Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijden » 4 - Caelum

Schrijfwedstrijden

26 mei 2013 - 11:20

1762

4

780



4 - Caelum

Het was drie uur ’s nachts. De wind blies zachtjes door de boomtoppen en in de verte kraaide een uil. Het was donker, inktzwart. Alsof de zon niet bestond, de maan ook niet en de sterren al evenmin. In feite was dat ook zo. Alle wetenschappelijke zekerheden van de aarde waren niet meer dan een weerspiegeling van fabeltjes uit een ver verleden. De restjes waren er nog wel, de herinneringen, ergens, diep van binnen. Alleen diep van binnen. In hun hoofden. Althans, de hoofden van degenen die nog enigszins bij zichzelf waren.
Het was geen mooie plek, Caelum. Verre van.
Veilig was het ook niet. Uitschot lag op de loer, altijd, overal. Vooral ’s nachts en er was geen mogelijkheid tot ontsnappen, dat was het ergste. Dat, en het feit dat er geen grenzen waren. Geen landsgrenzen, en ook geen grenzen aan marteling, pijn en melancholiek. Er was geen einde in Caelum, geen enkele ontsnappingsroute en alles wat restte was wegkruipen voor de demonen die er ronddwaalden. Rondsnuffelden, op jacht. Altijd op jacht. Eeuwig. Letterlijk.
De nieuwelingen waren er moeiteloos uit te plukken, die waren roekeloos en naïef. Wanhopig en paniekerig en, bovendien, onwetend. Als er iemand door het bos rende, schreeuwend, huilend of smekend, was het ofwel een nieuweling, ofwel iemand die zich het laatste beetje verstand liet ontglippen.
Zo ook die ene, bewuste nacht. Het was donker, gitzwart, drie uur. Ongeveer.
Hij was nieuw en hij snapte het niet. Snapte niet dat het zo door en door donker kon zijn, zo stil en tegelijkertijd zo eindeloos groot. Dat snapten ze nooit, eerst. Zeker niet degenen die ’s nachts kwamen.
‘Hallo?’ riep hij dan ook, hard, hopend dat iemand hem zou komen helpen.
‘Is daar iemand?’ vroeg hij, toen hij geen reactie kreeg en hij begon weer te rennen, lopen, struikelen. Hij botste tegen iets hards aan, hield het voor een boom en probeerde zich er een weg langs te manoeuvreren. Vervolgens strompelde hij verder. ‘Hallo?’ probeerde hij nogmaals, tevergeefs.
Een koude windvlaag blies door zijn dunne, gele overall heen. Niet dat de kleur in het donker zichtbaar was, maar voor hem was ze er, alom aanwezig. Een symbool voor de moorden die hij gepleegd had. De twee zielen die hij eigenhandig naar Caelum had gezonden, alvorens er zelf achteraan te gaan.
‘Hallo?’
Er kwam geen antwoord en hij botste opnieuw tegen een boomstam. Dit exemplaar leek breder dan zijn voorgangers en verslagen liet de jongen zich ertegenaan zakken. Zijn armen sloeg hij om zijn opgetrokken knieën en hij schommelde zachtjes heen en weer, als om zichzelf te hypnotiseren. Hij wilde uit zijn hypnose ontwaken om te ondervinden dat het allemaal een droom was geweest. Links, rechts, links, rechts, wiegde hij heen en weer. Eindeloos. Tot hij uiteindelijk door vermoeidheid werd overmeesterd.
Toen hij wakker werd, zat hij echter nog steeds met zijn rug tegen een boomstam en de geur van verdorvenheid drong sterker dan ooit zijn neusgaten binnen. Licht gloorde al enigszins tussen de bomen door en creëerde een onheilspellend mozaïek van ritselende schaduwen en reusachtige boomstammen. Het was overal waar hij keek en een onontkoombare angst maakte zich van hem meester. Hij sloot zijn ogen krampachtig, mompelde: ‘Help me,’ maar verwachtte eigenlijk al geen reactie meer.
Er klonk geritsel in één van de bomen zo’n twee meter bij hem vandaan, een raspend geluid en het gekraak van brekende takken en, daarna, voetstappen. In zijn richting.
Hij keek op en wat hij zag zou hem de stuipen op het lijf gejaagd hebben, mits de angst zijn bewustzijn niet reeds grotendeels had uitgeschakeld. Nu staarde hij haar alleen maar aan, de stukjes bleke huid, de witte kleding, de zwarte laarzen. De zwarte verf, overal. In haar gezicht, in haar loshangende blonde haren, op haar kleding. De kleur van de dood die de kleur van de onschuld macaber terugdrong tot een absoluut minimum. Eigenlijk waren zwart en wit geen kleuren, natuurlijk, maar dat ontkrachtte de symboliek niet in het minst.
‘Wat doe je hier?’ vroeg het meisje schuw, terwijl haar ogen geagiteerd heen en weer schoten.
Ze kreeg geen reactie.
‘Het is niet veilig op de grond,’ ging ze nerveus verder, terwijl ze naast hem neerhurkte. ‘Je doet er beter aan om in een boom te klimmen. Daar kunnen ze je minder makkelijk vinden.’
Hij staarde haar aan, recht in haar gezicht, haalde slechts zijn schouders op.
‘Je wilt niet weten wat er gebeurt als je op de grond blijft,’ waarschuwde het meisje hem, terwijl ze langzaam weer overeind kwam. Haar ogen waren nog geen moment tot rust gekomen, scanden constant de gehele omgeving.
‘Wat is het ergste wat er kan gebeuren?’ vroeg de jongen, een glazige blik in zijn ogen. ‘Overlijden?’
Het meisje schudde radeloos haar hoofd, wierp een nerveuze blik op het bladerdak. ‘Luister,’ sprak ze aarzelend. ‘Ik weet niet wat jij doet, maar ik ga terug mijn boom in. Ik raad je aan dat ook te doen.’
