Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Spring Nicht [3-Shot] » Drie.
Spring Nicht [3-Shot]
Drie.
De auto ging te langzaam. Hij moest letten op het verkeer, proberen zichzelf niet aan stukken te rijden en tegelijkertijd moest hij opschieten. Steeds bleef dezelfde gedachte door zijn hoofd spoken; Wat nou als hij al springt? Wat nou als hij zichzelf al in de diepte zou laten vallen? Hoewel Tom er eerst heilig van overtuigd was dat Gustav zou wachten tot dat hij zichzelf zou laten zien - nu wist hij het niet meer zo zeker. De herinnering die hij had gehad was op hem in gaan werken als een parasiet, één die hem vanbinnen langzaam opvrat. Eerst al zijn ingewanden en daarna zijn hart, stukje bij beetje.
Pijnlijk en langzaam, net zoals hij Gustav's ziel aan stukken had gereten.
***
De gure wind sneed als ijs door zijn huid heen, liet hem tranen en zijn lichaam rillen. Met zijn ogen scande hij de menigte tientallen meters onder hem, om te kijken of hij er al aankwam. Als hij één glimp van de jongen zou opvangen, al was het slechts zijn piercing, zou hij het doen. Hij zou zich voor de ogen van Tom naar beneden laten stortten. De jongen zou zich eeuwig schuldig en vernederd voelen, precies zoals Gustav dat wilde.
Alleen. Wilde hij dat wel echt?
Ja. Hij dacht van wel. Na de vele ruzies die ze samen hadden gehad - voornamelijk over Bill - had hij nooit verwacht dat het zo zou eindigen. Tuurlijk, hij was altijd al snel geneigd om de makkelijkste oplossing te kiezen, maar als iemand een jaar geleden tegen hem had gezegd dat hij zichzelf van het leven zou beroven omdat hij in de steek gelaten was door zijn geliefde, zou hij die persoon keihard uitgelachen hebben. Misschien zelfs wel geslagen, omdat hij hun relatie belachelijk maakte.
En nu stond hij hier, in de koude wind, voor het oog van tientallen mensen. Wachtend op het juiste moment. Hij zou komen, dat wist hij zeker.
Tom zou komen.
***
Het piepende banden bracht hij de zwarte Mercedes tot stilstand. Zo snel als hij kon smeet hij het portier open en rende hij naar het gebouw. Het kon hem niet schelen dat zijn auto daar maar stond, toegankelijk voor elke dief. Het kon hem niet schelen dat hij onder het politielint doorschoot en teruggeroepen werd door de eenheden. Het enige wat hem kon schelen was Gustav en diens leven.
Terwijl hij door het gebouw richting het trappenhuis rende, hoopte hij dat de jongen hem niet had opgemerkt. Waarschijnlijk had Gustav zich dan al laten vallen, zijn leven weggegooid en zijn geest beschikbaar gesteld voor de hel. Nee, de hemel. Gustav zou in de hemel komen.
Met alle kracht die hij bezat smeet Tom de glazen deur van het trappenhuis open en begon hij aan de lange klim. De lift zou te lang geduurd hebben, was misschien zelfs wel buiten werking gesteld. Het verbaasde hem dat er nog geen politieagenten naar boven waren gerend om de jongen op andere gedachten te brengen door dingen over zijn familie te vertellen.
Het is het niet waard.
Denk aan je ouders.
Je bent nog zo jong.
Allemaal loze woorden. Als iemand zichzelf van kant wilde maken, ging dat echt niet helpen. Als het die mensen tegen had kunnen houden, stonden ze daar in eerste instantie sowieso niet.
Tom's ademhaling verzwaarde en de indicator gaf aan dat hij zich op de vierde verdieping vond. Hij had geen idee hoeveel verdiepingen het gebouw telde, het waren er in ieder geval veel. Niet dat het uitmaakte, hij zou blijven rennen. Rennen. Rennen. Trap op, trap op, de hele tijd door.
Hij had geen keuze.
***
Het duurde lang. Misschien wel iets te lang. De tijd bracht zijn twijfels mee, liet Gustav langzaam nadenken. Misschien zou Tom wel helemaal niet komen. Misschien zou het de jongen niet boeien dat Gustav hier stond, of had hij het nieuws niet gekeken. De radio niet beluisterd.
Misschien wist hij het wel niet.
