Hoofdcategorieën
Home » One Direction » Asylum » Hoofdstuk tien
Asylum
Hoofdstuk tien
Het was best wel stil in de gang. En donker. En alleen.
Misschien had hij Louis toch bij zich moeten houden. Of Niall of Zayn, aangezien dat minder op zou vallen. Gewoon iemand. Om tegen te praten. Zodat hij iets te doen had.
De pijn in zijn been begon ook minder te worden. Misschien kwam het door gewenning, misschien doordat hij het gevoel in zijn enkel langzaam aan het verliezen was. Hij wist niet zeker of hij dat erg vond. Misschien straks. Nu niet.
Zijn zaklamp had hij, maar dat was ook alles. De gang was saai. Gewoon een gang, zoals er zoveel gangen waren. Een ziekenhuisgang. Kleine, veelal gebroken tegeltjes bedekten de muren en vloer. Even had hij ze geteld, maar hij had besloten dat het onbegonnen werk was en het kon de verveling toch niet verdrijven.
Slapen ging ook al niet. De grond was te koud en te hard en bovendien kon hij geen comfortabele positie vinden doordat zijn been vastzat.
Er waren ramen. Groot, maar vuil, met grote barsten en af en toe een gat. Door de gaten kon hij nog enkele glimpen van de buitenwereld opvangen. Veel was het niet, slechts een flard lucht met enkele twinkelende sterretjes. En natuurlijk de koude wind die door de gaten naar binnen kwam.
Hij deed zijn capuchon op en trok de touwtjes strakker aan. Veilig. Zijn handen hield hij om zijn middel als een soort knuffel. Veiliger. Maar niet zo veilig als Louis’ armen. Waarom had hij hem ook weggestuurd?
Hij vroeg zich af of er zo iemand van productie zou komen. Om hem te bevrijden, want het was natuurlijk een noodlottig ongeval. Misschien wel om hem naar de trailer te brengen voor warme chocolademelk of thee. Dan zou het voor hem over zijn. Nog beter: hij zou de rest van de nacht naar de rest kunnen kijken, bang om booby traps die hij al lang aan had zien komen. Hij zou kunnen doen alsof hij normaal was, een gewoon persoon die op zijn bank naar beroemdheden op tv kijkt. Ze zouden gewoon doen alsof het erbij hoort, alsof het geen ongeval was.
Maar productie liet lang op zich wachten. De stevige stokken lagen zeker niet voor het oprapen in dit deel van het gekkenhuis, want Harry kon de anderen al niet meer horen. Alleen. Hij was helemaal alleen.
Nee, toch niet. Hij schrok heel even toen hij het zag. Niet erg, het was slechts zichtbaar als een schokkerige beweging van zijn zaklantaarn. Hij scheen in de richting waar het schepsel naartoe was gegaan en zag hem toen zitten: een spin. Een klein lijfje met acht lange poten. Acht dunne, breekbare takjes waar hij op voorruit rende.
“Hé daar,” zei de jongen zachtjes.
Het was alsof de spin hem hoorde, want hij bleef staan. Dat kon natuurlijk niet, maar dat maakte Harry niets uit. Hij had nu gezelschap, daar ging het om.
“Wie ben jij? Ja, een spin, dat zie ik ook wel, maar wie ben jij? En kunnen spinnen eigenlijk horen?” Dat vroeg hij zich ineens af. Hij besloot er maar vanuit te gaan van wel, het beest was immers stil blijven staan toen hij tegen hem gepraat had. Bovendien had hij zijn telefoon af moeten staan en was ome Google om raad vragen nu dus geen optie.
Antwoord kwam er natuurlijk niet, dus Harry praatte zelf maar verder. “Eigenlijk is het best stom dat we hier zijn. Ik bedoel, wij breken zomaar in en verstoren de rust in jouw huis. Ach, we zijn in ieder geval geen moeders met stofzuigers, dus je zult wel weinig last hebben. Als Louis tenminste niet langskomt. Hoewel, die is veel banger voor jou dan jij voor hem. Als hij je web al kapot zou maken zou het per ongeluk zijn, uit paniek, en vervolgens zou hij niet stoppen met schreeuwen tot iemand het van zijn hand of waar het ook zou zitten haalt. En dat zou niet bepaald eenvoudig zijn, want hij zou proberen het van zich af te slaan.”
De spin was inmiddels dichter naar hem toe gelopen en zat naast zijn hand. Harry legde die plat op de grond zodat het beestje erop kon klimmen. Dat deed hij niet.
“Kom maar, jochie. Hoewel, ben je wel een jochie? Kun je dat bij spinnen zien? Vast wel, bij alle dieren, toch? Maar volgens mij zijn vrouwtjes spinnen soms groter dan mannetjes.” Hij bekeek de spin, maar aanwijzingen omtrent het geslacht van het dier zag hij niet. Het was gewoon een spin. Gemiddelde grootte, dacht Harry. Klein lijf, acht lange poten. Ook acht ogen, herinnerde hij zich, maar die kon hij niet zien. “Ik weet het niet en jij kunt het me niet vertellen. Hmm. Refereren mensen daarom naar dieren met het? Maar dat is ook stom, want mensen zijn eigenlijk ook dieren. Alleen wat nou als je het niet weet? Zeg je dan gewoon hij?
