Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » A-Team » Where are the prisoners? » Where are the prisoners? Deel 25 (82-93)

Where are the prisoners?

28 juli 2013 - 18:03

9011

0

268



Where are the prisoners? Deel 25 (82-93)

BOB
"Gaat het een beetje Hannibal?" vroeg ik.
"Redelijk, alleen die schotwond doet zeer," zei hij grommend.
Ik begon te lachen.
"Dat geluid ken ik maar al te goed, van the jazz."
Hannibal keek me raar aan.
"Of was het dit keer weer zelfmoord?" zei ik met een grijns.
"Geen idee," zei hij nogal droog.
We schoten beide in de lach.

NADIA
In de verte hoorde ik geroezemoes. Het werd steeds iets harder, maar mijn ogen kreeg ik niet open. Ik bleef rustig liggen en hoorde ineens Indianen praten. Langzaam probeerde ik mijn ogen open te krijgen en dat lukte me, wonderbaarlijk genoeg, nu wel. Ik wende even aan het licht en merkte dat ik op een lekker bed lag, onder een dekbed van gras.
‘He? Een bed, bij Indianen?’
Ik kon de link niet leggen. Overal had ik pijn, van spierpijn en van blauwe plekken. En ik was moe, zo moe. Langzaam kwam er weer gevoel in mijn ledematen. Ik voelde dat iets of iemand mijn hand vasthield en ook voelde ik een vreemde druk op mijn benen. Met grote krachtinspanning lukte het me mijn hoofd iets te draaien. Een jonge man zat naast mijn bed, slapend. Ik kneep even in zijn hand, heel zachtjes maar. Meteen veerde de jonge man op en keek me angstig aan. Snel sloeg de angst om in vreugde.
'B.A.! B.A.! Ze is wakker!' riep hij schor van emotie, zonder zijn blik los te maken van de mijne.
Meteen kwam er een grote neger aan, vol met kettingen en ringen. Op zijn gezicht brak een glimlach door. De verbazing moest op mijn gezicht te lezen zijn, want de jonge man begon meteen aan een waterval van worden. Vermoeid sloot ik mijn ogen. Ik verstond niets van alles wat hij zei.
Gelukkig kwam er vrijwel meteen een Indianenvrouw aan en die snoerde de jonge man de mond. Dankbaar keek ik haar aan. Ze gaf de jonge man een beker en zei wat onverstaanbaars. Meteen stond hij op. Iets in zijn manier van doen kwam me bekend voor, maar ik was te wazig om goed na te denken. Hij ondersteunde mijn hoofd en zette de beker aan mijn mond. Ik nam een paar slokken, het smaakte ontzettend goor, mijn gezicht vertrok ervan. Ik griezelde.
De jonge man lachte innemend en zei met prettige stem: 'Ja, het is ranzig, maar het helpt en dat is het belangrijkste!'
Ik keek hem onderzoekend aan.
'Wie ben jij?' vroeg ik moeizaam.
Hij keek me aan en zei toen: 'Een vriend. Jij gaat lekker slapen, later vertel ik je alles.'
Hij streek het haar uit mijn van de koorts warme gezicht en kneep even in mijn hand. Ik sloot mijn ogen en sliep droomloos in.
Toen ik de tweede keer wakker werd, voelde ik me een heel stuk beter. Dat gore drankje hielp echt! Het was stil in de hut. Nu zag ik dat ik er alleen lag. Blijkbaar waren alle anderen al compleet genezen, behalve ik. Ik ging rechtop op het bed zitten. Meteen begon alles te draaien, maar ik bleef zitten. Langzaam trok het duizelige weg. Ik bekeek mezelf. Ik was helemaal schoon. Geen bloed, geen stof en ik had schone kleren aan. Waarschijnlijk hadden ze mijn koffer meegenomen, want het waren precies dezelfde kleren die ik altijd meenam. Ik voelde aan mijn voorhoofd, het was nog steeds enorm warm, maar minder dan de vorige keer. Naast mijn bed zag ik een beker staan. Ik pakte het en rook eraan: water. Gulzig nam ik een slok. Ik probeerde naast mijn bed te gaan staan, maar dat was nog te hoog gegrepen. Alles draaide enorm snel. Gelukkig kwam de jonge man weer aanrennen, die had me waarschijnlijk gehoord. Hij praatte zachtjes op me in en hielp me weer in bed.
Ik grijnsde en zei: 'Tja.. nog steeds niet de oude hè?'
Raadselachtig zei de man: 'Zoveel ben je niet veranderd!'
Het drong niet eens tot me door dat we allebei Spaans met hetzelfde accent praatten. Ik praatte anders nooit Spaans, maar nu ging het vanzelf. Hij zette mijn kussen tegen de muur, zodat ik er tegenaan kon zitten. Hij hielp me en schudde het kussen snel nog even op. Zelf trok hij een stoel dichterbij en zette die met de leuning naar me toe. Hij ging zitten en legde zijn handen over de leuning. Losjes. Ik trok mijn benen op en sloeg mijn armen eromheen.
Ik keek hem aan en vroeg: 'En wie ben je nou?'
De jonge man had blijkbaar gerekend op een ontspannen gesprek, want zijn gezicht betrok en hij draaide zijn hoofd weg. Ik wachtte rustig af.
Ineens kwam er een andere man, bezweet en hijgend, de hut binnen rennen.
Hij riep een soort van angstig: 'Hoe is het met haar, Timo? Ik hoorde het van B.A.!'
De jonge man, Timo blijkbaar, keek me niet aan, zijn blik brandde bijna een gat in de grond.
Hij antwoordde: 'Het gaat goed met haar, Marcello. Ze is weer bij bewustzijn.'
Hè?! Timo? Marcello? Met grote ogen keek ik de twee mannen aan. Marcello was naast Timo gaan staan. Losjes lag Marcello's arm op de schouder van Timo.
'Timo? Marcello? Wat.. '
Ik voelde ineens enorm veel hoofdpijn opkomen. Mijn ogen schoten van de een naar de ander en weer terug, terwijl ik gespannen wachtte op antwoord. De twee mannen leken erg nerveus. Marcello stond te wiebelen en Timo staarde onafgebroken naar de grond.

