Hoofdcategorieën
Home » Overige » The Loriën Lecacy » Hoofstuk 4. Denunciëren
The Loriën Lecacy
Hoofstuk 4. Denunciëren
Ooit eens een mokerslag in je buik of gezicht gehad? Zal wel niet, meestal gebruiken mensen het figuurlijk bedoeld. Maar ben ik een mens? Nee, ik ben een Loriër. Een alien. En er bevonden zich minstens drie aliens naast mij: Ella, nummer Tien desnoods, Crayton haar Cêpaan, en Adelina míjn Cêpaan. Doodse stilte. Ella keek mij aan. We zaten naast elkaar nadat zij zichzelf over Crayton en Adelina heen had gewerkt.
‘Hé,’ begroette ze me opgewekt. ‘Ik heb nog nooit een andere Garde ontmoet. Ik was zelfs niet in aanmerking gekomen, behalve nu dan…’ Verlegen begon ze te blozen, en keek mij aan.
Nummer Tien desnoods. Al die tijd had ik geweten dat er negen Gardes waren. Drie waren er dood. We waren nog maar met zijn zessen, en schouder aan schouder zouden we vechten tegen hetgeen wat ons dreigde te vermoorden. Ik begroette haar niet terug.
Verbluft.
Ik keek strak voor me uit. Star.
‘Hallo?’ Het kleine handje van Ella zwaaide voor mijn gezicht. ‘Geen begroeting terug?’
Ik schudde mijn hoofd, nog altijd star en héél strak. Haast precies gemeten.
We stonden daar, voor mijn beeld dat zwart was, schouder aan schouder. Nummer Zes, het meisje met de donkere haren en hazelnoot kleurige ogen met blauwgroene tinten erin. John Smith, nummer Vier, die met zijn donkerblonde haren en prachtige ogen voor zich uitkeek. Hij stond naast een meisje, ik nam aan Nummer Vijf, die haar blonde haren opgestoken had. Naast Vijf stond dus Nummer Zes, even prachtig als de andere twee die op haar voorgingen. De eerste drie bevonden zich niet in, in elk geval. Naast Zes stond ik, het lelijkst van hen allen. Uitgemergeld leek het wel, diep van binnen in elk geval. Ik straalde een zelfverzekerde gloed uit. Ik was waziger dan de rest, waarschijnlijk omdat ik gewoon naar mezelf keek.
Naast mij bevond Acht zich. Joost mag weten of hij degene is die zich in India bevond, of dat het de jongen naast hem is, Negen. Negen was gespierd, groot, wat erg intimiderend was tegenover de anderen. Hij had lang zwart haar, gebonden in een strak staartje, waarmee ik gelijk wilde gaan spotten. Maar ik deed het niet.
Acht integendeel was… knap. Echt iemand die géén pijn deed aan je ogen. Lang, zwart haar. Diepgroene ogen waarin ik haast dreigde te verzinken, en een atletisch opgebouwd lichaam. Hij zag er als een tiener uit. Nou, een puber zouden we zeggen. Rond de… Zestien à zeventien jaar? Ik gokte maar wat.
Schouder aan schouder, wij zessen. En plots… Een felle lichtflits. Enorm fel. Mijn ogen werden verblind, en plots… Ella. Ze doemde naast Negen op, en grijnsde lichtjes. Kastanjebruine haren, en bruine ogen. Elfjarig, tot twaalfjarig. Ik schatte haar in als dertien jaar, maar ja. Schijn bedriegt.
Een Aeternus fluisterde een zachte stem in mijn hoofd. Voor altijd… vertaalde diezelfde stem niet veel later. Ik sloot mijn ogen, en probeerde de stem weg te denken.
‘Hallo, Marina? Je hoorde wel wat ik net zei.’ Adelina had zich over Ella heen gebogen. ‘Herhaal.’
‘Een Aeternus.’ Ik keek haar strak aan. ‘Voor altijd.’
Goedkeurend knikte Adelina. ‘Ja,’ antwoordde Ella, met nog altijd blosjes op haar wangen van schaamte. Ze keek naar mij. ‘Ik ben een Aeternus, dus ik kan van leeftijden veranderen. Waar dacht je zonet eigenlijk aan?’ vroeg ze nieuwsgierig, en keek mij aan.
Ik schudde mijn hoofd ten teken dat ik dat voor mezelf hield, en glimlachte vlug. ‘Iets.’ Ik vond mezelf paranoïde worden. Gewoon paranoïde.
