Hoofdcategorieën
Home » One Direction » Asylum » Hoofdstuk vijf
Asylum
Hoofdstuk vijf
De deur was gemaakt van stevig hout. Ondoordringbaar leek hij. Ooit was hij voorzien geweest van een laag verf in een kleur waar nu alleen nog maar naar gegist kon worden.
Hun tocht naar de deur was grotendeels zonder problemen verlopen. Meer en meer raakten de jongens gewend aan de booby traps: vreemde geluiden in de verlaten ziekenhuisgangen en voorwerpen die spontaan naar beneden vielen. Zelfs Louis was redelijk rustig voorbij de laatste vallen gekomen.
Tot dan toe was geen enkele deur op slot geweest, maar deze gaf zich niet zo gemakkelijk gewonnen. Kort overlegden ze. De deur leek naar buiten te gaan, en dat gaf hen meteen de reden om er doorheen te willen, maar ook de reden om dat niet te doen: er was een grote kans dat de productie van het programma hen binnen wilde houden, dus als er een deur op slot zou zitten was deze het wel. Aan de andere kant, hij was aangetast door de tijd, misschien was hij niet zo sterk meer…
Ze waagden het erop: vijf jongens, vijf mankrachten, vijf schouders die met een doffe klap het hout raakten. Eén keer, nog een keer. Een derde keer. De deur schoot open en ze tuimelden naar buiten. Een hoopje band op de tegels. Schaterlachend.
Het was een oud en slecht onderhouden pand dus het had binnen getocht, maar ze waren blij weer in de buitenlucht te zijn. De nachtlucht was fris, op een prettige manier. Verhelderend, precies wat ze nodig hadden na de chaos van de tijd daarvoor.
Hoe laat was het eigenlijk? De jongens hadden geen idee en geen horloges bij zich. Louis wist zich te herinneren dat er een klok bij de spullen in de tassen had gezeten, maar hij was te druk geweest met zijn thee-probleem om erop te kijken.
Het maakte ook niet uit. Het was nacht, dus ze konden voorlopig nog niet weg. Tijd was iets voor in de buitenwereld, het echte leven. Iets waar ze zich tot zonsopgang geen zorgen over hoefden te maken.
De jongens krabbelden overeind. Ze stonden op een veranda achter het ziekenhuis en schenen om zich heen in een poging zich te oriënteren. Voor hen leek een tuin te liggen, of wat daar van over was, want het groen was net zo goed onderhouden als het gebouw. Op pad door het oerwoud dus.
Het was echter duidelijk dat productie er rekening mee had gehouden dat ze hier kwamen, te zien aan het knipperende lampje van de camera die aan de muur hing. De jongens reageerden er al niet meer op, maakten er hooguit een mentale notitie van. Verder zagen ze eigenlijk niets: slechts wildernis voor zich en het gebouw in hun rug.
“Wat doen we?” vroeg Liam. “Verder of terug?”
“Verder,” zei Harry, terwijl hij naar de andere keek voor bevestiging. “Misschien kunnen we een weg naar de poort vinden, dan hoeven we niet meer langs de gang.”
Zayn schudde zijn hoofd. “Dit was een gesloten inrichting, toch? Dan zal je vanaf hier waarschijnlijk niet naar voren kunnen, zelfs als er al door die begroeiing heen te komen valt.”
Harry moest hem gelijk geven. “Maar toch, zullen we even rondkijken?”
“Er valt toch niet doorheen te komen.”
“Dat zien we dan snel genoeg, kom,” zei Niall, en hij liep naar de voorkant van de veranda.
“Maar wat als daar… weet ik veel, dingen liggen? Of we vast komen te zitten? Of ons verwonden? Het ziet er te onbegaanbaar uit,” bracht Louis tegen de jongen in.
“Je overdrijft. Het komt wel goed.” Harry pakte zijn hand vast om hem mee te nemen, maar toen hoorden ze een luide krak. Ze keken om en zagen dat Niall miste.
“Niall!”
“Het is oké, jongens! Ik leef nog!” klonk er vanonder de veranda.
De jongens snelden naar de rand om bij hun vriend te gaan kijken, maar ze werden tegengehouden door Liam. "Als we daar allemaal heengaan, breekt er nog een stuk af en vallen wel allemaal naar beneden.”