AUDREY
Lydia heeft me vanmorgen gewekt en even later schuif ik als laatste aan bij de ontbijttafel.
"Goeie mogge..." groet ik gapend.
Iedereen, en vooral de jongens, groeten enthousiast terug. Alleen Lesley kijkt me verwijtend aan. Aha, die zal wel kwaad op me zijn omdat ik nog niets heb verteld over Face. Pech dame, je bent na m'n boterham de eerste!
Sam en Xander geven me een pak hagelslag aan, want zeggen ze, die is hartstikke lekker.
"Weet ik, ik ben er groot mee geworden. Nu jullie nog, hè!" antwoord ik terwijl ik m'n boterham bestrooid en geniet van een rustige, smakelijke maaltijd aan een tafel. Dat was namelijk al weer een tijdje geleden.
Zoals ik me zojuist voornam, vertel ik Lesley dat Face met het team naar het oerwoud is om de gijzelaars te zoeken. Verder weet ik niet veel, want ik heb met Ritchie alleen over Moody's ouders gepraat. Het is niet veel, reageert Lesley, maar ze is blij dat ze weet waar Face nu is. Voor Lydia heb ik eigenlijk hetzelfde nieuws, ook Peter is mee naar het oerwoud. Dan geef ik een samenvatting van de laatste uren in het hotel. Vooral de jongens zitten met open mond te luisteren. Voor hun oren heb ik de heftige details weggelaten, die vul ik straks met volwassen vrouwen onder elkaar wel aan.
Na de koffie, die we in de tuin op het terras gebruiken, terwijl Sam, Xander en Ava, het dochtertje van Bob lekker spelen, vertrek ik naar het ziekenhuis. De anderen willen ook bij Moody op bezoek, maar ik vraag hen om dat vanmiddag te doen. Moody heeft beloofd om over hem en zijn ouders te vertellen en ik brand van nieuwsgierigheid. Op weg naar de voordeur loop ik Miguel tegen het lijf en ik schrik me een ongeluk. Een paar dagen geleden liep ik hem te bewaken en nu loopt ie hier? Ik deins achteruit.
"Wat doe jij hier?! Jij hoort in de gevangenis te zitten. LYDIA!!!"
De vrouw van Peter komt naar binnen gerend als ze mijn paniekerige gil hoort.
"Audrey, wat is er?"
"Wat doet hij hier?!"
Lydia pakt me bij m'n schouders en zet me even op een stoel neer. Ze realiseert zich dat ik niet op de hoogte ben van de laatste ontwikkelingen.
"Miguel is hier met zijn vrouw en kind, hij zit in een beschermingsprogramma, omdat hij wil getuigen tegen Troy en Ethan."
Miguel luistert mee bij de deur van hun gastenvertrek. Over Lydia's schouders kijk ik hem af en toe aan, ik vertrouw hem voor geen cent. Zijn vrouw komt bij hem staan met hun baby op haar arm. Aha, meneer heeft dus ook wat te verliezen. Had ie dat niet eerder kunnen bedenken?
"Werd jij soms ook door Troy gechanteerd?" vraag ik rechtstreeks aan Miguel.
Hij aarzelt met antwoorden.
"Eerst niet." Hij slaat zijn arm om zijn vrouw alsof hij steun zoekt. "De laatste paar weken wel."
In zijn woorden klinkt schaamte en spijt.
Als de chauffeur aan de bel trekt, het teken dat er een wagen voorstaat, sta ik op, geef Lydia een kus en loop met argusogen langs Miguel en zijn familie naar buiten. Voorzichtig kijk ik om de deur van de ziekenzaal, maar Moody is al wakker en kijkt me lachend aan als ik fris en opgepoetst de ziekenzaal binnenkom.
"Hoe is het met je?"
"Een stuk beter."
Moody reikt naar m'n hand en als ik die geef trekt hij zacht me naar zich toe.
"Ik ben blij dat je er weer bent."
Ik kijk hem aan en twijfel of ik hem over Miguel zal vertellen.
"Je kijkt zo... serieus, wat is er?"
Ik pak een stoel en ga eerst maar eens zitten. Ik zucht terwijl ik naar de juiste woorden zoek.
"Een van onze gevangenen wil getuigen tegen Troy en Ethan en zit nu in een getuigenbescherming. En je raad nooit waar hij nu is, samen met vrouw en kind."
Moody kijkt me onderzoekend aan en gokt: "In de ambassade soms?"
"Hoe weet jij...?"
"Je bent van slag, je bent nog verontwaardigd over die ontdekking. En je bent volgens mij nergens anders geweest dan in de ambassade. Goed geraden?"
Ik knik en staar voor me uit. Ik beleef de confrontatie met Miguel opnieuw en schrik op als Moody m'n naam noemt.
"Hè? Wat?"
"Kom eens..."
Hij gaat wat rechter in bed zitten en strekt zijn infuusloze arm naar me uit. Ik begrijp de hint en geef me eraan over. Moody neemt me in zijn armen en dat voelt eigenlijk heel goed. Terwijl hij me over m'n hoofd streelt zegt hij zacht tegen me: "Het is goed mogelijk dat Miguel in hetzelfde schuitje zit als wij. Misschien is hij ook gechanteerd, Audrey."
Ik maak me los uit de omhelzing en ga weer zitten.
"Dat is ie ook."
"We lopen allemaal kans om straf te krijgen, Audrey. Wij, gewone bewakers van Troy, hebben ook strafbare dingen gedaan."
"Ja, maar toch geen mensen ontvoerd! En ze niet uitgehongerd?! En ze niet als proefkonijn gebruikt?!"
Moody schudt zijn hoofd."Nee, dat niet. Gelukkig hebben we daar geen opdracht voor gekregen. Dat vroeg ie meestal aan die Amerikaanse knechtjes van hem. Misschien waren die harder. Gemener in ieder geval wel."
Dan dringt het tot Moody door dat ik het over proefkonijnen heb en kijkt hij me geschrokken aan.
"Hebben ze onze familieleden....? Hoe weet je dat?"
"Weten doe ik het niet, maar weet je nog die plattegrond die jij uit Miguels huis meenam? Daar stond een gevangenis op getekend en een laboratorium. Je vertelde zelf dat jullie in de schuur achter Miguels huis een berg met kleding vonden. Eén plus één is twee, hè?!"
Moody denkt terug aan zijn bezoek aan die schuur en ziet het gezicht van Eduardo nog voor zich, toen de man het jurkje van zijn dochtertje vond. Hoe zou het met hen zijn? Waar zouden ze heen gevlucht zijn?
We zijn beide een paar minuten stil, verdiept in onze eigen gedachten. Moody is de eerste die spreekt. "Heb je al bericht uit het oerwoud?"
"Nee, maar ik kan straks wel de walkietalkie nog even gebruiken."
Moody kijkt me met smekende ogen aan.
"Nu doen dan?"
Hij knikt en ik diep de walkietalkie op uit m’n tas en loop naar de deur.
Ik kan het niet laten om plagend tegen hem te zeggen: "Jij moet rusten van de dokter, weet je nog? Niet in je hoofd allerlei gevechten willen bijwonen. Je bent veel te nieuwsgierig!"
Moody pakt snel iets van het nachtkastje af en gooit het naar me toe. Snel maak ik dat ik op de gang kom en loop met een big smile naar buiten toe.

