Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » One Direction » Moments [5-shot] » Het kamp

Moments [5-shot]

10 aug 2013 - 23:05

2126

3

423



Het kamp

Excuses voor de vertraging. Vorige week had ik het leuke idee om een verhaal van 44k te schrijven en daarna kwam Bodine langs. Ik ben nu op vakantie, dus wanneer ik kan posten is afhankelijk van watvoor wifi ik tegenkom. Op z'n laatst komt het volgende hoofdstuk als ik terug ben: over twee en een halve week. Also: ik schrijf mijn songficties vaak met eigen personages. Zo ook deze keer. Dus verwacht geen Zayn, Louis of wie dan ook, enkel Rick en Christian.

Hij probeerde te slapen, maar het veldbed was hard en bobbelig en de knallen maakten hem elke keer dat hij dreigde in te dutten weer wakker. Soms was het een enkele knal, soms was het een hele symfonie. Het was net oudejaarsavond, bleef hij zichzelf maar vertellen. Alleen dan zonder de mooie gekleurde vuurpijlen.
Wat deed hij hier in godsnaam? Dat was een vraag die hij zichzelf al tientallen, misschien wel honderden malen had gesteld. Terug op de trainingsbasis. Tijdens de trainingen waarbij ze een week lang elke dag veertig kilometer moesten afleggen door moerassige gebieden met een hele uitrusting op hun rug. In het vliegtuig naar hier. Steeds vroeg hij het weer. Het antwoord had hij wel: hen.
Maar toch. Alles wat hij wilde was thuis zijn. Als een klein jongetje bij zijn moeder in bed liggen om zich te verstoppen voor het onweer. Hij wilde dat iemand hem troostte, de tranen die geruisloos over zijn wangen stroomden zou stelpen. De tranen die niemand mocht horen.
Hij hield zijn hand voor zijn mond bij de gedachte daaraan. Wat als ze hem zo vonden? Zouden ze hem dan naar huis sturen? Vast niet, ze zouden hem alleen maar uitlachen, de rest van zijn looptijd. De rest van zijn leven. Zij dan. Of ze zouden niets meer met hem te maken willen hebben. Nou ja, dan kon hij tenminste weg van hier. Weg van het leger.
Maar wat dan? Hij kon niet. Hij zou nooit iets kunnen. Niemand in zijn familie kon iets, daarom gingen ze ook bij het leger: die waren niet kieskeurig. Zolang je maar zweerde dat je zou vechten voor het vaderland, ontvingen ze je met open armen. De rest kwam vanzelf wel, dat werd er wel in geramd. Niet zeuren, gedachten op nul en doorgaan, dan ging het wel.
Even, heel even dacht hij erover om uit zijn bed te stappen. Slapen zou hij toch niet kunnen op dit hobbelige ding. Dan nog liever op de grond, het zand leek hem een stuk zachter, maar het was koud hier waar de warme Arabische zon haar niet had kunnen verwarmen. Hij deed het toch niet, ze zouden hem alleen maar uitlachen.
Hij dacht na over morgen. Morgen als het allemaal echt zou beginnen. Dat dacht hij tenminste, ze waren nog niet echt ergens over ingelicht. Misschien hoefden ze de komende tijd alleen maar klusjes op de basis te doen, daar waren immers ook mensen voor nodig. Misschien zou de oorlog snel voorbij zijn. Dat zou toch kunnen? Dan zouden ze naar huis mogen.
Eigenlijk wist hij niet eens zo goed wat er speelde. Iets met radicale moslims die met elkaar op de vuist gingen. En die moesten ze dan maar uit elkaar zien te halen, zonder op een bermbom te stappen of in een spervuur terecht te komen. Nou ja, dat spervuur zou wel komen. Geen oorlog zonder strijd, niet hier tenminste. Hier was het nog ouderwets vechten.
