Hoofdcategorieën
Home » One Direction » Schrijfwedstrijd. » De twee maangeesten. * 2/5 :D *
Schrijfwedstrijd.
De twee maangeesten. * 2/5 :D *
Ik liet mijn handen glijden door mijn haar. Ze waren kort, en zwart als de nacht. Ik liet mijn blik op de spiegel in de gang glijden. Ik was in volledig zwart. Mijn groene ogen leken als lampjes te schijnen. Een voorzichtige glimlach verscheen rond mijn lippen.
Vandaag is de dag dat ik er klaar voor zal zijn. Mijn geliefde Diania gaat me vandaag veranderen in haar soort. Haar soort is een geweldig iets. Haar schepper is de maan, hetgeen wat haar kracht geeft is het water. Diania is een maangeest, en als ze wilt, kunt ze een persoon die eraan toe is in haar soort veranderen.
Nog voordat ik vertrok, richtte ik een laatste blik op de klok die in de hal stond. Ik trok de deur open en zag dat de maan al verscheen, wat betekende dat ik moest op schieten. Mijn zwarte laarzen deed ik nog eens goed, en rende toen het huis uit. Ik stapte mijn brommer op, en scheurde over de wegen richting het bos die zich niet ver van mijn huis bevond. Ja, wat verwacht je dan ook als je in een klein dorpje woont?
De reis naar het bos was maar van korte duur, maar toch zat ik te trillen. Een soort angst die ik niet begreep welde bij me op.
Ik stapte van mijn brommer af, en zag mijn beste vriendin door het bos lopen met haar hond. "Wat doe je hier?" Haar stem klonk helder zoals altijd. Haar bruine ogen keken me onderzoekend aan. "Ik ga naar Haar," mompelde ik. Lianne wist wie ik bedoelde en knikte langzaam. Ze sloeg haar armen om me heen. "Ik zal je missen." Haar woorden deden me op de een of andere manier pijn waardoor ik helemaal niet weg wilde.
Ik wilde voor altijd bij Haar zijn. Zij wilde me veranderen in wit, in volledig wit.
Wit betekende goddelijk, schoonheid, onschuld, levenskracht.
Het duurde niet lang, of ze zou me veranderen in een maangeest, net zoals zij ook veranderd was. Lianne liet haar armen weer zakken. "Ik snap jou niet Samuel, hoe kun je zoveel van haar houden dat je je leven opgeeft? Dit is niet eerlijk Samuel, ik kan niet zonder je." Tranen stroomden over haar wangen. "Don't you dare to make me stay here. Ik weet dat je niet zonder mij kunt, maar heb je er al over nagedacht dat we niet altijd samen kunnen zijn? Hier blijven we altijd voortleven," zei ik wijzend naar mijn hart. Ze knikte langzaam. Ze ging op haar tenen staan, en bracht haar lippen langzaam naar de mijne. Verward wilde ik haar opzij duwen, maar bedacht me toen. "Don't forget me," fluisterde ze voordat ze haar lippen vlinderzacht op de mijne drukte. Toen liet ze me los, en verdween tussen de bomen.
Ik liep tussen de bomen door naar het meertje waar we altijd afspraken. Omdat ik altijd de weg kwijtraakte in het bos, fluisterde de wind me de juiste richting toe. Ik vroeg me nog altijd af hoe het kon. Ze was veranderd in iets waar de mensheid niets over wist. Alleen ik, de maan en zij wisten het. Ze was prachtig. Ik schoof een struik opzij, en stapte de open plek in. Het meertje leek wel licht te geven, een prachtig gezicht. Ik trok mijn laarzen uit, en liep over het zachte gras naar een rotsblok toe. Daar ging ik zitten. De maan scheen als een spotlicht op bet meertje, en daar verscheen zij langzaamaan. Haar elegante lichaam kwam langzaam dichterbij, ze leek wel te zweven over het water.