Ik wreef eventjes over mijn linkerslaap heen, en zuchtte toen diep. ‘Aeternus… Interessant. Je bent dus voor eeuwig?’ wilde ik weten, en keek haar aan. Het was erg… stom als Ella voor eeuwig zou kunnen leven terwijl de andere Gardes misschien wel een kortere levensverwachting hadden. Volgens Adelina hadden Loriërs een levensverwachting rond de tweehonderd jaar, maar Ella? Nee hoor, Ella had daar geen aandacht aan gegeven en negeerde dat.
‘Moet ik nog meer weten?’
Ella knikte eventjes, en boog zich voorover. Daar, onder de stoel waar Commandant Sharma zat, lag een piepklein muisje. Ik krabde eventjes in mijn nek, en fronste mijn wenkbrauwen. Ongemakkelijk hielp ik Ella met het muisje pakken, en zuchtte diep.
‘Wat moeten we met een m…’ Voordat ik uitgesproken was lag er een slang op mijn schoot. De neiging om hem weg te slaan heerste er, maar het was zonet nog een… M… Muis…. ‘Waarom ineens een slang?’ stamelde ik naar Ella, en raakte het glibberige slangetje aan. Toen werd het een piepkleine mug, en kriebelde het op mijn arm.
Ella lachte al die tijd, en zei telkens een zachte naam. Toen keek ze ernstig op. ‘Je zult dit moeten geloven, oké? Beloof dat je me niet gaat uitlachen.’ Het klonk alsof ook zíj doorhad dat ik een beetje paranoïde werd.
‘Goed dan,’ beloofde ik haar, en knikte.
‘Nou, ik was nog een baby toen we naar Loriën gingen. Je kunt je er niets over herinneren — over mij, hè? Ik zat in een ander ruimteschip, op een andere brandstof, maar we hebben het wel gered. Samen met een aantal Chimaera’s. Dit is onder anderen een Chimaera, maar bij een ander nummer scheen ook nog een Chimaera te zijn die hem beschermt. Dit is Olivia.
Crayton en ik moesten halsoverkop, nou ja, alleen Crayton, naar het ruimteschip gaan. Ik was de opvolger van… Loridas, me dunkt. Ik ben er voor eeuwig…’ Ella had al die tijd een ernstige ondertoon. Ook had ze een ernstige blik. Voor een… Elf, twaalf of dertienjarige was Ella enorm serieus en snapte ze het doel van deze oorlog al helemaal.
Ademloos keek ik haar aan. Zo een goed begrip. Zo een mooie uitleg. Wauw, echt een grote bewondering. Het spatte zelfs van mijn gezicht af, die bewondering. Ik keek haar aan, en glimlachte toen eventjes. ‘Welkom dan in elk geval. Welkom bij de Garde.’ Het klonk alsof ík degene was die de “baas” was van de Garde, maar ja. Iemand moest Ella toch in de Garde opnemen — niet dat ze dan niet in de Garde zou zitten, hoe dan ook, ze zou erin zitten.
Crayton legde de dingen nog wat gemakkelijker en soepeler uit. Hij was haar officieuze Cêpaan, maar ze moesten halsoverkop naar het ruimte schip — zoals Ella al had uitgelegd. Loridas had haar als de tiende Gardelid uitgekozen. Maar er was geen tijd om Crayton officieel te maken. Alsnog is hij haar Cêpaan.
Adelina luisterde geboeid; het was zo lang geleden voor haar dat er interessante verhalen werden uitgewisseld. Maar toen waren het nog goddelijke verhalen.
Wij waren aliens. Aliens die boven het bovennatuurlijke uitgingen. Wij waren sterker. Wij hadden krachten waarvan een mens slechts kon dromen. Wij waren hun dromen. Hun redders. Hun bondgenoten.
De auto maakte een scherpe bocht. ‘Trouwens, ik moest jullie volgens Vishnu een begroeting geven.’ Ella keek verbaasd naar de Commandant, en fronste haar wenkbrauwen. Crayton boog zich voorover, maar Adelina nam het woord voordat hij dat kon doen. Maar ze waren één mond, want ze hadden dezelfde vraag, misschien in een andere woordkeuze.
‘Hoe luidt die boodschap dan wel niet?’ vroeg Adelina.
De Commandant schraapte zijn keel, en zei toen: ‘“Welkom in India, ik ben Acht en verwachtte jullie al zeer lange tijd. Welkom.”’
Acht… Nummer Acht. Dat was dus die knappe jongen wiens ogen zó aantrekkelijk waren. Ik smolt alleen al weg bij de herinnering aan hem, die nog helder en scherp was. Zijn lichaam leek geschetst: zijn atletische bouw zorgde voor mooie schaduw in zijn kleren. Zijn ogen leken nóg dieper dan ze waren toen ik de échte herinnering voor me had.
‘Heeft hij ook een schuilnaam of iets dergelijks?’ vroeg Crayton.