Waarschijnlijk zou het nog lang duren. Al jaren werd er hier gevochten en in al die jaren was er niks, maar dan ook werkelijk niks, bereikt. De anderen, zijn maten, waren zo hoopvol: zij zouden het wel doen, het klusje wel even klaren en dan als helden onthaald worden door de hele wereld. Rick had wel door dat die vlieger niet opging. Het lag te gecompliceerd. Te veel groepen met tegengestelde belangen. En wat als zij wonnen? Als ze wonnen van de anderen? Dan zou de bevolking hen echt niet als helden onthalen. Vreemde buitenlanders die van de ene op de andere dag hen zouden vertellen wat ze moesten doen, no way! Ze waren niet eens moslims, ze wisten toch niet wat juist was.
Ach ja, de moslims. Nog zo’n punt waardoor Rick er zeker van was dat ze niet het gejuig zouden ontvangen waarvan iedereen zo overtuigd leek te zijn dat ze het zouden krijgen. Moslims zijn fout, christenen zijn goed, zo stond het gegraveerd in de botte hersens van zijn maten, leek het wel. Moskeeën zouden in brand gestoken moeten worden (alleen wisten ze in het leger dan wel weer dat steen niet zo goed brand, maar daar zouden ze wel iets op vinden), alles om de bevolking te bevrijden van de tirannie van Allah. Hij lachte koud, maar werd opgeschrikt door een nieuwe knal.
Hij ging overeind zitten. Genoeg, op dat veldbed zou hij vannacht toch niet meer in slaap vallen. Snel droogde hij zijn gezicht met zijn pyjamashirt. Hij pakte zijn zaklamp vanonder zijn bed en zat er een tijdje mee in zijn hand. Dit was geen goed idee, wat als hij mensen wakker maakte als hij hem aanknipte? Hij kon toch niet de enige zijn die hier wakker lag? Maar toch, het waren soldaten, ze zouden hem erom uitlachen. Hij zuchtte en besloot dat hier blijven zitten geen zin had. In het beste geval zouden ze hem naar huis sturen. Dus knipte hij het licht aan, met zijn hand over het glas gevouwen, zodat het licht tot een minimum gedempt werd.
Hij liet een klein straaltje ontsnappen. Het gleed over de mannen naast hem die beiden diep in slaap waren. Alsof de bedden niet zo onslaapbaar hard en bobbelig waren en de knallen niet bestonden. Alsof ze het gewend waren, iets waarvan Rick niet dacht dat het ooit mogelijk zou zijn. Een vreugdeloos lachje trok over zijn gezicht. Nou ja, thuis hadden ze ook overal doorheen geslapen. Hoe had hij kunnen denken dat het zijn vader en broer hier anders zou vergaan? Bovendien waren ze al vele malen vaker geweest dan hij.
Hier blijven had geen zin, besloot hij, dus stond hij op en schuifelde de tent door. Voetje voor voetje, constant op zoek naar het perfecte gebrek aan licht waarbij hij vooruit kon komen zonder te vallen of zich te stoten en iemand wakker te maken. Dat vond hij niet, maar hij bereikte de uitgang wel ongedeerd en zonder boze verwensingen naar zijn hoofd geslingerd te krijgen, dus hij kwam tot de conclusie dat hij het redelijk goed had gedaan.
Buiten keek hij rond. Het kamp was donker en ogenschijnlijk verlaten. Logisch ook: het was midden in de nacht. Hij haalde zijn hand van de zaklamp zodat hij meer kon zien. Emmers, scheppen, voetstappen in het zand, de resten van een kampvuur. Hij vroeg zich af hoe het eruit zou zien als iemand een foto maakte, een meter of drie boven de grond. Als een schilderij vermoedde hij.
Mensen zag hij nog niet. Vreemd was dat natuurlijk niet: die stonden aan de buitenkant om het kamp te bewaken. Waarom zou je immers meer mensen wakker houden dan strikt noodzakelijk was?
