Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Twilight » Ablatione » Hoofdstuk 8

Ablatione

1 juni 2013 - 8:52

3064

0

301



Hoofdstuk 8

"En dan, een research naar hem doen? Was ik gek geworden, of wat? Had ik gehoopt om dáármee de échte Luke Crystals te vinden? Was ik gek?"

Ik had de hele les ijzig voor me uit zitten te staren. Naast mij had Angela zich verdrongen. Ze had de plek letterlijk moeten wínnen van Mike Newton, aangezien die haast zat te brandden om naast me te mogen zitten voordat Angela zich daar zou verdringen.
Maar hij had het niet van haar kunnen winnen. Mike brandde volgens mij gewoon van de nieuwsgierigheid om dingen te mogen horen van Bélla. Niet van Jess, nee. Van Bella.
'Hoi,' had Angela mij begroet. Ze stootte me aan met haar elleboog om mij uit mijn cirkelende dromen te halen. Het leek haast alsof de dromen alsmaar ijsbeerden, op één plaats: mijn gedachten. Angela grimaste naar me.
'Hoe gaat het?'
Ze fluisterde. Dát was het teken dat ik lange tijden had zitten te dromen, en dus niet had opgelet. Het was de derde les. Ik dácht dat het Wiskunde was. Ja. Dat was het. En ik herinnerde me en realiseerde me dat toen ik cijfers op het bord zag, en mijn gedachten van vanochtend probeerde te herinneren.
'Goed.' Angela knikte eventjes bij dat antwoord, en krabbelde wat op de hokjes van haar schrift. Evenals Angela schreef ik de cijfers nóóit precies in de hokjes. Het was irritant, om precies te zijn.
Ze schoof het papiertje naar me toe.
Ben is knap mooi hè?, stond er op het papiertje. Angela keek naar me, en grimaste weer. Een paar tafels links van ons (we zaten in het uiterste rechtse punt van het lokaal) zat Ben met ene... Ik hoorde mijn hersenen haast kraken.
'Naast wie zit hij?' vroeg ik voorzichtig. Angela grimaste wat breder, zodat ik het bijna een grijns kon noemen. 'Josh,' antwoordde ze simpelweg, en knipoogde toen naar me.
Ik keek naar het papiertje. Natuurlijk, hij is knap. Maar ik pak hem niet van je af
Ongemakkelijk glimlachte ik naar haar, en schoof het papiertje naar haar terug. Ik knipoogde kort terug naar haar, als gebaar dat ze gerustgesteld moest zijn, niet vijandig. Dat was een gevoel dat ze niet moest uitten, evenals Jess dat deed.
'Wat is er tussen jou en Jess?' vroeg Angela hardop toen het rumoeriger werd. Ik verslikte me in mijn eigen speeksel, en kon pas antwoordden na een paar harde klappen op mijn rug, en wat gehoest. Niemand schonk er echt aandacht aan, behalve Angela.
Droog keek ik haar aan. 'Niets.' Vrijwel gelijk ging het "iemand liegt tegen me"- alarm bij Angela aan. Daarom stond ze ook bekend als "de liegdetector". Ze moest er altijd om lachen.
'Nee. Niet niets, er is iets.'
Ik zuchtte. 'Als je het zo goed weet,' ik keek haar met samengeknepen ogen aan, 'waarom vraag je het dan niet aan jezelf?' Ik wilde het niet ál te brutaal laten overkomen. Zo wás ik niet.
Jessica lachte op een nuchtere manier, en zuchtte daarna. 'Als ik het Jess vraag, krijg ik als antwoord: "Vraag het háár maar". Dáár heb ik natuurlijk niets aan, hè?' Ze haalde haar schouders op, met één mondhoek omlaag.
'Waar.'
'Natuurlijk.'
Ik zuchtte kort, en haalde mijn schouders toen ook kort op. 'Ze doet vijandig tegen me,' begon ik ongemakkelijk, 'over Mike.' Angela proestte het uit.
'Straks doet ze ook nog vijandelijk over míj!' lachte ze hardop.
'Ja.'
'Laten we hopen van niet.'
'Hopen...' herhaalde ik haar.
'Hopen ja... Maar één oplossing.' Ze glimlachte eventjes naar me, en keek toen wazig naar het raam waar de regendruppels tegenaan kletterden.
Hoopvol keek ik haar aan.
'Laat. Mike. Met. Rust.' Ik beet op mijn onderlip. Zoiets had ik al geprobeerd, maar híj zocht contact met míj op.
'Goed,' antwoordde ik schouderophalend, en concentreerde me weer volledig op de les die voor mijn neus weer gewoon verderging nadat ik fluisterend een antwoord had gegeven op de raad van Angela, die je amper raad kon nóémen.