Hij had inderdaad een punt, dat moesten ze toegeven, dus volgden ze hem toen hij via het trapje dat de tuin in liep, om zich vervolgens een weg naar Niall te banen.
“Niall, gaat het? We komen eraan!”
“Rustig, het gaat prima. Gras is een prima valbreker.”
Met brede armslagen worstelde Liam, die voorop liep, zich een weg naar zijn vriend, die inderdaad rustig in het gras lag. De jongen werd overeind getrokken, meer omdat hij prima lag dan omdat hij zelf niet overeind kon komen en werd vervolgens omhelsd door zijn vrienden.
“Dus, gaan we verder?” vroeg de jongen. Louis was de enige die niet instemde, dus ze vervolgden hun weg.
De tuin, of wat daar van over was, was inderdaad niet makkelijk begaanbaar. Het gras stond tot aan hun heupen en regelmatig raakten ze verstrikt in de beplanting, maar ze sleepten elkaar er letterlijk doorheen. Er waren duidelijke verschillen met het gebouw, maar de sfeer was er niet anders: grimmig, bijna spookachtig. Misschien nog wat duisterder – ondanks dat ze werden verlicht door de maan en de sterren –door de geluiden: het vermoeide gekraak van oude bomen, het ruisen van de wind en af en toe het gekras van een kraai of andere dier. Het was daar, het was echt. Buiten viel er nu eenmaal minder te faken.
Klauterend vonden ze hun weg. Een pad door de tuin. Een pad naar het verleden. Hun verleden, waarin ze als jongetjes hetzelfde hadden gedaan, zich een weg door onbegaanbare gebieden werken. Maar ook het verleden van de plek. De tuin. Het ziekenhuis. Prachtig moet het er zijn geweest: ordelijk en keurig onderhouden. Als inspiratie, als voorbeeld. Voor al die ontregelde hersenen, zo moesten ze zijn, als die tuin. Geordend volgens de norm. Inmiddels leek de tuin echter meer op de hersenen van zijn voormalige bezoekers.
Plots hoorden ze een plons en een schreeuw.
Liam liep nog altijd voorop en was op een vijver gestuit, maar kwam daar pas achter toen het koude water zich rond zijn benen had gesloten. Gelukkig liep Zayn achter hem en had die een prima reactievermogen. Snel greep hij de jongen vast voor die verder het water in kon verdwijnen. Het was nou niet bepaald weer voor een frisse duik.
De schade viel mee: hij was tot zijn bovenbenen doorweekt, maar dat was het dan ook. Met hun lichten schenen de jongens over het gebied voor hen, maar de vijver was zo goed als onzichtbaar door alle planten.
“Misschien is dit een goed punt om te bekijken wat we verder gaan doen?” vroeg Louis hoopvol. Ook hij had inmiddels wel lol gekregen in het klauteren, maar de angst voor ongelukken bleef aan hem knagen. Zeker nu ze de buitenwereld, en daarmee hulp, veel moeilijker konden bereiken, zo zonder cameraman.
“Ja, misschien wel. Verder of terug?” vroeg Harry.
“De vraag is: is hier iets? Want als dat niet zo is, is er geen enkele reden om hier rond te blijven lopen, en ons ik weet niet wat te riskeren. Het is dat ik weet dat die vijver er is, anders zou ik er nu zo in lopen. We kunnen beter gaan voor er echt iets gebeurt,” ging Louis verder.
“Valt dat onder iets?” vroeg Zayn, die met zijn zaklantaarn in de verte scheen. Er leek inderdaad iets te zijn, een groot object, een aardig stuk verderop, aan de andere kant van de vijver. Wat het was konden ze niet zien, slechts de donkere contouren van iets groots waren zichtbaar.
“Dat valt zeker onder iets,” zei Liam.
“Dan gaan we daarheen en keren we terug als het niets blijkt te zijn of we er niet kunnen komen, oké?” stelde Harry voor.
Enthousiast werd er met het plan ingestemd, zelfs – hoewel wat minder overtuigd – door Louis.
