Hoofdcategorieën
Home » Overige » Stand alones » ♡ || De Pop
Stand alones
♡ || De Pop
Een zachte, maar ijskoude wind woei over het dorre landschap. Het kleine laagje zand dat de grond bedekte, liet zich erdoor meevoeren en creëerde een stuivend effect. De bewakers die buiten bij de poorten stonden te observeren knepen hun ogen ertegen dicht en zelfs de mannen die liepen te patrouilleren stopten even om hun hoofden naar de grond te draaien. De wind was vrij, vrij van ellende en vrij van pijn. Vrij van verdriet, vrij van de dood.
Maar hij niet.
Samen met zijn zus zat hij op een oud bed. De lakens ervan lagen verfrommeld achter hun en wat wit hoorde te zijn, was inmiddels grijs geworden door het gebruik. Ze zaten daar samen, zwijgend, net zoals alle andere aanwezigen op de slaapzaal. Alle bedden waren hetzelfde, net zoals hun pyjama’s. Wit en gestreept, met knoopjes die de blouse dichthielden. Hun pyjama’s waren versleten, oud en te groot, maar vooral koud. Heel erg koud.
De kleine jongen van ongeveer een jaar of acht, hield de hand van zijn ietwat oudere zus stevig vast. Ze gedroeg zich altijd heel volwassen en hij vergat soms zelfs dat zij zijn zus was. Soms, heel soms, dacht hij dat ze altijd al zo geweest was. Soms vergat hij hoe het was, vroeger, voordat ze meegenomen werden naar deze plek. Deze o zo afschuwelijke plek. Hij vond het er niet leuk, totaal niet leuk, want hij mocht er niets doen. Hij mocht niet roepen, alleen zacht praten. Hij mocht niet met andere kinderen spelen, alleen met een oude, versleten pop. Hij hield eigenlijk niet zo van poppen, die waren voor meisjes, vond hij. Maar deze pop was bijzonder, want de pop rook lekker. Ondanks alle vreemde maar vooral vieze geurtjes, bleef de pop altijd lekker ruiken.
Want hij rook naar zijn moeder.
Hij had haar dan ook in zijn andere hand vastgeklemd, om haar middeltje. Ze droeg een blauw jasje en haar ledematen waren van lichtbruin katoen. Hij hield van die pop, net zoals hij van zijn moeder hield. En zijn vader, maar die had hij al heel erg lang niet meer gezien. Zelfs zo lang, dat hij soms vergat welke kleur ogen hij had. Als hij het dan aan zijn zus vroeg, zei ze altijd tegen hem dat zijn vader dezelfde groene ogen had als hijzelf. Hij knikte dan altijd braaf en deed alsof hij het weer wist, want die vergetelheid maakte hem bang. Niet de plek waar hij zich bevond, nee, de vergetelheid die het met zich meebracht. Hij was bang dat hij op een dag zelfs zijn eigen naam zou vergeten. Maar ook dan zou zijn zus het wel weer weten, want die wist alles.
Heel veel, in ieder geval.
Ze zaten er al een tijdje. Misschien één of twee uur. Het liefst bleef de jongen de hele dag daar zitten, want dan zou hij niet naar buiten hoeven. Niet in zijn pyjama de kou in, want hij hield niet van kou. Gemma hield ook niet van kou, dat wist hij. Dus wilde hij binnen blijven.
Iedereen was wakker. De kale man op het bed naast hun, de blonde vrouw ertegenover en zelfs de dikke man met de grijze snor was wakker. Iedereen, alle kinderen en volwassenen.
Hij wachtte. Hij wachtte af, totdat ze gingen roepen. Ze riepen namen van kinderen, vrouwen, mannen, bejaarden. Namen van mensen. Als je naam geroepen werd, moest je met de Grote Kerels mee, had zijn zus hem verteld. Wat er daarna gebeuren zou, wist ze niet, want ze had die mensen nooit meer terug gezien. Daarom fantaseerden ze erover. Dan dachten ze aan een mooie plek, met een strand en een zee. Een warme zon, een fijn bed. Lekker eten en drinken. Dan vergaten ze het droge brood en het vieze water even en dachten ze alleen aan waar die mensen heen zouden gaan. Misschien, dacht hij, gingen ze wel met het vliegtuig. Hij had er nog nooit één in het echt gezien, alleen maar op de televisie bij één van zijn vriendjes. Zelf hadden ze nooit een televisie gehad, maar zijn vriendje wel en daar had hij een vliegtuig gezien. Een hele grote. Ooit wilde hij zelf in zo’n vliegtuig zitten, hoog boven de wolken. Weg van de koude grond en zonder pyjama. Gewoon in zijn eigen kleren en met zijn eigen sokken en schoenen. Niet op blote voeten, dat was ook te koud.