Angela Webber had mij een raad gegeven die Jess mij al vaker had aangesmeerd. En ikzelf had dat mezelf óók maar al te vaak aangesmeerd.
De conclusie was dat mensen mij te "stalkerig" vonden als het ging over Mike Newton.
Voorzichtig boog ik mezelf voorover, en pakte mijn zonnebril uit het laatje voor de bijrijdersstoel. Al zuchtend zette ik hem op. Zoals ik al eerder had gezegd: ik moest mijn aandacht richtten op vriendinnen. Niet op een of andere jongen die eigenlijk heel onbekend voor mij was.
Maar goed, ik was aan het rijden naar de radiozender waar die "Luke" vanochtend nog was. Het was een vrijwel lange rit die ik moest doorstaan, aangezien die in elk geval niet naast de deur was.
Mijn hand hield mijn mobiel tegen mijn oor aan, nogal onhandig. Het was niet handsfree, dus ik zou zo een boete kunnen oplopen als ik door bleef rijden, maar al vrij snel vond ik een plek naast de snelweg waar ik kon parkeren. Het was in een soort bos. Er stond een bord met "uit", dus ik was het gevolgd aangezien mijn vader maar al te vaak zei dat "uit" leidde naar een of andere plek waar je éven kon parkeren om te bellen of wat.
'Pap?'
'Ja schat?'
'Ik ben even naar...' Vlug zocht ik een plek op, 'Seattle,' loog ik uiteindelijk.
'O.'
'Je kent me hè, dus niet schrikken als ik wat laattijdig thuiskom...'
Mijn vader kuchte aan de andere kant. 'Haal je wat lekkers voor me?' vroeg hij toen lachend. 'Ik weet wel dat je gewoon in de supermarkt bent.'
Ik trok rood weg, en zuchtte toen opgelucht omdat niemand het zou zien. 'Ja.' Ik lachte als een boer met kiespijn; ik wist niet waarom ik precies lachte, maar ik imiteerde mijn vader ermee.
'Neem alle tijd, honey,' zei hij, haast zwoel. Ik lachte eventjes. Hij wíst donders goed dat als hij dat zo zwoel uitsprak, ik altijd in de lach schoot. Het was ontstaan uit de mond van mijn moeder, en om toch nog wat trekjes in het huis te geven van haar, imiteerde hij haar.
Ik glimlachte, en zei toen: 'Ja, natuurlijk pap.' Hij was een vreetkous, dat was hooguit duidelijk. 'Ik ben iets later dan etenstijd thuis!'
Toen hing ik op. Slechte leugen, maar hij trapte erin. Dus het was ergens ook een goed gelogen leugen die ik zo één, twee, drie had verzonnen. Er was in elk geval niets uit mijn mond gekomen, wat mij dus zou kunnen verraden.
Mijn voet graaide naar het gaspedaal, en drukte er zachtjes en geleidelijk op, maar hij kwam in één klein tikje al brommend vooruit met een snelheid van minstens vijftig kilometer per uur.
Ik schrok.
'Godverdomme!' schreeuwde ik hard, en keek naar een mevrouw die daar stond te kijken met een nogal verbluft gezicht.
'Sorry,' mompelde ik, haalde mijn schouders op en glimlachte nonchalant.
De vrouw leek het echter maar weinig te schelen; ze had telefonisch contact, dus ze was maar al te blij dat ik het niet over daken aan het schreeuwen was.
Nogmaals verontschuldigde ik me, en ze stuurde me een geërgerde blik toe.
Ik rolde met mijn ogen. 'Sorry,' was mijn reactie erop.

