of leuk?", en ik kies het woordje of daartussen in.'
Hij keek naar zijn rode cabrio. Zijn vingers zaten in zijn zak. 'Autosleutels.' Zijn handen reikte naar mij. 'Geef me je autosleutels.'
Wilde hij soms een ritje gaan maken? Ik beefde eventjes, en pakte de autosleutels uit het contact. 'Hier. Beter kijken of...' Hij snoerde mij de mond.
Hij stapte uit. Mijn kans? Nee. Wegrennen had geen zin, en wegrijden kón niet.
Naast mijn auto, bij zijn rode cabrio in de buurt, weerklonk een klik geluid. Hij deed waarschijnlijk zijn auto op slot. Toen hij weer terug kwam, gooide hij zijn eigen sleutels naar mij toe. 'Hou ze bij je.'
Ik keek naar de sleutels, en zocht haastig naar een slim plannetje om zo ongeveer van hem af te komen. Of om hem kwaad mee te maken. Ik keek naar het autoraampje.
Toen we begonnen te rijden, schoot er mij wat te binnen. Ik begon te hijgen. 'A-alsjeblieft... M-mag h-het raampje o-open?' hijgde ik, en probeerde een rood hoofd te krijgen door voor een poosje mijn adem in te houden.
Hij keek bezorgd. 'Wat is er?'
'Claustrofobie...' hijgde ik.
'Ja. Dan is het goed.' Hij knikte, en deed met een knopje links van hem mijn raampje naar beneden. Koele lucht deed me even rilling, maar ik keek alsof ik het overheerlijk vond, en nam gelijk wat happen adem.
Zo af en toe keek Luke naar mij, en fronste dan zijn wenkbrauwen. 'Genoeg?'
Ik keek geschrokken op, schudde heftig mijn hoofd en haalde wat meer adem, alsof mijn leven daar vanaf hing, wat eigenlijk ook zo is.
Natuurlijk was het logisch dat hij niet wist wat hij moest doen. Alles ging véél sneller dan normaal. Ik had de autosleutels het raampje uitgegooid. Omdat we geen tegenliggers hadden, en ook niemand die achter ons reed, maakte hij een grote bocht met de auto waardoor de autobanden nog te zien waren op het wegdek.
'Jij stomme...' Hij haakte zijn zin af, trok zijn zonnebril weg, en liet bloedrode ogen zien. Er kroop een rilling over me heen, maar hij mompelde al snel iets van: 'Kleurlenzen.'
En toen stapte hij de auto uit.

De wind raasde snel de auto in, en vond zijn weg weer terug via het andere raampje. Ik hijgde kort, maar dit keer niet door de claustrofobie, meer omdat ik op de hielen werd gezeten door de rode cabrio.
Ik scheurde een hoek om, en keek via mijn achteruitkijkspiegels of hij nog achter me aan zat. Integendeel. Hij was nergens meer te zien. Maar schijn bedriegt, of niet?
Voorzichtig keek ik links van me. Niets. Rechts, ook niets.
Ik zuchtte opgelucht, gaf wat meer gas, en keek wéér in mijn achteruitkijkspiegels.
Niets.
Mijn mobiel lag nog op mijn bijrijdersstoel, die ik daar wanhopig had neergelegd toen Luke weg was gelopen. Zijn rode ogen, of de herinnering eraan, deden me opnieuw rillen.
Mijn scherm flikkerde weer aan en uit. 'Hallo?' Toen ik zag dat het het nummer was van Luke Crystals, nam ik op, in de hoop een compromis kon sluiten met hem, of hij het wilde of niet.
'Hallo. Je rijdt nú rustig door naar je huis, je stapt uit, en zegt níets tegen de politie.' Het klonk ernstig. Had hij soms al een groot strafblad of zoiets?
'G-goed. Máár... Jij vertelt me waarom nou juist ík als een soort prooi van je werd gebruikt.'
Hijgend keek ik voor mezelf uit, en probeerde in deze situatie mijn gedachten op orde te krijgen. Ik keek opzij. Niets. Links van mij reed de rode cabrio.
Vanuit de stoel waar de rijder altijd zit, zwaaide Luke naar me.
'Goed.'
Weer zuchtte ik opgelucht, en gaf wat meer gas terwijl ik ongeduldig wachtte tot hij een antwoord zou geven. Wacht. Ho. Stop. Hij wilde dat ik naar huis reed, en hij zou ongetwijfeld niet gek zijn. Hij zou me gaan achtervolgen, tot aan huis. En dan wist hij waar ik woonde, en kon hij me gemakkelijk vermoorden als hij ook maar één gedachte van verraad had.
Ik reed een hoek om, en zag een bord met in grote koeienletters erop:

FORKS


De rode cabrio reed weer naast me, alsof het een trouwe vriend van me was die nooit van mijn zijde zou wijken, maar integendeel. Dat was het niet. Jammer genoeg niet.
Ik keek strak voor me uit terwijl ik probeerde te luisteren naar het verhaal wat Luke aan het vertellen was. Niets klonk waar; hij verveelde zich zogenaamd, en hij wilde dus wat plezier hebben. Maar ja, op een wegdek is er geen enkel plezier, dus hij typte een willekeurig nummer in, en sms'te en belde mij.
En hoe toevallig is het dan dat we bij elkaar op het wegdek zaten?
'Goed. Interessant. Echt... Wauw.' Ik klapte in mijn handen terwijl ik mijn mobiel tussen mijn hoofd en schouder klemde.
'Echt geloofwaardig.'
Hij lachte weer, dit keer niet erg honend of wat, maar meer een nuchtere lach die bijna iedere jongen heeft.
'Schandalig.' Ik hing kwaad en beledigd op, gooide mijn mobiel in het kastje voor de bijrijdersstoel, en klapte hem kwaad dicht.
Minstens drie minuten later kwamen er vijf sms'jes binnen. Ik zuchtte.
'Ik ga ze niet bekijken, laat staan openen!' riep ik door mijn autoraam heen, en keek Luke aan. Zijn zonnebril zat weer bovenop zijn neus, en hij had een smalende glimlach.
'Hoeft ook niet.'

Mijn auto was naar minstens acht straten van mijn échte huis vandaan gereden. Of ja, ik had mijn auto dat laten doen. Ik keek achterom naar de rode cabrio, die stopte. Voorzichtig stapte ik uit.
Luke stapte ook uit, en keek mij een poosje aan, of ja, zoiets scheen ik te zien door zijn zonnebril heen.
'Goed dan,' zei hij, en keek met een niets betekende blik naar het huis. 'Veel eh... Slaap lekker.' Hij trok een grimas.
'Jij ook.'
Er kwam een schaterlach voort uit zijn mond. 'Ja hè, humoristisch hè?' Ik fronste mijn wenkbrauwen weer.
'Ja,' beaamde hij mijn sarcastische zin, en knikte er eventjes bij. 'Héél humoristisch.'
Ik zuchtte weer. 'Kun je weggaan? Ik denk niet dat mijn vader het plezierig vindt om hier mij met een jongen te zien, en ook om te horen. Hij weet helemáál niet dat ik hier sta. Laat staan dat ik het huis uit ben gegaan.' Zuchtend rolde ik met mijn ogen.
'Natuurlijk, popje.' Hij legde zijn hand op mijn hals, waar hij wat haren tegen mijn hals aandrukte. Door zijn handschoenen heen kwam een koude tinteling.
Ik rilde. 'Weg. Nu.'
Luke lachte alleen maar. Hij trok zijn zonnebril even van zijn neus af, en knipoogde naar me. Of hij weer rode ogen had was niet goed te zien, maar het boeide me niets. Hij had "kleurlenzen" tegen me gezegd, dus was dat dan niet genoeg bewijs?
Ik zwaaide. 'Dag!' riep ik hem nog achterna, en stapte toen in mijn eigen auto, deed vijf minuten lang alsof ik aan het rommelen was, en startte hem toen.
Ik zette mijn auto in de drive, en reed zo weg van het huis waarvan ik eigenlijk niet wist van wie die precies was.
Maar ach ja? Was scheelde het? Ik onthield het nummer, en de straat en reed toen écht weg, terug naar huis.


Reacties:


RivLovee
RivLovee zei op 27 okt 2013 - 20:29:
Oehh, een vampier met 'kleurlenzen'!
Leuk!
Xx