Toch was dat idee een beetje vreemd, omdat in Duitsland het nieuws zo ongelooflijk snel verspreid werd dat het Tom moeilijk ontgaan zou kunnen zijn. Dan nog gaf de jongen er misschien niets om. Laat hem maar wegrotten onder de grond, hij doet me niets meer.
Verward schudde Gustav zijn hoofd. Zou dat ook maar mogelijk zijn? Opnieuw keek hij naar de mensenmassa beneden. De politie was in rep en roer, maar voor de rest was er niet veel veranderd. Hij keek nog iets beter, probeerde de gezichten te identificeren.
Het lukte niet.
Plotseling zag hij de Mercedes. De zwarte, glanzende Mercedes met zijn openstaande portier. Waarom stond die Mercedes daar? Zou het kunnen dat... Was Tom misschien...
Nooit. Dat zou hij nooit meer voor Gustav overhebben. De jongen voelde tranen achter zijn oogleden prikken en maakte zichzelf gereed. Tom zou niet komen, het was de waarheid. Hij zou hem niet kunnen laten zien hoeveel pijn hij hem had gedaan. Hij zou niet kunnen tonen hoe-
"Gustav!" De hijgende stem van Tom deed hem omdraaien. Zijn hart begon sneller te slaan, zijn opwellende tranen begonnen te lopen.
"Je... Je bent er." Tom knikte, wilde naar Gustav toe rennen maar diens stem hield hem tegen.
"Blijf waar je bent! Als je dichterbij komt, spring ik." Abrupt stopte Tom met bewegen en als versteend bleef hij staan waar hij stond, zijn bruine ogen gericht op Gustav.
"Doe het niet, alsjeblieft. Ik kan het niet-"
"Je kan het niet aan? Is dat het? Dat had je jezelf eerder moeten bedenken, Tom. Voordat je me dumpte voor je broer." Tom schudde wanhopig zijn hoofd.
"Je begrijpt het niet! Bill was de enige die voor me klaar stond, al die tijd. Ik kende jou nog niet, ik had niemand. Hij haalde me uit de put, hielp me met alles. Gustav, alsjeblieft," smeekte Tom. Hoe kon hij zorgen dat de jongen daar weg ging? Hoe moest hij hem ervan weerhouden zijn eigen leven te nemen? Hij wilde naar hem toe rennen, maar dan raakte hij hem zekerweten kwijt.
Er was geen tijd.
"Ik snap het wel, Tom. Ik snapte het altijd al, maar jij wilde dat niet zien. Toen ik je ontmoette, dacht ik de ware gevonden te hebben. Ik dacht écht dat we samen oud zouden worden, dat we samen-"
"Dat is ook zo!'' riep Tom. "Gustav, we kunnen nog steeds-"
"Nee! Hou je mond! Je snapt het niet! We hebben nooit gelukkig kunnen worden, Tom. Nooit. Vanwege Georg." Tranen liepen genadeloos over Gustav's wangen, terwijl hij het laatste beetje van zichzelf dreigde te verliezen. Het laatste beetje waardigheid dat hij bezat, sijpelde met zijn tranen uit zijn lichaam. Weg, voor altijd.
Gustav schudde zijn hoofd en keek de jongen aan. Zijn bruine ogen stonden wanhopig, zijn haren zaten door de war en zijn gezicht was bezweet. Het was nog steeds de jongen waarvoor Gustav meer had gevoeld dan dat hij in zijn hele leven voor iemand zou gaan voelen. Nog steeds de jongen die hem aan stukken had gescheurd.
De jongen waardoor hij niet meer wilde.
"Je hoeft Georg niet te zijn! Ik werd verliefd op jóu! Op jou, Gustav." Tom keek hem indringend aan, het was nu of nooit.
"Ik ben Georg niet, Tom. En dat zal ik nooit worden." Hij zuchtte en sloeg zijn ogen neer.
"Het spijt me," fluisterde hij, waarna hij zichzelf overgaf aan de zwaartekracht.
"Gustav! Nee!" Als een bezetene rende Tom naar Gustav toe, maar hij was te laat. De jongen was opgeslokt door de diepte, opgeslokt door het hiernamaals.
Opgeslokt door zijn eigen verdriet en dat was zijn schuld.
Noooo, not Gussie D:
-typet met bord meloen in handen een reactie-
Zielige Gussie... ik ga huilen ;w;
Oké, daar ben ik weer.
Ik vind dit echt ongelooflijk goed geschreven! Mooi verwoord en... ik wil jouw schrijfstijl.
Ja...
Geen woorden voor.
Super verhaal!
~Shiro