Mijn voet trapte zo hard als mogelijk was op de rem. Ik kwam piepend tot stilstand. Ik keek geschrokken naar de auto voor me, en zuchtte toen maar opgelucht.
'Gelukkig maar.' Ik keek geschrokken opzij naar de persoon die dat zei. Hij had een zonnebril op, bronskleurig haar en een bleke huid.
Weer een schrok.
'J-j-jij?' stotterde ik. Het was dezelfde jongen als die avond, nu alleen met nog twee personen achter hem als "versterking" gokte ik.
Hij lachte, en onder het lachen zei hij: 'Ja. Wie anders?' Zijn nonchalante ondertoon ergerde me, en ik klapte kwaad de deur open in zijn buik. Hij gaf geen enkele kik ertegen.
Ik was verbluft, maar liet het niet tonen. 'Geen pijn?' Zijn wenkbrauwen vormden een frons. Daarna schudde hij zijn hoofd.
'Nee.' Hij antwoordde kortaf, maar zijn vloeiende stem klonk prachtig. Ik glimlachte alleen als een boer met kiespijn toen de anderen begonnen te lachen. Het enige wat ik mij op dat moment kon permitteren was een sukkelig lachje. Een vrouw passeerde.
'Pardon,' zei ze, en keek met een eigenaardige blik naar de drie jongens die met een terroriserende blik naar mij keken. Toen keek ze naar mij, met een ietwat bezorgde blik.
Bezorgdheid, angst, afkeer, allerlei emoties schoten door haar melkwitte, moederlijke gezicht heen. Ik huiverde.
'Excuseer me!' Ze draaide zich om. Maakte ze nou een kijkfoutje? Ik betwijfelde het, ze keek namelijk erg triomfantelijk. Was het gespeeld? Wilde ze me redden van die drie jongens?
Ze legde een hand op mijn schouder, en vroeg nog altijd triomfantelijk: 'Bent u... Bent u dat meisje dat wij voor een interview wilden gebruiken?' De jongen — waarvan ik de naam nóg niet wist, al zei hij "Luke" — keek naar de vrouw, en zei lachend: 'Zij een interview? Vertel eens waarover.' Nog altijd had zijn gezicht een terroriserende blik.
Dreigend boog de vrouw zich voorover naar de andere twee jongens. 'En máák dat je wegkomt,' gromde ze hen toe. Ze had, evenals de drie jongens, een zonnebril op. Ik fronste.
De jongens staarden haar aan. Luke alias weet ik veel, keek naar de vrouw, en lachte. Maar ik keek naar zijn rug, die even leek te huiveren. Of het was een soort schrok van het gelach.
De twee jongens maakten aanstalten om weg te gaan. Luke alias weet ik veel keek naar hen tweeën, en zuchtte geërgerd.
'Goed dan,' zei de vrouw. Ze keek naar Luke alias weet ik veel, en liet haar lachrimpels verschijnen. Ik schatte haar in het begin van de twintig. Haar haren hadden roodachtige kleur — het zou ongetwijfeld geverfd zijn, want het zag er fraai onnatuurlijk uit.
Ze kneep zacht in mijn arm. 'Rustig maar,' prevelde ze. Ik glimlachte, nep. "Luke" keek naar ons, en stapte twijfelend achteruit, terwijl hij ons ongetwijfeld erg goed in begon te schatten. 'Goed,' zei hij op een barse toon, en liep toen sneller weg.
'En nu jij. Doe die auto op slot,' dwong de vrouw erg ongeduldig, en duwde de autodeur goed dicht. Een klap weerklonk hard. Ik huiverde eventjes.
'O-oké dan.' Mijn vingers trilden. Ik pakte de autosleutels, en wilde de sleutel in het slot doen. Het lukte alsmaar niet.
De vrouw werd nog ongeduldiger: ze pakte namelijk mijn sleutels uit mijn hand, en drukte hem er in één keer in alsof ze het slot al die tijd al had bezichtigd. Ik zuchtte.
'W...' Ze greep mijn elleboog vast, en trok mij zo mee naar een of andere tent in een bepaald steegje. Het rook er vrijwel rokerig, maar dat was ook erg toevallig: er stonden allemaal rokers in het steegje, kijkend naar de vrouw die langs hen heen liepen.
Ze keek naar mij over haar schouder. 'Sexy wijfie hoor!' schreeuwde één van de rokers. Ze gniffelde.
'Kan dat rokje íéts meer omhoog?' smeekte de ander. De vrouw trok het rokje wat meer omlaag; eerst hield ze haar hand er een soort van twijfelend op om de mannen aan het "schrikken" te maken. Het werkte.
'Waar komt die ander vandaan?' schreeuwde de andere man die bij de andere twee stond. Ik werd rood, en woedde met een hand door mijn haren heen. Ik glimlachte verlegen, en zuchtte toen even.

