Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Vampir sucht Mensch (TC) » 1.
Vampir sucht Mensch (TC)
Geschreven door:
Onderdeel van:
Laatst bijgewerkt:
4 juni 2013 - 3:18
Aantal woorden:
1144
Aantal reacties:
1
Aantal keer gelezen:
307
1.
Hope you enjoy it <3
-Tom-
Met mijn handen in mijn broekzakken loop ik het schoolterrein af. De laatste les duurde zoals gewoonlijk het langst en liet mijn humeur langzaam bergafwaarts gaan. Toen ik niet veel later ontdekte dat ik mijn fietssleutel verloren ben maakte dat mijn dag niet veel beter.
Ontketend steek ik een sigaret op en laat al mijn ergernis met de rook mee naar buiten vloeien. Opgelucht dat ik eindelijk buiten ben maak ik mijn gedachten schoolvrij en denk aan het vreemde gevoel dat me al een paar dagen op rij bekruipt.
Steeds als ik alleen ben bespeur ik dat er iemand naar me kijkt, alsof ik in de gaten gehouden word. Natuurlijk vertel ik mezelf dat ik spoken zie, maar toch blijft er iets aan me knagen, een stem in mijn achterhoofd dat schreeuwt om aandacht.
Schichtig werp ik een blik over mijn schouder om er zeker van te zijn dat ik niet gevolgd word, om daarna veilig mijn voordeur te openen. Meteen word ik warm verwelkomt door mijn hond Kitkat, die blaffend en kwispelend op me af komt gesneld om vervolgens op zijn achterpoten een dansje met me te improviseren. "Ja jongen, baasje is weer thuis hè? Ja hè?" getuig ik met mijn liefste stemmetje alsof ik tegen een baby praat, terwijl ik hem over zijn grote, zwarte kop heen krab. Druk begint de labrador voor me uit door de woonkamer heen te rennen, waarna hij met een harde plof op de bank neerkomt.
Zonder er ook maar een moment over na te hoeven denken neem ik naast hem plaats en ga in op zijn stoei verzoek, die na niet veel langer dan vijf minuten ten einde komt.
De wijzers van de klok slaan zeven uur. Tijd om mijn huiswerk weg te leggen en een kop soep te verwarmen. Hoewel ik graag iets in de geneeskunde wil doen ben ik er niet helemaal meer zeker van of de universiteit nog wel mijn ding is. Ik ben inmiddels drieëntwintig jaar en leef van een krappe uitkering en studiefinanciering. Het lukt me elke maand net om rond te komen en mijn schoolwerk op tijd af te hebben. De lesstoften worden per semester moeilijker en mijn motivatie om door te leren ebt langzaam weg.
Ik besef heel goed dat ik deze diploma nodig heb om aan een goede baan te komen die ik leuk vind en me interesseert. Maar ik weet nog helemaal niet wát ik precies in de geneeskunde wil doen, en of ik het überhaupt wel aan kan.
Zuchtend zet ik de lege kom op het aanrecht en besluit nog even tv te kijken voor ik mijn bed in duik. Ik stop met zappen wanneer ik bij Comedy Central aankom en val midden in een aflevering van Scrubs. De conciërge haalt een flauwe grap uit met JD, die naar ritueel verzinkt in een dagdroom. Ik kan het niet laten om even te grinniken.
Het duurt niet lang of mijn aandacht wordt getrokken door Kitkat, die ergens in de keuken zachtjes piept. Ik laat me leiden door het geluid en vind hem bij het raam met zijn staart tussen zijn poten. "Wat is er jongen? Heb je honger?" vraag ik waarna ik een blik op zijn voerbakje werp. Raar genoeg zit die nog bijna tot het randje vol. Verschrikt deins ik een stap naar achter wanneer ik buiten in spoed een silhouet voorbij zie sprinten. Prompt verandert de blik in Kitkats ogen, alsof ze gevuld worden met agressie. Luid begint hij te blaffen en springt met zijn voorpoten tegen het aanrecht op.
Hevig voel ik mijn hart in mijn keel kloppen en trek uit angst vlug de lamellen dicht. "Rustig maar jongen, het is al goed. Het is al goed..." fluister ik mezelf meer toe dan mijn hond en stuur hem voorzichtig naar zijn mand.
Het is nog maar twintig over tien, maar veel meer puf om wakker te zijn heb ik niet. Ik leid Kitkat naar mijn kamer en spring zelf eerst nog even onder de douche. Ik smeer mijn blonde dreads in met de daarvoor bedoelde shampoo en draai na nog wat rituelen de kraan weer dicht. Gewikkeld in een handdoek strompel in mijn slaapkamer binnen en bekijk achter mijn laptop het rooster voor morgen. Met veel tegenzin zet ik mijn wekker om half zeven 's ochtends en kruip onder de lakens. Met de trouwe labrador aan mijn voeteinde voel ik me minder eenzaam en veilig genoeg om te slapen, wat nadat ik mijn ogen sluit dan ook gelijk gebeurt.
Helaas was dat maar voor korte duur, om half één open ik mijn ogen weer en voel dat mijn matras doorweekt is. Badend in het zweet knip ik mijn nachtlampje aan en voel een bonkende hoofdpijn opzetten. Koortsig grijp ik naar mijn slapen en begin die voorzichtig te masseren, in de hoop dat het weer weg gaat. Natuurlijk gebeurt dit niet en wordt het gevoel van pijn alleen maar erger. Alsof er een stoorzender in mijn hersenen verstopt zit voel ik geruis door mijn hoofd heen suizen. Als ik een radio op mijn kamer had zou ik denken dat die aanstond en ik slechte ontvangst had.
Opnieuw voel ik zware kloppingen opkomen, maar dit keer in mijn borstkas en keel. Kitkat springt verwoed van bed en rent naar het raam, waar hij woest begint te grommen. Dan valt het me op dat het raam op een kiertje staat. Ben ik die vergeten dicht te doen?
Meer paniek breekt uit terwijl mijn hart twintig extra slagen per minuut produceert. Zal ik ernaar toe lopen of niet? Met op de achtergrond nog steeds het geluid van geruis schuifel ik voetje voor voetje naar het raam, en geef Kitkat een aai over zijn bol. Meteen wordt hij iets rustiger, maar zijn ogen blijven gefocust op iets dat buiten is. Ik volg zijn blik en zie enkel het duister van de nacht, het maanlicht valt mijn kamer binnen en doet iets op mijn kast glinsteren. Verslagen kom ik tot de ontdekking dat het mijn verloren fietssleutel is en doe prompt een paar stappen achteruit. Banger dan ooit tevoren val ik terug op bed en krijg opnieuw het openstaande raam in mijn vizier.
Een terug starend gezicht knijpt mijn keel dicht en voegt stemmen toe aan het geruis in mijn hoofd. Ik voel mijn ogen de grootte aannemen van schotels en verneem dat mijn gezicht paars aanloopt. Angstig en met luid gepiep druipt Kitkat af en kruipt onder het bed. De gedaante buiten legt zijn hand op mijn ruit neer, de nagels die eraan vastzitten zijn enorm. Het lijkbleke gelaat wordt versiert door een glimlachje, waarvan ik de betekenis niet kan ontrafelen. Haren sluik en warrig en zo zwart als roet vallen voor zijn ogen. Nog net weet ik een glimp op te vangen van de uitstekende hoektanden die hij ontbloot, daarna vaagt alles om me heen in het niets weg.
wauw spannend