Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » The Stepbrothers » 06. Memories
The Stepbrothers
06. Memories
Sinds vorige week zondag, de 22ste van september, de dag voordat ik weer terug naar schol moest, woont Jörg vrijwel permanent bij ons. We zijn ook al een keertje met z’n drieën uit eten geweest en Jörg heeft ook voorgesteld aan mij om een keer naar een concert te gaan van een band die ik graag wil zien. De enige band die ik op dit moment graag zou willen zien is Tokio Hotel, gewoon om te horen hoe Bill live zingt en hoe Tom live gitaar speelt, maar voor zover ik weet treden zij binnenkort nog niet op. Bill en Tom vertelden wel dat ze snel een tour zullen opzetten omdat het album al in de post-productie zit.
Jörg zit in de stoel naast de bank waar ik samen met Kuro op lig. History Channel staat hier standaard aan als ik beneden zit. Jörg die is het programma dat nu op is ook een beetje aan het volgen, maar erg geïnteresseerd lijkt hij ook niet. Mijn ma die staat in de keuken te koken, het is immers al zes uur in de middag. Het was een saaie, niet productieve dag vandaag. Ik zit nog met mijn gedachten bij de barbecue van gisteren.
“Gabi? Hoe was de barbecue eigenlijk?” vraagt Jörg alsof hij mijn gedachten kan lezen. Ik kom een beetje meer overeind en begin meteen te glimlachen bij de gedachte aan gisteren. “Het was echt super gezellig. Krista en ik hadden het voor elkaar gekregen om alle klasgenoten covers te laten spelen. En de zoons van Meneer Trümper die kwamen ook kijken. Ze waren echt heel erg aardig en ze waren zo... normaal,” ratel ik.
Ik zie alle kleur uit Jörg zijn gezicht wegtrekken. Verbaasd trek ik een wenkbrauw op. “Gaat alles goed?” vraag ik bezorgd. Jörg opent zijn mond om iets te zeggen, maar daarna sluit hij hem weer. Hij lijkt na te denken over hoe hij dat gaat verwoorden wat hij wil zeggen. Ondertussen krijgt hij ook iets van de kleur in zijn gezicht terug.
“Meneer Trümper? Gordon Trümper?” vraagt Jörg. Ik knijp even mijn ogen een beetje samen en denk na. Gordon? Ja, Gordon is Meneer Trümper zijn voornaam. “Ja,” zeg ik fronsend. Jörg knikt even en slaat zijn ogen dan neer.
“Die twee jongens die jij hebt ontmoet, zijn zoons, dat zijn zijn stiefzoons, Bill en Tom zijn mijn biologische kinderen. De twee jongens die mij niet meer willen spreken,” zegt Jörg. Ik trek een moeilijk gezicht. Dat kan ik mij echt niet voorstellen. Het lijken zulke aardige jongens. Waarom willen ze geen contact meer met Jörg? Jörg is ook echt super tof.
“Ze waren zo aardig, leken gewoon normale jongens,” zeg ik voorzichtig. Jörg knikt en slaat zijn handen in elkaar terwijl zijn ellebogen op zijn knieën liggen. Zijn hoofd hangt omlaag, ik kan zijn ogen niet zien, maar ik weet dat ze niet gelukkig staan. Misschien wel verdrietig, maar zeker gekwetst.
“Het is zo moeilijk om te bedenken dat ik een paar jaar terug nog gewoon met ze zat te praten op een bank over hoe de concerten waren gegaan. Ze waren helemaal gebroken, de jongens die ze waren, die hadden ze achtergelaten in de muziek. De muziek nam alles wat ze waren af, ze waren niet zo vrolijk meer als ze waren, ze zagen er niet zo gezond als ze ooit waren. Ik zag hoe de jongens eronder lijdden en ik kon niets doen. Simone die heeft me elke keer tegengehouden en daardoor zijn Bill en Tom mij waarschijnlijk gaan verafschuwen, omdat ik niet bij ze kon komen, omdat ik ze niet kon bereiken,” zegt Jörg met een gebroken stem. Ik krijg er ook een brok van in mijn keel. Iets zeggen durf ik niet, stel dat ik Jörg daarmee pijn doe. Ik weet het allemaal niet meer.