'Waar zijn we?' vroeg ik. Mijn stem raspte. Ik huiverde. Kippenvel, overal. De vrouw duwde mij op een stoel, en keek over mijn schouder heen.
'Dit was haar toch?' vroeg ze twijfelend aan iemand in het donker. Ik rilde weer eventjes. De vrouw vouwde haar armen samen voor haar borst, en trok een frons.
Een kuch, gevolgd door: 'Ja,' en weer een kuch. Mijn ogen werden samengeknepen door mijzelf, en ik perste mijn lippen op elkaar voor het geval ik ergens op moest antwoordden.
De vrouw liep soepel om het tafeltje heen dat voor mijn voeten stond. Het stond er alsof ik werd verhoord. Toen ze bij mij stond, ging ze voorzichtig op de tafel zitten. 'Zo,' begon ze. Het klonk als duizenden belletjes in een frisse zomerse wind.
Ik huiverde bij het voelen van een paar armen op mijn schouders.
'Rustig,' werd er in mijn oor gefluisterd. Mijn hartslag verhoogde zich. Ik rilde weer eventjes, en voelde zwarte vlekken voor mijn ogen. De stem klonk zeer bekend in mijn oren. Ik huiverde nog eens. Meer. Meer zwart.
Was rood het nieuwe zwart? Zenuwachtig begon ik te gniffelen evenals de vrouw net deed.
'Gwennyn is het,' vertelde ze me. Ik glimlachte, en herhaalde haar naam in de verkorte versie: 'Gwen.' Het voelde alsof ik langzaam high begon te worden. Ik had éénmaal paddo's genomen. Lekker, dat was mijn reactie toen. Maar ja, wie denkt dat nou niet?
Gwennyn trok met haar handen aan mijn shirt, waardoor er een stuk van het stof los kwam te zitten. RATS weerklonk er. Mijn kledij was kapot, deels dan.
Het stof werd rondom mijn pols gebonden. Steeds strakker, totdat ik gedempt kreunde en toen giechelde. 'Kietelt kietelt,' grinnikte ik hard. Gwennyns gezicht werd bedekt door zwarte vlekken, maar ik kon de kleine frons zien. Ook onderdrukte ze een kleine lach. De man achter mij echter niet. Hij lachte, brulde haast.
'Nu ga je weer knock-out, net als de laatste keer toen in die auto samen met Lilith.' Ik huiverde eventjes, maar giechelde. Mijn handen maaiden in de lucht rond.
'Lilith... Die issss er niet...' Ik lachte bij het sissende geluid. 'Nee. Die issss er niet.'
Weer gelach. Mijn handen voelden de wangen van Gwennyn, en kneedden erin alsof het slap deeg was. Daarna vervormde ik de wangen met mijn handen.
'Z... Zacht!' riep ik. Mijn beeld werd zwarter, en langzaam leek ik te kalmeren. Het was ook dat ik kalmeerde.
'Je gaat weer knock-out...' prevelde de vrouwenstem van Gwennyn. Ik schrok eventjes. Er was een kinderlijk gevoel tot mij binnengedrongen, en ik begon haast te huilen van verdriet omdat Gwennyn door de zwarte vlekken leek te verdwijnen.
'Niet gaan Gwen!' Gwen trok haar wenkbrauwen op. Ze lachte nuchter, ik lachte haast dronken en belabberd, niet dat het nóóit zo klonk, maar erger dan altijd.
'Ik ga niet.' De tranen stroomden over mijn wangen heen. 'Carmen, ik ga heus niet weg van je.' Zelfverzekerder haalde ik mijn neus op, snotterend dan. Ik voelde nog altijd heel wat tranen.
'O-o-oké G-G-G-Gwen...'
'Oké Carmen.'
Mijn beeld werd weer zwart. 'Wordt rood de nieuwe zwart?' vroeg ik zachtjes aan haar. 'Eerlijk antwoorden graag.' Ik snotterde weer eventjes als een klein kind dat zijn zin niet echt kreeg. Voorzichtig haalde ik mijn neus weer op.
'Eerlijk antwoorden hè?' herhaalde ik voor alle zekerheid. Weer zwart, alleen dit keer wat paarser. Hoe kon dit eigenlijk gebeuren? Ik snotterde weer, haalde mijn neus nog eens op, en huilde mijn tranen.
Gwennyn lachte. De man achter mij ook. Daarna knikte ze eventjes, alsof ze een deskundige was in de mode van tegenwoordig, en alle trends daarbij opgeteld dan. Misschien was ze dat ook, ze had immers een al te cool rokje aan, een mooi colsjaaltje en pumps waarvan ik de afmeting schatte rond de vijf centimeter. Ik glimlachte eventjes. Gwennyn ook, alweer. Het was een maar al te stralende glimlach.
Daarna was er weer een knikje, die ze mij eerder gaf, en waarbij ik moest denken aan een deskundige in mode. Ik glimlachte breder.
'Dus rood is het... Het nieuwe zwárt?' vroeg ik ongelovig, en wachtte netjes op mijn beurt om weer te praten. De zwarte vlekken sloten zich rondom haar gezicht, als tralies, wat al eerder was gebeurd maar dan bij Lilith. Die was bezorgd, en had het ziekenhuis gebeld, waarna er een conclusie was die ik liever niet getrokken wilde hebben.
Gwennyn ging wat comfortabeler zitten. Ze knikte nog eens. 'Ja.'