Het duurde lang. Ontzettend lang. Hij vond wachten niet erg, want dan hoefde hij de kou niet in, maar hij vond het ook een beetje saai. Meestal deed hij spelletjes met Gemma, speelde hij met de pop of vertelde ze hem mooie verhalen. Verhalen, over dieren. Hij hield van dieren, heel veel en dan vooral van wolven. Altijd had hij ze al bewonderd. Ze waren snel, mooi en hadden een warme vacht. En met volle maan, maakten ze mooie geluiden naar hun voorouders in de hemel. Naar de sterren. Want elke voorouder, was een ster. Dat had Gemma verteld. Voorouders waren de opa’s en oma’s van hun opa’s en oma’s, dat wist hij. Voorouders kende je meestal niet, maar je wist dat ze er waren. Je hoefde alleen maar naar boven te kijken, naar de sterrenhemel. Gemma vertelde hem ook vaak over de oceaan. Over vissen, zeemeerminnen en krabben. Over magische planten met genezende krachten. De verhalen over de zeemeerminnen vond hij het leukst, want daar zat altijd iets speciaals aan. Iets magisch, vond hij. Het wekte kriebeltjes op in zijn buik als hij erover nadacht, zo spannend waren die verhalen. En leuk, want dan verveelde hij zich niet en Gemma kon heel erg mooi vertellen. De pop vond het ook altijd heel leuk, dat wist hij, want dan was ze stil. Ze had nog nooit gepraat, maar als ze stil was, wist hij dat, ook al zei ze sowieso nooit iets.
Net toen hij besloot om zijn zus te vragen om een verhaal, werd er luid op de deur van de slaapzaal geklopt. Het galmde door het hele vertrek heen, wat maakte dat iedereen muisstil werd. Iedereen ging in de kleermakerszit op zijn of haar bed zitten en staarde naar de deur. Echt iedereen, zelfs de dikke man met de grijze snor. Ook hij staarde naar de metalen deur, die langzaam openging.
Er stonden twee mannen in de opening. Zoals altijd had de één een papier in zijn hand en had de ander een pistool. Dat wist hij, want dat had hij geleerd van de verhalen over cowboys.
De man met het papier in zijn hand, beter bekend als Grote Kerel één, deed een stap naar voren en schraapte zijn keel. Harry kroop wat dichter tegen Gemma aan en hield zijn pop wat steviger vast. De man begon namen voor te lezen. Bij elke nam bewoog er iemand uit de zaal en liep naar voren. Hij of zij moest dan aan de linkerkant van Grote Kerel twee gaan staan, om te wachtten totdat iedereen was omgeroepen. Daarna gingen ze weg, ver weg van hier.
“Mabel Castlemay,” riep de man, waarop een vrouw die halverwege het vertrek op een bed zat begon te huilen. Stilletjes staarde hij naar haar, terwijl ze langzaam en snikkend naar Grote Kerel twee toeliep en naast de inmiddels tien mensen ging staan. Hij wist, uit ervaring, dat er nu nog zo’n twee tot drie aan de beurt waren. De man ging onverstoord verder.
“Gemma Styles.” Met een ruk keek de jongen opzij naar zijn zus. Haar ogen waren groot geworden, angstig keek ze terug. Harry hield haar stevig vast, terwijl ze van het bed opstond. Hij hield haar vast, al die tijd. In de ene hand zijn pop, in de andere zijn zus.
“Ik ook?” fluisterde hij zachtjes naar haar, waarop ze haar schouders ophaalde. Iedereen keek inmiddels hun kant op, omdat ze niet opschoten. Omdat Gemma niet opschoot.
