Hoofdcategorieën
Home » One Direction » Kamer 427 » 28.
Kamer 427
28.
Het sneeuwde. Kleine, witte vlokjes dwarrelden naar beneden, bedekten de straten met een dikke laag wit poeder. Ook de daken moesten eraan geloven. En de voorbijgangers. De mensen die op straat liepen vingen sneeuwvlokjes op met hun mutsen, sjaals en jassen.
Degenen die genoeg geld hadden om zich dat te veroorloven, althans.
De rest ving het op met haar blote huid of met jutte zakken. Het was koud. Het was belachelijk koud, maar dat was het altijd in Engeland dus zoveel maakte het niet uit.
De ecologen bleven maar zeuren over klimaatverandering. Er zat een nieuwe ijstijd aan te komen, of zo. Het grootste gedeelte van de wereldbevolking had echter niet de levensverwachting dat nog mee te maken, dus het maakte niemand iets uit.
Hem interesseerde de ijstijd ook niet. Hij liep doelbewust door de straten, zonder op of om te kijken. Het wapen hing aan een touwtje om zijn nek, zodat hij het niet kon verliezen. Opvallen zou het niet: het was normaal om kettingen te dragen, zowel voor de sier als om er voorwerpen aan te hangen.
Hij was in tijden niet in het huis geweest. Hij haatte de man des huizes. Altijd had hij hem gehaat, maar sinds kort was de haat alles waar hij nog aan kon denken. Meedogenloos, moordlustig. Het was zijn schuld. Alles was zijn schuld, de vuile rat. En daarom moest het gebeuren.
Toen de houten voordeur van het schamele huisje in zicht kwam, voelde de jongen hoe de adrenaline door zijn aderen begon te vloeien. Hij haalde diep adem, rook de buitenlucht, voelde de buitenlucht. Was de buitenlucht. Vrij. Hij was vrij en voor de laatste keer ademde hij de buitenlucht in als een vrije, onschuldige jongen. Daarna stapte hij het trappetje op en opende hij de deur.
Er zat geen slot op. Alleen ’s nachts, soms, maar meestal niet eens. Ten eerste was metaal duur en ten tweede had het niet zoveel nut: de deur was zo doorgerot en de scharnieren waren zo verroest, dat een flinke trap genoeg zou zijn om erdoorheen te breken.
De vloerplaten in de gang kraakten en zijn aanwezigheid was intussen waarschijnlijk al wel opgemerkt. Het maakte niet uit. Hij vond het niet erg om hem in zijn ogen te moeten kijken als hij de trekker overhaalde. Hij vond het niet erg om het bloed en de herseninhoud tegen de muur te zien spatten.
Hij zou ervan genieten.
Zijn laatste actie als vrij man.
‘Goede middag, Harry,’ sprak een donkere, brommende stem. De man van wie ze afkomstig was, zat in een door motten aangevreten fauteuil die ooit waarschijnlijk groen was geweest. Hij had bruin haar, drie of vier tinten donkerder dan dat van Harry en het hing onverzorgd om zijn vettige gezicht. De ogen waren lichtblauw, maar ze glansden niet en om de mond van de man lag een bittere trek. Harry probeerde zich in te denken dat het was vanwege het verlies dat hij geleden had, maar in zijn herinnering had de man de trek altijd om zijn mond gehad.
Daarbij was zijn aardappelneus met de gigantische poriën zo afschuwelijk walgelijk, dat Harry medelijden kreeg met zijn zus. Hoe had deze man haar ooit in kunnen palmen? Hoe had ze hem ooit knap gevonden?
En waarom had Harry haar in de steek gelaten?
‘Oscar,’ sprak Harry ijskoud. Het was de enige groet die hij nog over zijn lippen kon krijgen. Een ‘hallo’ zat er niet in, laat staan een ‘goede middag’. Wat dacht die vent wel niet?
‘Je komt om je zusters spullen op te halen, neem ik aan?’ ging Oscar kalm verder. Hij had een sigaar tussen zijn vingers geklemd en zijn tanden – voor zover hij die nog had – waren geel van de afvalstoffen. Gadverdamme.
‘Nee,’ sprak Harry de man tegen. Hij wist dat zijn gezicht geen enkele emotie vertoonde. Hij wist dat de man dit niet verwachtte. Natuurlijk niet, het kleine kind had altijd alles gedaan wat zijn zusje van hem verlangde. Hij had de man nooit ook maar de kleinste hint gegeven dat hij hem niet mocht. Behalve misschien door nooit langs te komen, maar dat kon hij altijd gooien op het respecteren van privacy.
‘Wat kom je dan doen?’
‘Oh, gewoon,’ lichtte Harry schouderophalend toe. Voor hem was het namelijk volkomen logisch, en als de man het niet begreep, was dat niet zijn probleem. ‘Is er iemand thuis?’
‘Ik,’ glimlachte Oscar, maar de koude uitdrukking bleef in zijn ogen hangen. ‘Dus, zal ik thee zetten?’
‘Nee, doe maar geen moeite.’
‘Het is geen moeite,’ glimlachte hij zijn gemaakte glimlach.
‘Maakt u zich niet druk, ik ben over een minuut of vijf weer weg.’ Er viel een stilte in het vertrek terwijl de man zich boog over een boek dat in zijn schoot lag. De pagina’s waren één en al waterschade en er zaten scheurtjes in. Desondanks was het een boek, iets waar Harry zeer zelden zijn handen op kon leggen.