Gwennyn had tegen mijn wang geslagen. Eerst met beleid: ze sloeg hoogstwaarschijnlijk met het besef dat ik eerst zag moest ontwaken. Daarna een harde pets, waarbij ook echt de pets te horen was.
'Au...' mompelde ik zachtjes. De kracht waarmee die aankwam was... Was gewoon ondenkbaar.
'Eindelijk.' Gwennyn toverde een glimlach tevoorschijn op haar stralende gezicht. Haar zonnebril was afgedaan, en haar amberkleurige ogen kwamen tevoorschijn.
Ik prees die ogen dan ook met een compliment. 'Mooie ogen. Van nature of...?' Ik keek haar wazig aan.
'Gekregen, na de...' Ze brabbelde verder, haast wetend dat ik niet aan het luisteren was en de aandacht meer richtte op een man die achter haar naar mij toeliep. Hij was negentien, hooguit. Ik schatte hem zo. Zijn haren zaten deels onder een muts, maar ze waren gitzwart. Zijn ogen waren rood — bloedrood. Ik huiverde.
'Niet huiveren,' smeekte hij op een honingzoete stem in mijn oor. Ik voelde hoe mijn gezicht eventjes rood werd, en mijn adem stokte. 'En ook niet verlegen worden hoor.'
Gwennyn stond op. Haar benen brachten haar in sierlijke draaien naar de deur, en niet veel later was ze weg. De man trok mijn haren iets omhoog, en snoof de lucht van mijn haren op. 'Lekker,' prevelde hij tegen mij. Ik was verbaasd om zijn reactie.
Voorzichtig stond ik op, en keek naar mijn pols waar een stuk stof omheen was gewonden. Ik kneep mijn ogen samen om goed te kunnen kijken. 'Wat is dit?' vroeg ik zachtjes, en wankelde bij het ruiken van de sterke geur van bloed.
'Bloed,' fluisterde de man in mijn oor, en greep mijn pols vast. Zijn neus zat op het verband, en snoof de geur op. Ik wankelde wat meer. 'Weet je namelijk wat ik ben?'
Ik huiverde.
'Nee...'
De man lachte. 'Een...' De deur werd opengebroken, en er stormde iemand binnen. De man kneep zijn ogen samen, en drukte zijn mond even tegen mijn pols om er een ijskoud kusje op te geven.
'Veel plezier met hem,' prevelde hij nog, en rende langs de binnengestormde jongen — zijn silhouette verraadde zijn geslacht — heen om vervolgens even snel als gekomen weer te gaan.
Mijn neusgaten zaten nog vol met de geur van het bloed, en ik wankelde langzaam naar het silhouette dat mij al die tijd had vastgehouden. Zijn sterke armen sloten zich om mij heen.
'Ik ben een bekende.' Ze stem klonk fluisterend, maar ook gemurmeld. Ik glimlachte. 'Al heb je me maar twee keer gezien...'
Mijn hoofd tolde. 'O-oké,' zei ik maar. De jongen tilde mij op, en hield me vast. Hij glimlachte. Dat was hetgeen wat ik nog kon zien voordat mijn hersenen mijn beeld lieten wegvallen.
'Ik breng je naar een veiligere plek,' beloofde de zoete stem. Ik rook zijn adem. Het was zoet, even zoet als honing, maar het rook naar... Naar exotische kruiden of wat. Ik kon het niet thuisbrengen.
Kaneel? Kruidnagel? Ik wist het niet.
'Oké,' prevelde ik weer, en legde mijn hoofd tegen de sleutelbeen van het persoon aan. Hij grinnikte eventjes.
Zijn stem streek over mijn gezicht heen, en fluisterde de allerlaatste woorden tegen mijn wangen aan: 'Ik breng je weg. Naar een veilige plek.'


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.