Precies op dat moment klonk er opnieuw geritsel en twee tellen later kwam er nog een meisje tevoorschijn. Ze was enkele jaren jonger dan het andere meisje, had een spijkerrokje aan, zwarte naaldhakken, en een zwart hemdje. Haar bruine haar zat in een paardenstaart, hoog op haar hoofd. Haar lippen waren rood gestift en haar ogen zwart gemaakt met behulp van mascara en oogpotlood. In haar hand hield ze een fles, daarin een helderblauw drankje.
Het blonde meisje verstijfde van angst vanwege het tumult en maakte aanstalten om de boom in te schieten. Ze werd echter tegengehouden door het stemgeluid van de laatste toevoeging aan het gezelschap: ‘Nee! Pijn is het ergste wat er kan gebeuren, hij heeft het recht om dat te weten.’
Het geverfde meisje draaide zich om en glimlachte zwakjes. ‘Dan weet hij het nu,’ stelde ze vast, maar ze bleef in elk geval staan waar ze stond.
‘Wie zijn jullie?’ vroeg de jongen, nog steeds met zijn rug tegen de boom gezeten.
‘Joy,’ antwoordde de brunette.
‘Lily,’ sprak de blondine, hoewel aarzelend.
De jongen knikte. ‘Ik ben Dave. Is dit de hel?’
Joy schudde haar hoofd. In tegenstelling tot Lily leek ze volkomen kalm, alsof er niets aan de hand was. ‘Nee,’ sprak ze dan ook rustig, ‘dit is Caelum.’
‘Caelum?’
‘Ja, interessante naam, vind je ook niet? Het is Latijn voor hemel. Stamt uit de… Nou ja, de Klassieke Oudheid dus. Een mistroostige poging om het hier een beetje op te fleuren. Een weinig effectieve poging ook, trouwens.’
Dave glimlachte zwakjes, wendde zich toen tot Lily. ‘Waar ben je bang voor?’ vroeg hij.
Hen,’ antwoordde ze schuchter.
‘Lily, rustig maar, ga de boom maar weer in. Ik handel dit wel af,’ bood Joy aan, en Lily liet het zich geen tweede keer zeggen. Met een nauwelijks waarneembaar hoofdknikje als dankbetuiging schoot ze terug omhoog en enkele tellen later was het gehele bos weer in doodse stilte gehuld.
‘Ze heeft gelijk,’ sprak Joy toen op zakelijke toon. ‘Het is niet veilig op de grond. In de bomen is het ook niet geheel veilig, maar veiliger. De kans dat ze je daar komen halen is kleiner en ze zijn over het algemeen te achterlijk om fatsoenlijk een boom te kunnen beklimmen.’
‘Wie?’
‘Zij - wij, in feite. Het enige verschil is dat zij hun verstand hebben verloren en wij er nog een klein beetje van hebben.’
‘Ik snap het niet,’ bekende Dave onzeker.
‘Nee,’ beaamde Joy. ‘Niemand snapt het, eerst. Ik leg het je wel uit, maar laten we eerst de boom in gaan.’ Zonder op antwoord te wachten begon ze behendig omhoog te klimmen, terug haar boom in en Dave volgde haar wel met zijn ogen, maar niet met zijn lichaam.
Hij kon onder haar rokje kijken.
Niet dat hij zich aangetrokken voelde tot meisjes.
‘Kom je nog?’ vroeg Joy, en ze stak hem behulpzaam een hand toe. Dave klom achter haar aan, ondervond hierbij aanzienlijk meer moeite dan het meisje zelf en hij schaamde zich ervoor. Hij mocht dan homo zijn, maar een jongen was hij en hij hoorde niet verslagen te worden door een meisje. Niet als het ging om zoiets als boompje klimmen. En zij droeg nog wel naaldhakken.
Met de nodige moeite lukte het hen om Dave omhoog te krijgen en na nog wat geklungel hadden ze allebei een redelijke positie gevonden om het gesprek in voort te zetten. ‘Goed,’ ving Joy dus weer aan. ‘In feite zijn ze gewoon ons. Zielen, zoals iedereen. Zij zijn… demonische zielen, eigenlijk. En ze zijn erop uit ons tot zich te voegen.’
‘Hoe?’
‘Pijn.’
‘Pijn?’
‘Ja, pijn. Tot het fysiek simpelweg niet meer te verdragen is en je psychisch doordraait.’
‘En dan? Ga je dood en word je één van hen?’
‘Nee,’ fluisterde Joy, een glinstering van medelijden in haar ogen waarneembaar. ‘Nee, je gaat niet dood. Je bent al dood, Dave. Iedereen hier is dood. Caelum is de dood, in feite. Het is de hemel en de hel in één en er is geen uitweg, dit is de laatste haven en hier zit je voor altijd vast.’
Ze keek hem aan, maar hij reageerde niet. Zachtjes ging ze verder: ‘We overleven in de bomen. De demonen zijn psychisch zo ver heen dat hun motoriek ook niet best meer is en ze kunnen niet heel makkelijk meer in bomen klimmen. Soms doen ze het wel, als ze wanhopig zijn, maar dat zien we dan wel weer. Als ze je te pakken krijgen, martelen ze je. Eindeloos, tot je één van hen bent. Dood ga je niet. Dat is het ergste.’
Hij staarde haar aan, zei niets, staarde alleen maar.
Joy draaide de dop van haar fles af en nam een slok. De vloeistof vulde zichzelf weer aan, alsof er nooit van was gedronken en het meisje reikte Dave de fles aan. ‘Wat is het?’ vroeg hij haar.
‘Blauw,’ legde Joy uit, waarbij haar lippen in een glimlach omhoog krulden. ‘Mijn onschuld en mijn maagdelijkheid, eindeloos aangevuld zodat ik nooit dorst hoef te lijden. ’t Is een verzachting van de eeuwige pijn, zo zie ik het maar.’
Ze grinnikte en Dave haalde zijn schouders op, nam de fles van haar aan. Hij proefde de bittere smaak van alcohol op zijn tong, zoog het blauw gewillig naar binnen en liet zich doordrenken met Joys onschuld. Het kolkte door zijn aderen, nam bezit van hem en hij keek Joy aan. In haar glimlach lag alles bezegeld. De waarheid, de onvermijdelijke waarheid.
Caelum was de eindhaven en het was slechts een kwestie van tijd tot hij gewetenloos rond zou rennen met als enige doel het martelen van andere zielen.
Hij kon er maar beter het beste van maken.