Door het gras klimmen bleek wat lastiger te gaan met een doel voor ogen. Niet alleen moesten ze proberen de vijver te ontwijken, ook probeerden ze de kortste weg te vinden en namen ze niet gewoonweg het pad dat het makkelijkst te begaan was.
In de vijver kwamen ze niet meer terecht en uiteindelijk bereikten ze inderdaad hun doel. Dat bleek van dichtbij even mysterieus als van veraf: hoe dichterbij ze kwamen, hoe meer het begon te lijken op een willekeurige door klimop overwoekerde muur. Bijna waren ze teruggegaan, maar de nieuwsgierigheid won het toch.
Toen ze vlakbij waren zagen ze het pas: het was geen overwoekerde muur, maar een doos, een gebouw. Ramen en deuren konden ze echter niet meer onderscheiden onder de dichte laag van planten. Louis wilde al terugkeren, omdat ze er overduidelijk toch niet in konden, maar Zayn gaf zich niet zo snel gewonnen. Hij beende naar de muur en stak zijn armen in de planten, om op tast op zoek te gaan naar een ingang. “Hé, help eens!” riep hij naar achter, waarop Niall en Harry meteen reageerden en hem kwamen helpen.
Louis vroeg zich hardop af of het wel zin had en of ze niet beter terug konden gaan, om enge verhalen te vertellen in het hoofdkwartier of iets dergelijks, maar niemand luisterde. Ondertussen keek Liam om zich heen, maakte een korte opname voor het programma (een shot van Zayn, Harry en Niall die tot hun ellenbogen in de planten zaten, terwijl hij “idioten” mompelde) en liep toen wat door het gras, tot hij vond wat hij zocht. Een brede grijns trok over zijn gezicht toen hij de harde ondergrond onder zijn voeten voelde. Ze waren overwoekerd door onkruid en kapot, maar het waren overduidelijk stenen: een stenen pad. Op tast liep hij verder, het pad met zijn voeten volgend. Louis riep iets naar hem, waarschijnlijk wat hij in godsnaam aan het doen was, maar zijn enige reactie was “Wacht even!”.
Het pad bracht hem naar de achterkant van het pand, waar het meteen beter begaanbaar werd. Logisch ook, want de grote eik die daar stond hield ongetwijfeld een groot deel van het zonlicht tegen. Toch struikelde hij over het trapje aan het einde, dat door het gras onzichtbaar was.
Nadat hij het trapje overwonnen had staarde hij naar de muur voor zich. Daar moest het zijn, de deur, de ingang. Een volgend avontuur. Voor hen, achter de planten.
“Jongens, misschien hebben jullie hier meer succes!” riep hij in de richting van de andere bandleden.
“Wat?”
“Ik denk dat de deur hier is! Als je iets verder doorloopt vind je een pad naar de achterkant. En een pad leidt meestal ergens naartoe, dus ik zou hier opzoek gaan naar de ingang als ik jullie was!”
Aan het geruis van het gras hoorde hij hoe de jongens zijn kant op kwamen en al snel zag hij hun zaklantaarns de hoek om komen. Met zijn eigen lantaarn wees hij hen de weg.
“Kijk uit, er is hier een trapje, maar je kunt hem niet zien,” zei hij toen de jongens er bijna waren. Ze beklommen met zijn hulp de veranda zonder problemen en beschenen de muur voor zich.
Omdat de planten minder dicht groeiden vonden ze de deur al snel. De ranken leken stevig, en Liam wendde zich al tot Niall, om te kijken of er misschien een mes in diens rugzak zat, maar Zayn en Harry bleken samen al genoeg te zijn om de stengels te doen breken. Er ontstond een gat, een poort. Daar was de deur.
Het is echt gewoon sneu in welke mate ik op Zayn reageer. Maar dan ook echt. Kind, wat doe je me aan. Ik kan dit helemaal niet aan.
Oh, en dan steekt 'ie ook even zijn armen in het mysterieuze mysterie. Nee nee nee, doe dit nou nieet. Ik kan dit niet aan. Neeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeee. Oh, nee, alsjeblieft. Oooooh. x.x
Dusse. Snel verder, maar alsjeblieft, alsjeblieft, spaar Zayn? Ik vermoord hem in Twee, ik beloof het, maar niet hier niet zo en nee nee neeeeeeeeeeeeeeeeee.