‘Vishnu, maar hij had ook een schuilnaam ja. Joseph of Naveen.’ Commandant Sharma keek via de achteruitkijkspiegel naar ons, en glimlachte even ongemakkelijk. Ik schatte hem in als een persoon die geen geluk had qua familie en liefde, maar wél in zijn beroep. Hij zou niet van fysiek contact houden.
Joseph of Naveen. De herinnering kwam weer in mij terug, en ik begon Acht wat gebiologeerd te bekijken. Joseph paste eerder bij hem. Maar Naveen was geen slechte naam. Met een zwakke glimlach zwaaide ik naar Acht, voordat hij verdween en ik weer naast Ella zat die met Olivia aan het spelen was.
‘Acht…’ fluisterde ik zachtjes tegen het raampje aan, en legde mijn hoofd ertegenaan. Deze dromen waren… slecht. Ze hoorden niet in míjn hoofd te zijn. Adelina zei altijd dat er één iemand was die de taak van Pittacus Lore op zich moest nemen. Diegene kon ook met een Mogador contact leggen, of andersom. Maar gelukkig was dat nog niet gebeurd. Maar toch… Ík kon het niet zijn. Ik was maar een zwakke leider. Dit was gewoon mijn verbeelding. Een instinct of iets dergelijks. Ik drukte mijn hoofd steeds harder tegen het raampje aan tot het gekneld voelde.
Ella lachte en Olivia kraaide in verschillende dierentalen. Ik vond het wel schattig. Crayton keek toe, en Adelina nam de omgeving op. Ze hield haar mobiel strak omklemd. ‘Zeg Adel, was Crayton degene met wie je de hele tijd stond te bellen en te praten.’ Lichtpuntje, lichtpuntje. ‘En was hij ook degene met wie je stond te praten op de dag van onze komst op Aarde?’ vroeg ik.
‘Ja.’
Het antwoord was zacht, teder, liefkozend. Adelina keek naar de grond, en zuchtte eventjes hoorbaar. ‘Ja schat. Hoe heb je dat gedaan? Hóé wist je überhaupt dat ik met iemand stond te praten op de dag van onze komst op Aarde?’
Ik glimlachte ongemakkelijk, maar hield me stil, al wilde ik haar dolgraag vertellen over mijn maar al te rare dromen. Drie paar ogen staarden me aan, in de hoop een antwoord te krijgen, maar die kregen ze niet. Het enige wat ze kregen was een glimlach die een ongemakkelijke tint had.
Sharma stapte uit, en deed de deur bij mijn kant open. ‘Snel uitstappen en ga naar die,’ zei hij, zonder te zeggen waar “die” naar verwees. ‘Die auto,’ voegde hij er nog snel aan toe, en wees driftig. Om ons heen klonken verschillende ontploffingen.
‘We moeten snel zijn. Dit is het verzet dat tegen Vishnu is, dus ook jullie wil vermoorden omdat jullie bij hem horen.’ Adelina keek naar hem, en kneep haar ogen samen. ‘Niet dat ze van jullie afkomst weten.’
We renden naar de andere auto toe, en toen riep Sharma: ‘Hij is gekaapt van het verzet!’ Uitgebreid grijnsde hij, trots en smalend, en stapte in. Hij was een snelle renner, niet sneller dan mij en Ella, maar wel snel voor een mens. Hij had de deur dichtgeklapt, de sleutel in het contact gestoken, en racete weg.
‘Waarom willen ze Vishnu vermoorden?’ vroeg Ella.
‘Omdat ze denken dat hij een nepper is of iets dergelijks,’ antwoordde de Commandant vlug, en maakte weer een scherpe bocht naar links. We schrokken eventjes. ‘Hij is in de toppen van de Himalaya, dus we moeten daar als een speer heen gaan of we worden geroosterd door prachtbommen.’
Het verbaasde me enorm dat hij nog durfde te zeggen dat het “prachtbommen” waren. Ik kneep mijn ogen samen tegen lichtflitsen die oplichtten zodra een bom ontplofte. Crayton en Adelina hijgden enorm hard, Ella redelijk en ik amper. We staarden naar buiten, naar de ontploffende bommen om ons heen, en krompen een aantal keer in elkaar. ‘Bukken!’
Crayton en Adelina bukten, Ella net iets te laat maar op tijd, en ik helemaal niet. Ik was nieuwsgierig naar wat er gebeurde. Crayton was haast opgesprongen, en drukte mijn hoofd omlaag. Ruw nog wel, maar ik begreep het. Ik wilde immers niet geraakt worden door een kogel en vervolgens dood gaan, zonder dat het door Mogs kwam.