"Wat fijn om je te zien liefste," zei ze met haar tinkelende stem. Op haar gezicht had ze een mooie glimlach gevormd. "Ik heb je gemist." fluisterde ik zachtjes. Ze knikt. "Ik jou ook." Voorzichtig zweefde ze dichterbij. Haar witte handen legde ze rond mijn gezicht, en drukte ze een kusje op mijn lippen. Ondanks ik niets anders voelde dan een soort kriebel, kuste ik haar terug. "Ik hou van je," mompel ik zachtjes. Haar ogen, zo blauw als de nacht boorden zich in de mijne. "Ik ook van jou." Ik liet mijn blik glijden over haar lichaam. Ze zag er goddelijk uit, wat verwacht je dan ook van de maangeest? "Sluit je ogen en luister," zei ze zachtjes. "Waarom?" Mijn koppigheid had ze altijd al vervelend gevonden, maar toch wilde ik weten waarom. "Sluit je ogen alsjeblieft," fluisterde ze. Ik schudde mijn hoofd. "Wil je dat ik niet meer blijf voortbestaan en pijn heb?" vroeg ze me. Ik schudde mijn hoofd. "Nee! Pijn lijden zul je nooit, dat weet je." Ik sloot mijn ogen, en luisterde. Ik hoorde op dit enkele moment niets anders dan de gewone geluiden die het bos maakte: de wind in de bomen, het gefladder van vogelvleugels, het krinkelende water van het meertje. "Wat hoor je?" "De wind, het water, de nachtvogels," antwoord ik haar kort. "Luister eens beter."
Na een tijdje ontdekte ik, geleidelijk, dat die geluiden een soort muziek in zich verborgen hield. Eerst nam ik aan dat ik me dit inbeeldde. Maar de muziek werd steeds luider en aanhoudender: de klanken van de natuur leken wel een eigen melodie te volgen. De wind in de takken vormde de bassen en de trom. De smeltende rijp die in het meertje viel was de de harp. Het getjilp van de vogeltjes was de zang. Zelfs het gras deed mee: ik hoorde het groeien, en dat geruis vormde de tweede stem van de andere. Op dat punt werd mijn aandacht getrokken door de rots onder mij, en daarna door de aarde. Ik hoorde een ritmisch geklop, alsof de aarde door onzichtbare slagaderen vochtig werd gehouden, op het ritme van een hart dat in alle vertakkingen pulseerde. De natuur sprak dus een geheimzinnige taal die ik niet verstond, maar toch begreep ik de verborgen betekenis: alles is een, en een is alles. Dat alles begon en eindigde in de schoonheid van de natuur. Dat alle bewoners van de wereld deel uitmaakte tot een grote schepping. Ik voelde me gedrongen van een immens licht, een omhullende warmte. Ik voelde dat mijn hart al die bovenmenselijke schoonheid niet kon verdragen. Maar het was alsof ik stevig vast werd gehouden door moederlijke armen die mij de kracht gaven om door te gaan. Ze leerden me dat in de straling van die schoonheid ieder zijn eigen identiteit behoudt, ook al is hij onderdeel van een onlosmakelijk geheel. En dus begon ik te vliegen op de vleugels van de wind, tussen de wolken door. Ik zag felgroene gebieden met oneindige bossen.
Daarna leek het alsof ik gras was, bloem, alsof ik mijn tere bloemblaadjes opende bij de streling van de warme zon. En ik was een boom, en voelde mijn takken de blauwe hemel binnendringen en mijn bladeren bewegen bij elke zuchtje wind. Ik was vrucht en vogel, vis en dier. En ten slotte was ik de
aarde, waaruit elke zaadje het leven ontvangt en waaruit ieder wezen voortkomt.
Het leek alsof ik van het ene moment op het andere de zin van het bestaan begreep. Ik voelde me duizenden jaren oud en heel erg wijs. Het voelde alsof ik miljarden keren geboren ben, geleefd heb en weer gestorven ben.
Het voelde alsof het leven nooit zou eindigen voor mij.
Toen ik mijn ogen weer opende, keek ik neer naar de aarde. Naast mij zweefde mijn geliefde. Rond haar fluweel zachte lippen had ze een prachtige glimlach gevormd. "Je bent zo anders, zo mooi. Je bent het rood van een rode roos," fluisterde ze me toe. Terwijl ik mijn handen door haar satijn zachte haren liet glijden, glimlachte ik van geluk.
Nu was zij van mij en ik van haar. Nu waren wij twee goddelijke geliefden.
Nu was ik de rode maangeest, zij het witte.
Ik de liefde, zij de levenskracht.
Reacties:
WAAAUUUWWW awesome!!!
mag ik even vragen wat het onderwerp van de schrijfwedstrijd is
want daar ben ik heel nieuwsgierige naar...
XxXxXxXx
Waauuww, mooi geschreven!
-
zou je die van mij willen lezen, concurrentje?
xoxo'tjes
AmaZayn! xx