De man had zijn interesse blijkbaar alweer verloren, dus liep Harry naar een houten kast in de hoek van het vertrek. Van al het meubilair was dit stuk in de beste staat. Enkele vergeelde foto’s waren tegen het hout geplakt. Harry bestudeerde ze, realiseerde zich dat Gemma’s gezichtje nergens te bekennen was en zijn binnenste vulde zich met ijskoud water. Zijn aderen vroren dicht, zijn hersenen kregen geen bloed meer en het werd voor de jongen onmogelijk om na te denken. Zijn zus was nog geen week dood en het was nu al alsof ze nooit geleefd had.
Harry trok aan het koortje. Hij had verrassend veel zelfbeheersing voor iemand die op het punt stond een weduwnaar een kogel door zijn kop te schieten, en nog verrassend veel meer als zijn razernij in rekening werd genomen.
Met het pistool in zijn hand nam Harry de man in zich op. Lelijk, dik zwijn. Rat.
‘Waar is ze?’ vroeg Harry ijskoud. De man was intussen waarschijnlijk gewend geraakt aan die toon en zonder op te kijken wees hij naar de enige deur in de woonkamer.
‘Ik vroeg: waar is ze?’
‘Haar spullen staan in de slaapkamer, in een doos. Ik had al wel verwacht dat je ze op zou komen halen.’
Harry trilde over zijn hele lichaam, zo kwaad was hij. Vanbinnen schreeuwde hij naar de man, sloeg hij hem bond en blauw en zijn tanden uit zijn mond en net zolang tot hij smekend om genade op de grond lag. En dan nog ging hij door.
In gedachten wel.
In werkelijkheid stond hij naast de kast in de kamer, zijn ogen gepind op de walgelijke man en zijn lichaam één bonk gecontroleerd spierweefsel. Vechten zou te gevaarlijk zijn, de man zou hem kunnen overmeesteren. En het uit elkaar spatten van de schedel zou Harry’s moordlust waarschijnlijk ook wel enigszins tot bedaren brengen. Hij kon altijd daarna nog een paar klappen uitdelen, als hij daar behoefte aan had.
‘Het is jouw schuld.’
De man keek verbaasd op, zag de loop van het pistool op zich gericht en zijn ogen werden groot. Als schoteltjes, dacht Harry, want Gemma had hem die uitdrukking geleerd toen ze nog jong waren. De dikke lippen van de man bewogen alsof hij iets wilde zeggen, maar hij zei niets. Harry glimlachte. ‘Wat zeg je?’
De man schudde zijn hoofd en murmelde iets wat op ‘alsjeblieft’ leek. Harry schudde zijn hoofd. ‘Nee,’ sprak hij. ‘Jij nam mijn dierbaarste van me af: mijn zus. Nu neem ik jou jouw dierbaarste af: jezelf.’
De man zag eruit alsof hij een hartaanval zou krijgen van het idee alleen al. Die tijd gunde Harry hem niet. Nee, hij zou hem zelf ombrengen. Hij zou zijn zus wreken en er was geen enkel biologisch proces dat hem tegen kon houden. Hij zou het doen.
Hij alleen.
En de wereld zou het weten.
Hij glimlachte nog steeds terwijl hij vuurde. Het was simpel, zo belachelijk simpel dat hij in de lach schoot. Dag, Oscar. Het was me een genoegen. Dag.
Het bloed, het hersenweefsel en de botschilfers vormden en prachtig mozaïek op de muur achter de fauteuil. En op de fauteuil zelf. En op de versleten vloerplanken.
Harry glimlachte. ‘Zwijn,’ fluisterde hij, terwijl hij grijnzend de straat opliep om zich aan te geven.
Hij had zijn zus gewroken, en de wereld zou het weten.
Reacties:
Maar 35 is een veel mooier getal? :c however.
Het gaf me niet echt het gevoel dat ik een 'flashback' las, alhoewel ik natuurlijk wel wist dat het een flashback was toen ik verder las.
Ik weet niet, ik miste iets kleins, een jaartal, de plaats, idk gewoon iets.
Maar idk ik vind het nog steeds geweldig
Wat nu als ik heel de dag stil houd? Komen er dan wat extra?
Sorry dat ik zo laat was, maar ja. Drukkig en zo.
Maar ik vind het echt nog steeds een super super super leuk verhaal. En in het vorige hoofdstuk die kleine Larry momentjes. Aaaaaahhh <333
*silte*
Ik kan niet stil zijn sorry ben te nieuwsgierig snel veder !
What the fuck are you doing harold edward styles?!
Wuuut?! Nog maar 4 hoofdstukken?! 0.0
:'0
Xxx
*Is eerste met veel moeite stil*
HWTA MAAR 32 HOOFDSTUKKEN!? HOE KAN JE DAT ONS AANDOEN!>
okeokeokeokeokeokee, mn hart was van: KLOPKLOPKLOPKLOPKLOPKLOP toen ik dit las. Echt gewoon; 0.0 ...
Ik vind het trouwens wel tof van hazza dat hij zichzelf aangeeft
Maar NEEE godverdomme Gemma mag niet dood zijn;( Verdriet.
Weetje, ik vertrouw Louis niet. Hoe je dat in het vorige hoofdstuk besprak, dat over marionette touwtjes en stuff. nee, nee ik vertrouw hem voor geen meter.
*Rouwt om gemma*