Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Rette Mich [2-Shot] » Tom
Rette Mich [2-Shot]
Tom
Ich seh noch unser namen an der wand
Het had niet zo moeten lopen. Het had anders moeten gaan, beter, volgens plan. Maar niets was minder waar en daardoor ben ik beland in deze nachtmerrie. Deze gruwel. Ik had nooit gedacht dat dit iemand kon overkomen, in het echt. Er bestaan genoeg films over, er zijn genoeg boeken over geschreven en ikzelf heb er een paar van gelezen. Altijd had ik medeleven gehad met de desbetreffende personage en soms, heel soms, vond ik het ook wel grappig. Niet omdat de situatie op zich grappig was, nee, omdat het gewoon zo onwerkelijk was. Enkel geprojecteerd op ons brein, geprojecteerd door woorden. Geschreven door een ander, verzonnen door een ander.
Niet echt.
Maar hier lag ik dus, in het donker. Iedereen weet dat ik hier lig, maar niemand komt me helpen. Niemand brengt me het licht en de eeuwige zuurstof. Niemand haalt me uit deze nachtmerrie. Het is niet zo dat niemand durft, integendeel, de meesten zouden willen dat ze me eruit konden halen. Dat ze me in hun armen konden nemen en konden fluisteren dat het goed komt.
Nee, niemand haalt me eruit, omdat iedereen denkt dat ik dood ben. Iedereen, behalve hij.
Hij was de enige die me kon redden. De enige die wist dat ik nog leefde, dat mijn ziel nog bestond en dat mijn lichaam nog in tact was. Hij had mijn lot in zijn handen genomen, beloofd dat hij erom zou denken, ervan zou houden. Beloofd altijd bij me te blijven.
Leugens. Allemaal leugens.
Hoe had ik zo naïef kunnen zijn? Zo goedgelovig, zo positief. Achteraf denk ik dat het komt doordat hij zo overtuigend was. Of doordat ik zo wanhopig liefde nodig had. Ik zat in de put, een hele diepe put en ik kwam er niet op eigen kracht uit. Niemand kon iets doen, mijn ouders niet, mijn broer niet, mijn beste vriend niet – niemand.
Maar daar was hij.
Hij bracht het licht met zich mee. Benaderde me teder, lief. Ik viel als een blok voor hem. En eindelijk, na al die tijd, was er iemand op wie ik écht kon bouwen. Iemand die me volledig begreep, iemand die diep tot me doordrong, alsof hij mijn geweten hemzelfde was. De engel in nood.
Door hem ben ik uit de put geklommen. Ik begon weer vreugde te voelen, ik begon weer te genieten van het leven. Allemaal dankzij hem.
Onze liefde was oprecht. Het voelde vertrouwd, het voelde magisch en was enorm opwindend. Ik had nog nooit zoiets voor een jongen gevoeld en hij zei precies hetzelfde. We gingen samen op vakantie, gingen samen stukken rijden en schreven samen liedjes. We deden alles samen, als twee handen op één buik, twee geliefden.
Totdat alles veranderde.
Hij begon vreemd te doen. Telkens moest hij eerder weg, telkens ging zijn telefoon en steeds vaker was hij onbereikbaar. Voicemail beantwoordde hij niet en sms’jes al helemaal niet. Het was alsof hij langzaam in een schaduw veranderde en ik hem met mijn blote handen probeerde te vangen. Eerst was ik bang dat hij een ander had. Het zou alles verklaren; het feit dat hij steeds eerder weg moest, het feit dat hij me negeerde en het feit dat hij steeds minder liefde jegens mij toonde. Minder knuffels, minder emoties – minder gevoel. Vooral minder gevoel.
Maar niets was minder waar.
Zodra ik erachter kwam wat hij al die tijd van plan was geweest, schrok ik me dood. Ik dacht dat ik hem kende, door en door. Ik dacht dat hij van mij hield, dat hij er voor mij was en er altijd voor me zou zijn. Ik dacht echt oprecht dat ik mijn toekomstplan had gevonden. Een huisje ver weg van hier, met zijn tweeën, in de zon. Maar mijn hele plan viel in duigen zodra ik had uitgevonden waar hij mee bezig was.
Hij was geen doodnormale jongen die op me verliefd was, die van me hield. Integendeel. Hij was een koude, kille moordenaar.
Een rilling voltrok door mijn lichaam en voorzichtig zoog ik wat lucht naar binnen. Mijn hart bonkte luidruchtig, ook al wist niemand dat. Verroeren kon ik mezelf niet – daar was de ruimte te klein voor. Opnieuw dacht ik terug aan de boeken die over deze situatie gingen. De alinea’s gingen gepaard met paniek, angst en zweet. Tranen. Heel veel tranen. Logisch, het is verstikkend, bedrukkend en de kans dat je er levend uitkomt is nihil.
Waarom was ik dan niet bang? Waar waren mijn tranen, mijn zweet, mijn angst?
Het kwam allemaal door hem.
Zodra ik had uitgevonden wie hij echt was, wist ik niet wat ik moest doen. Hij had mensen gemarteld, verkracht en vermoord. Niet één, niet twee, meerdere. Wat moest ik dan in godsnaam tegen hem beginnen? Ik kon niet naar de politie. Ze zouden me niet geloven en hij zou erachter komen – natuurlijk zou hij erachter komen.
Dus deed ik wat mij het beste leek. Ik ging naar de persoon die voor me klaar had gestaan, al die tijd, zonder dat hij me kon helpen.
Ik ging naar mijn broer. Nog altijd wenste ik dat ik dat nooit had gedaan, het was de grootste fout in mijn hele leven die in deze minuten aan me voorbij flitste. Door naar Bill te gaan heb ik alles verpest. En dan heb ik het niet over de situatie waarin ik me nu bevind, hier, in deze bedrukkende ruimte met een kleine hoeveelheid aan zuurstof terwijl iedereen denkt dat ik dood ben.
Nee. Ik heb het over de afgrijselijke dood van mijn enige broer. [/face]
Zelfs al ken ik Tokio Hotel niet, dit verhaal is echt heel erg boeiend!
Het lijkt op zo'n thriller die ik vroeger gelezen heb - wat in dit verhaal ook beschreven staat - en dat is echt vet gaaf!
Ik ben in voor het tweede deel (:
xx