Ik wilde het as van de Mogs in mijn handen houden. Ik wilde hen verpulveren voor wat ze dat meisje in het vliegtuig hadden aangedaan. Ik wilde de sexy vrouw keer op keer martelen zoals de Mogs al jarenlang bij ons doen. Ons achterna zitten, opjagen, en ga zo maar door. En nu wil ik hen opjagen, het achterna zitten, hen doden. Ik wilde het, allemaal.
De kogels vlogen door de ruiten heen. Stukken glas vielen op mijn ontblote armen, en één enkele kwam zelfs wat verder in mijn vel. Maar daar merkte ik niets van, zo erg concentreerde ik me op het idee dat ik de Mogs in mijn handen kon nemen en hen kon verpulveren. Er drong nog een stukje glas in mijn arm, nog altijd geen pijn. Ella kermde van de pijn toen er bij haar een stuk glas in haar bovenarm drong. Er werd nog altijd geschoten. Ik keek haar bezorgd aan, maar kon mijn hand niet uitsteken, al wilde ik het nog zo graag.
Ik merkte dat ik veel wilde. Enorm veel. De helft van mijn gedachten begon dan ook met “ik wil” en “ik wilde”, merkte ik vlak daarna. Nog altijd kermde Ella, bewoog van de rugleuning naar onderen, en kreunde. Ze fluisterde zo af en toe om hulp. Nu pas merkte ik dat er maarliefst een stuk of acht stukken glas in haar vlees waren gedrongen. Ze kermde nog harder toen er een negende bijkwam, en werd toen onder de stoel gedrukt. ‘Marina, kalmeer Ella,’ sprak Crayton mij aan, ‘dan gaan Adelina, Sharma en ik terugschieten.’ Ik had nooit verwacht dat Crayton Adelina zo ver had gekregen dat ze zou gaan schieten op ménsen desnoods. Maar ik hield braafjes mijn mond, en knikte alleen. Samen met Ella ging ik achter de stoelen zitten, op de beklede vloer van de auto. Ik had de voorste stoelen wat meer naar voren geduwd toen ik eenmaal merkte dat dat kon.
‘Gaat het?’ Domme vraag. Natuurlijk ging het niet met haar.
Ze beet op haar onderlip, en liet die toen met rust. Met samengeperste lippen door de pijn knikte ze, en keek even weg. ‘Stom me, op mijn been,’ zei ze toen plots. ‘Het schijnt dat je maar op één plek pijn kan hebben.’ Toen glimlachte ze eventjes.
Ik twijfelde. Mijn stomp zou ten eerste niet hard aankomen, ten tweede, ik ga niemand slaan die al genoeg pijn had. ‘Nee, sorry Ella.’
Ze keek naar de grond, en ging voor zover ze kon in een kleermakerszit zitten. Ik glimlachte eventjes, en bukte wat verder naar de grond. Uiteindelijk ging ik languit zitten, ontweek net Ella met mijn lange benen, en luisterde ademloos naar de schoten om ons heen.
We krompen een aantal keer in elkaar. Er weerklonken al minder schoten dan net, en we hoorden regelmatig wat commando’s die werden geblaft door Adelina, Crayton of Sharma. Dan krompen we nog meer in elkaar.
‘Hoe voelt het eigenlijk om een vroeg nummer te zijn?’
Ik keek naar Ella.
‘Ik bedoel, na Vier komt Vijf, dan Zes, en dan jij.’
Ik haalde mijn schouders op. Ik had er weinig moeite mee — met Adelina was het een makkie.
‘Ik heb er weinig baat bij. Drie nummers, Ella, drie. En we zijn met zijn zevenen, met jou erbij. Als we ons verenigen, met zijn zevenen, zijn we onverslaanbaar.’ Ik beloofde haar eigenlijk iets, zo voelde het in elk geval.
Ella glimlachte, gerustgesteld waarschijnlijk. Ik staarde een poos lang naar haar bovenarm, waar flinke stukken glas in zaten. Plots slaakte ze een gil. ‘O mijn god, Marina, je hand!’ gilde ze. Ik volgde haar blik naar mijn rechterhand, en zag dat er flinke stukken glas in zaten. Ik beet op mijn onderlip, niet zo zeer door ze pijn, maar meer door de verbazing dat ik dat al die tijd niet had opgemerkt.
‘O…’ zei ik droogjes, en plukte de glasscherven uit mijn hand. Geen pijn, alleen een pijnscheut. Ja, oké, ik moet dat meetellen als pijn. Maar het deed niet zo zeer pijn, maar ik had er geen ander woord voor. Ik was vaak… woordloos. Vooral doordat ik meer peinsde en keek, dan praten en luisteren.