Nu hij toch buiten was kon hij net zo goed een avondwandeling maken. Misschien zou hij daarna kunnen slapen. Waarschijnlijk niet.
Hij liep door het kamp. Langzaam, zijn ogen gericht op de afdrukken die honderden paren van dezelfde kisten in verschillende maten hadden achtergelaten. Het was op een vreemde manier rustgevend.
Een nieuwe knal verstoorde die rust. Verschrikt keek hij op. Nog een knal en hij ontdekte dat hij eerder ongelijk had gehad: de lichten ontbraken niet helemaal. Even lichtte er iets op, helemaal in de verte. Kippenvel trok over zijn armen toen hij het zag. Beelden maakten het nog zoveel echter dan geluid alleen.
“Jullie hebben wel een fantastische dag gekozen om aan te komen, niet?” vroeg een stem vanuit het duister.
Verschrikt scheen Rick om zich heen. Natuurlijk, er waren mensen buiten. Daar had hij zojuist nog over nagedacht, maar er ook echt één tegenkomen was iets heel anders. Maar waar hij ook scheen, hij kon hem niet vinden.
“Hier,” hoorde hij, vlak voor een fel licht hem verblindde. Een hand pakte de zijne en trok hem omlaag. Het duurde even voor zijn gezichtsveld niet meer bestond uit vlekken en hij het hoofd van een jongen voor zich zag. “Je bent niet echt bepaald een beste spion, of wel?”
“Als spion zou ik ook hopeloos verdwaald zijn, aangezien ik in mijn eigen kamp ben.”
“Is dat zo? Wie zegt dat je geen spion bent en dat dit een afleidingsmanoeuvre is?”
“Blanke jongeman die accentloos Engels spreekt en al twee familieleden in het leger heeft? Lijkt me niet.”
“Lijkt mij juist heel slim.”
“Oké. Wat nou als ik zeg dat ik echt geen spion ben en dat ik geen leugens kan vertellen?”
“Dan geloof ik je, zolang je vanavond inderdaad geen leugens vertelt.” De andere jongen keek hem grijnzend aan op een manier die zijn haartjes weer rechtovereind lieten staan – maar deze keer op een positieve manier. Shit.
“Goed,” zei hij.
“Dus, wie ben je? Naam, leeftijd, plaats van herkomst, beschamende jeugdherinneringen: de hele zooi.” Ze lachten.
“Euhm, Rick Martins, achttien, ik kom uit een slaperig stadje in Missouri, mijn vader en broer zaten al in het leger en daardoor kwam ik erbij, euhm, dat was het wel zo’n beetje.”
“En de beschamende jeugdherinneringen? En onthoud: je kunt niet liegen en als je zegt dat je ze niet hebt lieg je. Dus.”
Rick ging naast de jongen zitten en dacht even na. “Nou, ik had een crush en die woonde bij een appelboomgaard waar ik vroeger wel eens kwam met vriendjes. Je weet wel. Maar goed, ik was daar dus wel eens geweest en wist daardoor dat er een stevige boom stond bij het raam. Dus op een dag ging ik naar het huis, want ik was wanhopig en een beetje stalkerig en er was nog geen Facebook. En toen werd ik bijna gesnapt en ben ik keihard weggerend, helemaal naar huis. Maar mijn moeder kwam daar wel eens, want ze verkochten hun appels met korting aan buurtbewoners en toen zag ze mijn shirt dus in de boom hangen, want die was in alle haast blijven hangen.”
De jongen lachte en hij volgde hem dus maar. “En jij, wie ben jij?”
“Cas, van Casper, maar iedereen zegt Cas. Vierentwintig, uit een middelgrote stad in Noord-Dakota. Geen familie in het leger: mijn vader heeft een garage die door mijn broer is overgenomen en verder heb ik nog twee zusjes.”
“Hoe was het? Jouw eerste nacht?” vroeg Rick onzeker.
