Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Spring Nicht [3-Shot] » Één.

Spring Nicht [3-Shot]

27 juni 2013 - 17:20

833

6

441



Één.

Het was koud op straat. Niet van die ijzige kou die je in de winter voelde, waarbij je het liefst de hele dag binnen bleef en voor de houtkachel ging zitten, maar toch. De gure wind van die avond was wel degelijk aanwezig en alle mensen die zich op dat moment buitenshuis bevonden, voelden dat dan ook. Dit bracht sjaals en dikke winterjassen met zich mee, samen met de wens om veilig thuis te zitten. Meestal.
Voor hem niet.
Hij stond daar, hoog boven de daken. Hoogtevrees had hij niet en dat was maar goed ook, want hij wist dat dat misschien het enige geweest zou zijn dat hem had kunnen stoppen. Misschien. Maar misschien ook niet. De wind speelde met zijn haren, liet kippenvel ontstaan over zijn gehele lichaam. Het maakte hem niets uit, hij negeerde het. Het enige waar hij nu nog oog voor had, op dat moment, waren de lichten. Felle, gekleurde lichten die de stad sierden. Hij was speciaal hiernaar toe gereisd, om deze te zien. Het zou het laatste doel in zijn leven zijn, die toch al bestond uit verdriet en teleurstelling. Maar vanavond niet, vanavond zou de eerste en laatste keer zijn dat hij zijn doel daadwerkelijk zou bereiken. Vanavond was het zijn moment om te schitteren, daar, hoog boven de daken. Hij keek naar de mensen. Hij keek naar de voorbijkomende auto's. Alles leek klein, ver weg en onbereikbaar. Het was niet erg, voor hem niet, omdat hij het liefst alleen wilde zijn met zijn moment. Langzaam zag hij de stad tot leven komen. De gekleurde lichten van de vele, hoge gebouwen die de stad Berlijn sierden sprongen één voor één aan en wierpen een prachtige schittering over de straten. Hij vond ze mooi, heel mooi en tegelijkertijd haatte hij ze. Verachtte hij ze. Niet alleen de lichten, maar ook de gebouwen. De mensen. Vooral de mensen. Het waren zij die zijn leven tot een grote teleurstelling hadden gemaakt. Het waren zij die ervoor hadden gezorgd dat hij durfde te dromen. Diezelfde dromen, diezelfde hoop, had ervoor gezorgd dat alles aan duigen viel. Dromen over liefde, succes, geld, een baan. Een gezin. Alles was aan duigen gevallen door diezelfde mensen. Door hem.
Hij deed een stap dichter naar de rand zodra zijn gedachten versprongen naar die bepaalde persoon. Een stap dichter naar het einde. Hij wist, ook al zou het straks allemaal over zijn, hij nu niet kon ontkomen aan die gedachten. Die gedachten, die over die ene jongen gingen.
Zijn enige liefde ooit.
Hij snapte niets van liefde. Daar kwam hij achter na de eerste paar dagen, nadat hij hem had ontmoet. Hij geloofde nooit zo in liefde op het eerste gezicht, behalve bij die éne jongen. Diezelfde jongen was mede een reden dat hij hierboven stond. Hun liefde. Onbeantwoord en toch zo werkelijk. Hij was bij hem thuis geweest, heel erg vaak. In zijn appartement, zijn keuken en zijn slaapkamer. Hij was blijven eten, logeren. Het was te mooi om waar te zijn. En dat was ook precies het probleem, dat het te mooi was. Want als iets mooi is, heel mooi, is het verlies des te erger. Veel en veel erger, dacht hij bij zichzelf. Zijn dromen waren aan duigen gevallen, uit elkaar gespat, tot er helemaal niets meer van over bleef. Zelfs de jongen niet.

''Wie als eerste boven is!'' Zodra hij het had geroepen, begon de jongen te rennen. Zijn dreadlocks wiegden ritmisch mee op de wind, terwijl hij de heuvel beklom. Algauw werd hij gevolgd door zijn vriend, was het niet op een langzamer tempo dan Tom.
Na enkele minuten was deze dan ook al boven, waarna hij zich hijgend omdraaide en keek hoe zijn vriend de laatste meters klauterend aflegde. Zodra ook hij boven was, lieten ze zich in het koude gras vallen, genietend van de zonnestralen die hun gezichten streelden.
"Dat was niet eerlijk," klaagde de verliezer uiteindelijk tegen Tom. Deze begon te grijnzen, waarna hij omhoog kwam en zichzelf op zijn elleboog overeind hield. Zijn bruine ogen vonden het andere paar en een schittering leek zich tussen de jongens te voltrekken, alsof je de chemie kon zien.
"Ik had toch gewonnen," betoogde Tom, waarna hij zich naar voren boog en zijn vriend een kus gaf.
"Wedden van niet." Een tikje op Tom's neus volgde, blosjes ontstonden op diens wangen.
"Nou en. Ik hou wel van je, hoor," fluisterde hij, waarna ze verzonken in een eeuwig durende kus.


De lichten begonnen naar hem te schreeuwen. Eerst zachtjes, maar later steeds harder en harder. Zijn blik gleed naar beneden, naar de mensen. Hij wist waarom ze daar stonden, op een kluitje, in de gure wind. Ze stonden daar voor hem. Steeds meer kwamen kijken, wilden weten wat er aan de hand was. Hij voelde de neiging ze de vinger te geven, maar hij deed het niet. Hij gaf niet toe aan zijn zwaktes, negeerde zijn innerlijke demonen. Hij zou wachten tot de jongen er was. Ook al duurde het de hele nacht, hij zou wachten.


Reacties:

1 2

tamarastyles
tamarastyles zei op 28 juni 2013 - 7:14:
Ik vind dit wel een mooi hoofdstuk.
Melding?