Ella fronste haar wenkbrauwen, verbluft, en vroeg zacht: ‘Hoe deed je dat, zonder vertoning van pijn.’ Ik merkte op dat ze meer een… prater was. Naast haar ontwaakte Olivia — die wel erg vast sliep in dat geval — van haar slaap. De Chimaera was veranderd in een klein, klein kittentje en miauwde luid. Ik gebaarde Olivia haar mond te houden. Ella’s zachte stem kalmeerde Olivia redelijk, goed genoeg dat ze niet meer om de tien seconden miauwde, maar nu om de vijf minuten. Luid, dat nog wel.
‘Dat deed ik door mijn lichaam te vullen met haat voor de Mogs,’ vertelde ik Ella. ‘Het helpt, echt waar.’ Ik spuugde door mijn vingers heen, naar de voorste stoelen, en grijnsde eventjes. ‘Ik lieg niet.’
Ella grijnsde eventjes, en kneep haar ogen dicht. Ze bewoog haar hand naar de dichtstbijzijnde glasscherf die ze kon vinden, en kneep hem eruit — zonder geluk.
Een luide gil overstemde de schoten. Ik hoorde Adelina schreeuwen naar Crayton dat ze alles ging checken bij ons, maar er weerklonk een luide gil van haar. Ze lag daar, op de grond. Ze had een kogelschot in haar schouder. ‘Adelina!’ gilde ik hard, en stapte de auto uit. Ze werd al weggesleept door Crayton en een man die bij commandant Sharma hoorde. De kogelschoten suisden rond mijn oren.
Mijn aandacht was maar bij één ding: Adelina. Ik schreeuwde haar naam een aantal keer, en zag hoe de strak verband om haar schouder heen kreeg. Ze vertoonde geen tekenen van pijn. Ze grijnsde alleen, breed. Het leek alsof de pijn haar doel elke keer weer een beetje versterkte. Ze pakte het geweer met haar goede hand.
‘Adelina!’ schreeuwde ik naar haar, en zag dat haar ogen naar mij toe flitsten.
‘Marina! Terug!’ Ze hief haar geweer op, en schoot naar mij. De kogel suisde op nog geen drie centimeter afstand van mij langs me heen, en raakte iemand die mij van achteren wilde benaderen.
Ze knipoogde.
Weer rende ik terug, tachtig kilometer per uur, zoiets.
Ella had alle glasscherven uit haar arm getrokken, en vertelde me: ‘Dat heb ik gedaan terwijl jij zo aan het schreeuwen was. Je hoorde me niet gillen, dus ik vond het wel een perfecte timing.’ Vlug knipoogde ze, net zoals Adelina net naar me deed, en wreef over haar bovenarm. Er zaten flinke krassen in, enorm diep.
‘Hoe gaat het met jouw telekinese?’ vroeg ik voorzichtig. Vrijwel gelijk keek ze treurig op.
‘Ik ben nog maar twaalf, nog niet goed dus,’ zei ze zachtjes, en trok haar knieën op. Haar gezicht vertrok even pijnlijk, maar ze ontspande zich al snel. Ik keek onder de stoelen, en zag een klein rolletje verband.
‘Hier,’ zei ik tegen haar, en glimlachte. ‘Ik zal het wel snel om je arm heen doen.’ Met mijn vlugge vingers wist ik het verband binnen één minuut om te brengen, snel en vakkundig. We glimlachten naar elkaar.
Ik was blij dat ik een nieuwe Garde had ontmoet. Ze keek mij aan, en glimlachte. Waarschijnlijk dacht ze hetzelfde als ik. Zo bleven we een poosje zitten. Ik neuriede een klein deuntje, Ella trommelde zenuwachtig met haar vingers, en we lachten. De schoten waren gestopt, er weerklonk alleen nog wat geschreeuw. ‘Wacht.’ Ik ging op mijn knieën zitten, en keek uit het raampje. Adelina, Crayton en Sharma waren alle drie wat gewond, met Crayton in het midden wegens zijn ergste verwonding. Zijn been vertoonde drie kogelschoten, en één steekwond. Ik bleef zitten, en vertelde Ella alleen maar dat ze hierheen kwamen.
Daar zaten we dan, beiden, wachtend. Ella werd er zenuwachtig van, dat het zo lang duurde. Ze keek me aan met een blik die boekdelen sprak. De mag-ik-nou-eens-kijken-blik. Ik schudde mijn hoofd heen en weer, en zei tegen haar: ‘Geduld is een schone…’ Ze zuchtte.
‘Zaak.’