“Lieve schat, het is niet jouw schuld. Wij weten dat jij er voor ze wilde zijn,” zegt mijn moeder die het hoekje om is komen lopen. Ik weet dat ze het hele gesprek heeft gevolgd en ik weet dat zij het beter op kan lossen dan ik. Ik weet niet wat ik moet doen in deze situatie. Ik weet nooit wat ik moet doen. Elke keer als ik voor een moeilijke situatie kom te staan, verstijf ik.
“Kom op Gabi! Je moet wel je best doen als je überhaupt ergens wilt komen. Die lelijke kleren die je aan hebt, hah, niemand die wil naast dat lopen. Weet je wel hoe je eruit ziet?” lachten ze mij uit in de gangen. Ik keek ze altijd met een onverschillige blik aan. Het schrikte sommigen af, maar anderen werden juist meer getriggerd om iets lelijks en pijnlijks te zeggen.
“Vieze emo! Ga jezelf in een hoekje kapot zitten snijden!” riep een jongen tegen mij op het schoolplein. Ik wilde mijn mond open trekken, maar ik durfe het niet. Ik had een vriendin die zichzelf heeft gesneden. Zij leeft niet meer om het na te vertellen. Ze is nu ergens anders. Ze had pijn door mensen zoals hij. Maar nog durfe ik niets te zeggen. Ik was te bang.
“Wat moet je? Zie je niet dat ik alleen maar met normale mensen om ga?” bitchte de grootste player van de school naar mij toen ik per ongeluk tegen haar aan liep omdat ik naar mijn kluisje wilde lopen. Ik keek haar niet aan en liep gewoon door tot ik aan mijn haar terug werd getrokken. Ik gilde van de pijn en trapte meteen naar achteren toe, tegen haar scheen aan. Zij zou wel twee keer nadenken voor ze mij nog eens zo durfde aan te pakken.
“Gabi, ik moet iets opbiechten,” zei een jongen tegen mij. Hij was een van de populairdere jongens van de school, maar hij had altijd wel wat aardiger gedaan dan de rest en ik was super nieuwsgierig naar wat hij te vertellen had.
“Ik vind je al een tijdje erg leuk,” fluisterde hij in mijn oor. Ik liep meteen rood aan. Vanuit het niets werd er ineens kei hard gelachen. Zijn vrienden stonden daar allemaal. Ze keken mij aan, lachten mij uit. Woede borrelde in mij op. Ik keek de jongen, die nu met een grijns op zijn gezicht stond, kwaad en heel erg teleurgesteld aan.
“Sommige mensen verdienen het nog niet eens om serieus genomen te worden,” siste ik naar hem. Zonder dat ik het zelf door had, had ik mijn hand gebald en hem een stomp tegen zijn kaak aan gegeven. Hij bukte meteen ineen van de pijn. “Je verdiende loon,” had ik nog gezegd voordat ik weg liep van de gang en een dag later voor een week geschorst werd.
“Gabi?” klonk de zachte stem van mijn moeder. Ik keek op en zag haar met een kleine glimlach naar mij kijken. “Je was weer diep in gedachten verzonken. Jörg is even naar hem thuis om nog de laatste spullen op te halen. Vind je het erg als hij hier blijft?” vraagt mijn moeder. Ik schud mijn hoofd, maar zeg niets. Langzaam kom ik van de bank af en schuifel ik naar boven toe, naar mijn kamer.
Als ik in mijn kamer aan ben gekomen doe ik de deur achter mij dicht en gris ik meteen mijn bas uit de standaard en plof ik neer op mijn paarse deken. Mijn vingers glijden over de snaren van de bas heen. Ik hoef maar één snaar zachtjes aan te spannen en los te laten en het maakt geluid. Zo kan ik die herinneringen ook omschrijven.
De medeleerlingen zetten vanaf het begin al druk op mij en hadden die in de loop der jaren steeds verder opgebouwd. De druk moest er uiteindelijk een keertje af en jammer genoeg was Wil daar de perfecte persoon voor. Hij zette mij voor schut, dus ik zette hem voor schut. Uiteindelijk denk ik dat ik hem meer voor schut heb gezet dan hij mij voor schut heeft gezet. Hij had het verdiend. Dat vond ik toen al en dat vind ik nu nog steeds. Het is net alsof zij geen gevoel hebben. Het is net alsof ik rond loop in een wereld waar vrijwel alleen maar robots rondlopen en ik één van de weinigen ben die nog iets van gezond verstand hebben. En dat ik één van de weinigen ben die zich dingen heel goed blijft herinneren en niet makkelijk vergeet en vergeeft.
Aaaawww zielig voor hem
snel verder
xxx