Oh, maar eten vrouwtjesspinnen de mannetjes niet op? Of is dat alleen maar zo bij bepaalde soorten? Want dan ben je vast een vrouwtje.” De stroom aan ver weggestopte basisschoolkennis stroomde over Harry heen. Hij had biologie best interessant gevonden, maar helaas was hij al best veel weer vergeten. Of dat dacht hij tenminste.
“Nou ja, ik zal wel geen antwoord krijgen met hier over peinzen en het is doodsaai. Dus…” Hij dacht na. Wat zeg je tegen een spin? Een spin die bovendien niet antwoordt, want dat kunnen ze niet. Maar toch, Harry wist zeker dat hij of zij hem hoorde. En wie weet, misschien begrepen de dieren om hen heen hen wel, maar lieten ze dat niet merken of konden ze niks terugzeggen. Dan zouden ze het immers ook nooit weten.
“Misschien heb je ons al eerder gezien hier vanavond. Ik ben hier met m’n vrienden. Het is niet alsof we hier zijn voor onze lol. Eigenlijk is het werk. Best wel stom werk. We zitten in een boy band en onze gezichten hangen aan de muren van duizenden meisjes. Maar ja, ons management wil zo veel mogelijk verdienen, dus moeten we rotklusjes als deze doen. De fans kijken wel, alleen al omdat wij het zijn. Het is best stom. Volgens mij zouden ze nog betalen om naar een vijf uur lange film over een slapende band te kijken.”
De spin was inmiddels op zijn hand gekropen en maakte haar weg naar boven. Haar poten kriebelden in Harry’s nek toen ze daarlangs liep, om vervolgens weer af te dalen in de richting van zijn andere hand.
“Het is zo vreemd, weet je? Ze denken dat we perfect zijn, goden. Ineens zijn we verschrikkelijk cool en staan de meisjes in de rij. Duizenden meisjes die een moord zouden doen om onze vriendin te zijn.” Hij lachte. “Ze hebben geen idee wie we zijn. Ze zien alleen de rol die we spelen, want dat is ons werk eigenlijk. Maskers ophouden, vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week, no matter what. Dat lijkt best te doen, aan het begin, als je nog een naïeve zestienjarige bent, maar na drie jaar ben je het echt strontzat.”
Hij had inmiddels wel door dat hij wat dan ook kon zeggen. Ze zouden het toch niet mogen uitzenden. Praten met een spin zou waarschijnlijk niet erg goed zijn voor zijn imago van womanizer.
“Het is echt vreemd wat er allemaal gebeurd is, weet je? Zo werk je nog bij een bakker en zo verdien je je geld met zingen en een rol spelen. En dat is het niet eens. Zo loopt er een jongen je leven binnen en weet je niet wat je met je gevoelens moet doen, en dan moet je er ook nog over zingen terwijl je het liefst de hele dag in bed zou liggen met een kussen over je hoofd tot ze weggaan. Maar dat gebeurt niet. En dan slaat het ineens helemaal naar de goede kant uit en blijkt hij hetzelfde voor jou te voelen. En je wilt de hele dag zingen en dansen en huppelen en hem kussen en de wereld laten zien hoe mooi hij is, maar dat kan niet. Want het is je werk om de verschrikkelijk hetero womanizer te zijn, en die hebben nu eenmaal geen relatie met hun beste vriend, maar je hebt helemaal niet om die rol gevraagd.”
De spin zweeg begripvol. Of misschien gewoon omdat ze een spin was en die alleen maar kunnen zwijgen. Harry interpreteerde het in ieder geval als begripvol. Het was goed om dat eruit te hebben. Praten helpt, zelfs als het tegen een spin is.
Aan het lawaai dat zijn kant op kwam te horen hadden de andere jongens een oplossing gevonden. Met veel bombarie kwamen ze de gang weer in, Niall nog hijgend van het stuk dat ze gerend hadden.
“Harry, we hebben iets!” riep Louis triomfantelijk.
“Laten we niet vergeten wie het gevonden heeft,” merkte Zayn op die met een ijzeren stang in zijn hand al naar Harry liep.
“Ja, geweldig. Maak me nu maar los.”
“Komt voor de bakker!” De getinte jongen hurkte naast hem neer en probeerde de stang in de klem te wrikken. Het lukte. Hij schoof hem door naar de grond zodat hij meer grip had en stond toen op. “Oké, zet je schrap. Trek je voet er maar uit zodra het lukt, want ik weet niet of het breekt of terugklapt. Ben je er klaar voor?”
“Ja.”
“Oké dan.” En met die woorden begon Zayn kracht te zetten op de hefboom.
“Ah!” riep Harry uit van de pijn, omdat de onderkant van de klem nu in zijn kuit drukte. Gelukkig duurde het niet lang. De klem schoof open en snel trok Harry zijn voet eruit. Gered door de natuurkunde!
“Argh, bedankt, Zayn!” riep hij terwijl hij met zijn vrije hand over zijn been wreef.
“Harry, wat is dat in je hand?” vroeg Louis.
“Oh, dat is...” Harry besefte dat hij geen idee had hoe de spin heette en dat Louis waarschijnlijk in dat halve uur niet over zijn aracnofobie heen was gekomen.
De zin hoefde hij niet af te maken. “Een spin!”
Hahah hoe Harry Louis'' reactie beschrijft
Geniaal geschreven. Echt waar
Xx