Breed glimlachte ik, maar voelde me ergens schuldig over het feit dat ik haar niets vertelde over haar Cêpaan, die ernstig gewond was. Ik hield het verbandrolletje stevig vast, en hoorde een luide kreun achter de auto. Crayton werd daar in de kofferbak gehesen, die nog vrij breed was. Het was een pick-up, dus de kofferbak werd afgeschermd met een doek die stevig genoeg was. Ik hoorde naast mij de deur opengaan, en zag Adelina verschijnen. Haar ogen waren rooddoorlopen, waarschijnlijk doordat ze niet vaak geknipperd heeft.
‘Kan ik er ook bij?’ Ze propte zichzelf al in de auto, en ging zitten. Ella en ik gingen ook op de bank zitten.
‘W-was dat Crayton?’
‘Dat gekreun? Ja. Dat was van Crayton,’ bekende Adelina. Voordat ze kon ingrijpen, en tevens ik, klom Ella al door het gebarsten raampje naar Crayton toe. Het was daar donker. Met mijn hand versplinterde ik voorzichtig wat meer glas, en wurmde mezelf er ook doorheen. Even bleef mijn shirt haken, maar ik wurmde mezelf verder en uiteindelijk scheurde hij.
Crayton kreunde alleen maar. Ook Adelina verscheen in de kofferbak. We hoorden Sharma brommen over iets wat leek op: ‘Gewonden moeten rust hebben,’ en ‘Het bezoekuur is nog niet begonnen.’
Crayton keek naar Ella, en sloot zijn ogen melodramatisch. Ella schoot in de stress.
‘Marina!’
Ik schudde lachend mijn hoofd. ‘Hij doet maar alsof.’ Ik keek naar Crayton, die plagerig zijn tong uit zijn mond stak alsof hij letterlijk aan het sterven was. Adelina bekeek zijn wonden.
Ik gooide haar het rolletje verband toe, en ze ving hem op.
Ella grijnsde, en zei toen zachtjes: ‘Papa, je gaat dit toch wel overleven?’ Ik keek naar haar. Het was dus een vaderdochter relatie tussen hen. Ella keek naar Crayton, liefkozend. Ik kroop maar naar Adelina toe, en glimlachte. Met mijn vingers — tevens mijn vlugge vingers — rolde ik het verband rondom zijn wonden. Ergens voelde ik een rilling over mij heen kruipen toen ik zijn wond aanraakte, en een ijzige kou. Ik trok mijn vinger weg, en huiverde eventjes.
‘Komt gewoon door de wond,’ fluisterde Adelina me toe, en glimlachte geruststellend. Ze kneep in mijn schouder, en zuchtte eventjes.
Maar toch… Ergens heerste er in Adelina’s blik een soort… blik. Ik moest figuurlijk lachen, in mijn hoofd dus. Ik wist niet precies hoe ik die blik moest omschrijven.
Ella keek om de tien minuten naar Crayton, of hij nog niet op sterven lag. Als ze terug kwam, naast mij, gaf ze uitgebreid verslag over hoe het precies met Crayton ging, of hij nog pijn had, of hij nog hallucinaties had (hij zag Adelina voor als Ella, en Ella als Adelina. Mij zag hij aan voor een of andere liefde?).
Ook ik keerde me eens om om naar Crayton te kijken. We glimlachten alleen, en weer voelde ik huiveringen. Crayton gebaarde me bij de vijfde huivering naar Adelina te gaan en daar ook te blijven, aangezien hij hier liever geen braaksel had liggen, en Ella ook niet. Ik stemde ermee in, en keerde terug naar de achterbank. Langs mijn ruggengraat heerste een ijzige kou, die naar mijn vingers stroomden.
‘Kan ik ziek worden of zo?’ vroeg ik aan Adelina, bezorgd.
‘Niet dat ik weet,’ antwoordde ze.
‘O.’ Onze conversatie was drie zinnen lang, in feite twee zinnen en één letter.
Ze zuchtte eventjes, maar glimlachte. Schijnbaar werd ik een of ander dom mens tegenover haar, vergeleken met Ella. Begon ze niet te hopen dat Ella háár Garde was?
Misschien kreeg ik ook last van hallucinaties.
Sharma trapte op de rem, waardoor we naar voren vlogen, en ik met mijn hoofd tegen de stoel aan klapte. Ik kreunde eventjes, en verstond het zachte gebrom: ‘Had je maar je gordel om moeten doen.’
‘Had jij maar niet zo hard op de rem moeten trappen,’ beet ik hem toe. Hij stond even paf, maar stapte toen uit.
‘We zijn er!’ riep hij.
We stapten alle drie uit, en wisten Crayton zo ver te krijgen dat hij al hinkend en steunend op Adelina mee kon. ‘We moeten ergens een plek vinden waar we hem kunnen neerleggen,’ zei ze tegen Sharma, maar hij lachte.