“Ik ga het wel vragen. Wacht hier.” De kleine jongen knikte, ging terug op het bed zitten met zijn pop stevig vastgeklemd terwijl zijn zus naar de Grote Kerels toe liep. Hun bed stond vrij ver achterin, dus het duurde best wel lang. Zodra ze er was, zag hij hoe ze met Grote Kerel één praatte. Hij zag hoe die op het papier keek, hij zag hoe hij knikte.
Mocht hij ook mee?
“Harry Styles,” werd er vervolgens geroepen. Zijn hart maakte een sprongetje, waarna hij zo snel mogelijk naar Gemma toeliep, samen met de pop. Zodra hij er was, pakte hij de hand van zijn zus weer stevig vast. Er werd vervolgens nog één vrouw omgeroepen, waarna ze konden gaan.
In een lange rij liepen ze achter Grote Kerel één aan. De andere liep achter hen, zodat ze de goede kant opgingen, dacht hij. Ze liepen een lange gang door, een deur door, nog een gang en weer een deur, waar ze de koude buitenlucht begroetten. Harry was al een tijdje niet buiten geweest en kneep zijn oogjes dicht tegen het nog altijd felle licht. De bries speelde met hun haren terwijl ze verder liepen en de kleine jongen begon het steeds spannender te vinden.
“Wat een avontuur, nu al,” siste hij tegen zijn zus, die driftig knikte. Ze liepen nog een tijdje door, waarna een klein gebouw in zicht kwam. Het was wit en kaal, met een simpel zwart dak en een massieve deur. Alle verhalen van Gemma spookten door zijn hoofd, alle fantasieën namen zijn gedachten over, toen ze er naar binnen gingen. Langzaam, in een perfecte rij.
Het paste precies.
De ruimte was aardig klein. Hij zag niet veel, behalve dat het voor hem leek op een enorme wasplek. Zoiets. Hij wist het niet.
Gemma sloot haar armen om hem heen, waarna ze samen tegen één van de vier witte muren gingen staan. Het was nog aardig warm in het vertrek en er waren geen enkele ramen te bekennen.
“Ik denk dat ze ons klaarmaken voor de reis naar de zon. Of het vliegtuig.” Gemma knikte.
“Ja. Ja, dat denk ik ook.” Opgewonden keek de kleine jongen rond na de bevestiging van zijn zus. Hij tilde zijn pop omhoog, zodat die ook beter kon kijken en werd warm gehouden door de armen van zijn grote zus. Haar warmte.
Toen de deur dichtging en het donker werd, verwachtte hij van alles. Hij bleef stil, net zoals Gemma en wachtte op het licht dat aan zou gaan. Misschien muziek dat af zou gaan spelen. Hij wachtte en wachtte, opgewonden fantaserend over al het leuks dat nu zou kunnen gaan gebeuren. Zijn pop had hij nog steeds opgetild, zodat die ook alles van dichtbij mee zou kunnen maken.
Echt alles.
***
Rook steeg op van de brandstapels. Dikke, zwarte rook. De enorme stank die het met zich meebracht, was niet te omschrijven. Nog steeds niet. Er was niemand die dat kon.
Het enige uit de kamer wat niet in het brandende vuur lag, was de pop. Die was naar de opslagplaats gegaan. De pop was uit de kamer gekomen.
Zij was de enige in alle drie de afschuwelijke jaren.
Reacties:
....
Ik ben sprakeloos.
Ik heb geen grappige comment hierop.
Dit is gewoon fantastisch.
Kusss
*staart met verzegelde lippen naar het scherm*
Ik had net een stukje uit "The boy in the striped pyjamas" gezien en gosh..
Ik zag kleine Harry gewoon voor me uit wandelen alsof ik hem kon aanraken. Jij bent de énige die mij kan raken met die perspectief.
Hoe jij schrijft. DIT schrijft, is gewoon prachtig.
Wreed en zo vreselijk mooi!
Drink up my hearties
xoxo
Respect. Respect. RESPECT!
Nee, serieus. Hier heb ik echt respect voor dat je dit durft te schrijven. En kan schrijven.
Want dit was echt goed. En mooi. En ik leefde zo erg mee met kleine Harry.
Echt diepe respect Cynthia!
Wauww
.....wauw.....
wauw.....wauw....
Heb ik al gezegd dat je amazing bent?
Echt dit is zo...aangrijpend!
Hallelujah!
Goed gedaan!