“Geweldig! Ik heb als een blok geslapen!”
“En je kunt liegen zeker?”
“Inderdaad. Nee, het was verschrikkelijk. Ik denk dat dat het voor iedereen is: je bent ver van huis, alles is onbekend en het bed is veel harder dan je tere, verwende Amerikaanse lijf gewend is. Maar jullie hebben echt een slechte timing zeg, meestal is het hier niet zo rumoerig.”
Rick glimlachte, opgelucht dat het kennelijk dus toch niet aan hem lag. Hij merkte dat Cas hem onderzoekend aankeek.
“Dus, vertel eens iets over die crush.”
“Gewoon. Een crush. Ik was twaalf, bijna dertien. We zagen elkaar soms.” Of elke dag van de week. Op school, op voetbal, in de kerk, thuis. Dat gebeurt als je beste vrienden bent. “Maar het ging over. Uiteindelijk.” Hij wist niet helemaal zeker of dat een leugen was. Hij dacht van niet. Carlos werd klaargestoomd om de boomgaard over te nemen en was inmiddels verloofd met Nina. Hij was blij, het was goed zo. “Dus, heb jij een vriendin?” vroeg hij maar.
Cas schudde zijn hoofd. “Nee.” Stilte. “Ik ben vrijgezel.”
De stilte deed Ricks wenkbrauwen vertrokken in een frons. Waarom was die toevoeging nodig geweest? Of beeldde hij zich dingen in? Dingen die hij stiekem wilde. Hij voelde Cas’ ogen op zijn huid, keek even omhoog om ze te vangen en keek toen weer weg voor hij ging blozen. Niet dat dat zichtbaar zou zijn in het duister, maar toch.
“Dus, is het saai? Op wacht zitten?”
“Dodelijk. Echt, er is geen reet aan. Je zult het zelf snel genoeg uitvinden. Meestal komt er ook geen leuke jongen om de tijd mee te doden, helaas.”
Zijn hoofd schoot naar de jongen, maar die leek hem totaal te negeren. Had hij dat goed verstaan? Hij durfde het niet te vragen, stel dat iemand hen kon horen. Bovendien, hij had het inderdaad vast verkeerd gehoord.
Cas praatte er gelukkig snel overheen en ging verder met een volgend verhaal. Eigenlijk dacht Rick er helemaal niet meer aan om naar zijn bed te gaan, het gezelschap van de jongen was veel te prettig. Het was dat de jongen op een gegeven moment begon aan te dringen dat het echt een goed idee was om te kijken of hij nog even zijn ogen kon sluiten.
Terug in zijn bed restte hem niets dan nadenken over de avond. Ja, het was gezellig geweest, maar Cas had dingen gezegd die hij niet kon plaatsen. Ze leken niets te zijn, maar de woordkeuze was af en toe vreemd geweest, onnatuurlijk. Hij vroeg zich af of het echt zo was of hij het zich inbeeldde omdat hij zo leuk was. Gefrustreerd trok hij zijn kussen of zijn hoofd. Hij zou het nooit weten, zelfs als hij de ballen zou hebben om het te vragen. Don’t ask, don’t tell, schreeuwde de officier in zijn hoofd. Het motto van het leger. Het motto van zijn leven. Don’t ask, don’t tell.


Reacties:


WTlover
WTlover zei op 21 juli 2013 - 9:42:
Dit is echt zoooooo lief!!


1Diloveniall
1Diloveniall zei op 19 juli 2013 - 23:32:
Don't ask, don't tell. Maar hij is wel homo (:

En ik kan hem me alleen voorstellen als een sexy soldaat <3


Azula
Azula zei op 15 juli 2013 - 17:28:
Ik vind het schattig en sneu tegelijk. Kan dat?
Want. Cas & Rick samen zou echt lief zijn want Cas is vast
wel gay en Rick sowieso want hij had het over een beste vriend en
geen vriendin maar ja. Zei Cas daarom die dingen?

En ik vind het sneu omdat Rick het totaal niet leuk lijkt te vinden
in het leger. Da's echt gewoon.. zielig voor hem.<3