‘Ach, dat joch moet zich niet aanstellen.’ Hij klapte hard met zijn hand tegen de schouder van Adelina, de gewonde, die zich gelijk in het harnas trok, en de rest van de tijd niet meer tegen Sharma praatte.
We stonden ergens midden op een berg, bij een grote vijver. Sharma ging ergens zitten, en zuchtte luid. ‘Jammer dat jullie gewond zijn, anders zou Acht jullie op proef stellen,’ verzuchtte hij, en keek naar een aantal struiken.
‘Maar, jij,’ — Sharma’s vinger priemde naar mij — ‘ben niet enorm gewond. Durf je het op te nemen tegen de almachtige Acht?’ Sharma klonk er zó zeker van dat Acht sterker was dan ik, dat ik van binnen begon te koken, en naar Sharma toe stapte. Ondertussen had ik hem door blinde woede opgetild in de lucht met mijn telekinese.
‘Dat jij een vechtersbaas bent, oké, dat hebben we zo ongeveer gemerkt. Maar ík?’ Ik kneep mijn ogen samen. ‘Maar goed,’ — ik hield mijn hand omhoog, en bekeek mijn nagels alsof ik een of ander arrogant wijf was — ‘ik neem jouw uitdaging aan.’
Mijn ogen keken rond. De omgeving was groen. Het leek wel een klein bosje op de Himalaya. Er weerklonk een harde plons, en Ella gilde: ‘In het water Marina, in het water!’ Ik keek achterom, glimlachte nog even, en maakte een perfecte duik in het water.
Mijn ogen wenden binnen drie seconden aan de donkere tinten in het water. Er scheen een fel licht schuin in het water, en golfde mee met het water, waardoor het licht een beetje werd verspreid. Achter mij zwom iemand, dat hoorde mijn scherpe gehoor. Ik draaide om mijn eigen as heen, en zag iets. Een jongen, zwart haar. Hij teleporteerde plots, en was toen achter mij. Weer een teleportatie, en weer. Net zo lang tot ik helemaal om mijn as was gedraaid als een tol met draad, en ik even niet zag. Van achteren werd ik naar voren toe geschopt, waardoor ik in de modder belandde op de bodem. Met een kwade uitdrukking draaide ik om, en zag een schilpad. Geen jongen meer, nee, een schildpad. Ik wilde even kreunen, maar merkte dat ik onderwater was, en maakte alleen een gezicht dat erop leek alsof ik aan het kreunen was.
De schilpad hapte me toe, en nog eens. Nog eens. Net zolang tot ik het een schop tegen zijn snuit aangaf, en een snerpend geluid hoorde. De schilpad transformeerde terug in een jongen, die in ademnood kwam zo snel als hij was getransformeerd.
Hij zwom naar boven toe, met zijn hand op zijn neus gedrukt. Ik merkte een bloedspoor op, en grijnsde tevreden, waarna ik weer naar boven toe zwom, en het verbaasde gezicht van Sharma opmerkte. ‘Wil jij het ook proberen, hier, op het land?’ daagde ik hem uit, en keek hem aan. De jongen kreeg van Sharma een doek toegeworpen die naast de steen lag. De jongen keerde zich naar mij toe.
Hij slikte eventjes, voordat hij nog maar iets uitbracht. ‘Goed gedaan,’ mompelde hij, en haalde de doek weg. Er zat een hele stroom met bloed rondom zijn mond, en de doek was helemaal vol gebloed. Vrijwel gelijk had ik spijt van de trap die ik de schildpad had gegeven, en keek de jongen aan.
‘Eh… We kunnen het verband even gebruiken,’ stelde ik voor. Adelina gooide het mij toe.
De jongen keek kwaad, en mompelde: ‘Hallo, hij is niet gebroken of zoiets dergelijks,’ maar nam het verband aan alsof het een oude vriend was. Hij begreep al snel waar ik op doelde.
‘Waarom moest je me nou weer op de proef stellen,’ kreunde ik zuchtend, en depte met het doekje van het verband over het gezicht van de jongen. Hij mompelde iets, iets wat leek op “gewoon” en “omdat…”. Ik schonk er geen aandacht aan, en fronste mijn wenkbrauwen gewoon.
Crayton hinkte naast Adelina naar ons toe, en wenkte ook Ella te komen. Adelina grijnsde eventjes, en keek naar de jongen. ‘Jij moet… Acht zijn?’ vroeg ze aan hem. Hij knikte eventjes, en grijnsde. Ik was weggelopen naar het heldere vijvertje om het verband wat in het water te deppen. Ik hoorde de conversatie, en grijnsde even.