Korte toelichting: Dave is afkomstig uit Kamer 427, Lily uit Schaakspel en Joy uit Scherven. Ik heb ze hier met motieven en al bij elkaar gebracht.


Reacties:


Rebella
Rebella zei op 22 mei 2015 - 12:52:
-Slik-
Ik ken geen van de bovenstaande personages.
Maar in deze one-shot is het dusdanig goed geschreven dat het niet nodig lijkt te zijn.
Het is knap hoe je je lezers tot het einde toe geboeid houdt.
Petje af!

Edit: dit genre ligt je duidelijk goed!


Azula
Azula zei op 1 juni 2013 - 12:40:
‘Ik ben Dave. Is dit de hel?’

Ik wilde zeggen; DAVE VAN KAMER 427! Maar. Toen ging ik verder naar beneden en zag ik dat je het al had uitgelegd. Stom.

Maar - dit is écht super gaaf. Je moet hier eigenlijk een shot van schrijven, want het hele idee is super cool van een hemel/hel met ''geesten'' die hun verstand al zijn verloren. Echt super gaaf.

Ja. Deze is voor jou.<3


xjeszell
xjeszell zei op 26 mei 2013 - 12:14:
Ik hoor te leren, maar ik was echt heel benieuwd wie de personages waren dus ik vond dat ik wel een pauze kon nemen.
En dit is zo fucking awesome. En en en Joooooy. Maar - wauw. Ik wist niet wat voor personages ik moest verwachten maar ik verwachtte je eigen personages om de een of andere reden niet. Maar. Dit is goed. Heel goed.


xDevilBitch
xDevilBitch zei op 26 mei 2013 - 11:59:
Wauw, dit is écht heel erg gaaf. Gewoon het hele idee. En eigenlijk is het ook best wel eng. En dan met al die personages, echt, wauw.
Ik ben wel echt blij dat ik niet één van jouw personages ben.
Oh, en sterft Dave in Kamer 427? Het lijkt me wel, aangezien hij zijn overal nog aan had. Het kan natuurlijk ook na Kamer 427 gebeurd zijn, maar ik geloof ik mezelf toch maar even mentaal voor ga bereiden op zijn dood. Je weet het nooit met jou. tenzij het personage in kwestie Zayn is