‘Nee, goh, het is Drie,’ maakte ik de sarcastische opmerking, en keerde terug naar Acht om zijn mondhoeken nog bloed vrij te maken. Hij wiebelde met zijn wenkbrauw alsof hij wilde fronsen, maar maakte tegelijkertijd wel een lachend geluid. Schijnbaar vond hij het grappig.
Ik rilde eventjes bij de herinnering aan het litteken dat ik van Drie kreeg, en sloot mijn ogen terwijl ik rond bleef wrijven met het verband. Vaagjes herinnerde ik me nog de berichten.
Het ene bericht was het begin bericht, gepost door ene “Twee”: Negen, nu nog Acht. Is de rest van jullie daar nog?
Het tweede bericht deed mij huiveren. Wij zijn hier. En dat terwijl het erg… raar was. Een Garde gaat toch niet blootstellen aan de Mogs waar ze zijn? Nou, oké, ze maakt niet duidelijk wáár ze was, maar toch. De Mogs zijn misschien slim genoeg om het IP-adres op te sporen, of zoiets dergelijks.
Ik opende mijn ogen weer, en merkte wat blikken op.
‘Wat deed jíj dan weer?’ vroeg Acht. ‘Je was raar aan het brabbelen over “Negen, nu nog Acht. Is de rest van jullie daar nog?” en “Wij zijn hier”.’ Ik keek hen aan, en voelde me rood worden.
‘Ik… Ik… I…’ Acht haakte mijn zin af toen ik voor de derde keer “Ik” wilde gaan stotteren, en schudde zijn hoofd.
‘Wát was dat?’ vroeg Ella, bezorgd, maar niet kwaad.
‘Dat was een herinnering. Ik zat eens op het internet, en vond een blog. Dat eerste was de eerste reactie van ene Twee, en daarna reageerde iemand met dat tweede. Ik had er een kwartier lang over zitten te peinzen hoe ik moest reageren, maar toen kwam die tweede reactie, en vlak daarna… Kwam mijn tweede litteken…’
Er volgde weer een herinnering. Toch wist ik hem weg te werken, zodat ik de intense pijn van die herinnering niet hoefde te voelen. Ik keek naar Acht, en knipperde met mijn ogen.
‘Wauw…’ zei hij, gefascineerd nog wel. Ook Adelina knipperde met haar ogen, en dát merkte Crayton op, dus er kwam een soort… discussie.
‘Heb jij dit nooit geweten?’ vroeg hij.
Adelina zei zachtjes: ‘Nee,’ en schudde daarbij haar hoofd heen en weer.
‘Waarom niet, heeft ze je dit nooit vertelt?’ vroeg hij niet veel later, waarop hij geschud als antwoord kreeg. Hij keek naar Ella, en trok haar naar zich toe alsof hij ons voor duivels aanzag. ‘Leg eens uit, Adel?’ vroeg hij niet veel later.
‘Adelina was het doel uit haar ogen verloren, en had zich vastgeklemd aan religie, en het idee dat religie ons wel zou kunnen redden. Pas toen de Mogs ons aanvielen, én het klooster afbrandden, besefte ze wat er op het spel stond en wat we moeten doen,’ legde ik aan hen uit, en keek hen alle drie aan, behalve Adelina. Beschaamd keek ze weg, strompelde toen weg van ons. Ik keek haar verbaasd na, maar ik hoorde dat verbaasde gezicht niet te trekken. Nee, ik zou ook weglopen als iemand iets opbiechtte wat helemaal niet van belang was.
Crayton en Ella keken mij aan, wijd opengesperde ogen, maar ik negeerde het. Acht echter keek begrijpelijk naar mij, en sloeg een arm om mijn schouder heen. ‘Mijn Cêpaan werd verliefd, en verloor het ook bijna uit het oog.’
Het stelde me niet gerust. Het enige wat me écht gerust zou stellen was Adelina, die zachte woorden fluisterde en de waarheid daarmee minder hard liet aankomen. Maar zíj was zonet weggelopen door míjn fout. Door míj.
Ik rukte mezelf los uit Achts greep, dreigde met: ‘Als je wil dat ik je nog een bloedneus geef, moet je zo doorgaan,’ en rende achter Adelina aan. Haar voetsporen leidden me naar een heel eind verderop, ergens in een grot.
Het zag er griezelig uit. De muren voelden glibberig aan, en er hingen overal spinnenwebben. Ik hoorde Achts geschreeuw vlak achter me. Waarschuwingen. Waarschuwingen voor… Mogs.
Ik keek naar achteren, naar de opening van de grot waar Acht verscheen, maar net voordat hij naar binnen kon, gleden er hekken voor de opening, en zat ik opgesloten. Mogs.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.