SHERIFF
Het geluidspelletje met de bewakers werkte geweldig. Dat is nog eens gebruik maken van de onzekerheid en angst van mensen in een omgeving vol verrassingen, zoals het oerwoud toch is.
Terwijl binnen alle ruimten worden onderzocht, zorgen Giovanni, Geronimo en ik dat er water en ehbo-spullen klaar staan voor de gijzelaars die we hier denken te zullen aantreffen. De rest van onze groep en een aantal indianen houdt de vallei voor de zekerheid in het oog, je weet nooit of er nog meer gespuis van Troy en Ethan rondloopt.
Uit de gang klinkt een schreeuw als de eerste cel vol mensen wordt aangetroffen. Vrouwen, mannen, bejaarden, kinderen en zelfs baby’s worden door het A-team en Bob naar buiten gebracht. We delen bekers water uit en verzorgen wonden.
Plotseling springt Hannibal op en vliegt het oerwoud in. Verbaasd kijk ik hem na. Een seconde later volgt Bob en Marcello zucht eens en vertrekt ook. Murdock vraagt wie er nog meer meegaan. Ik schud m'n hoofd en ga door met water uitdelen en het assisteren van de twee G's bij verzorgen van gewonden. Een aantal indianen kent ook de weg door het oerwoud en als zij menen dat de kust veilig is gaan we op weg naar het indianendorp. Het is een stille stoet van mensen met gemengde gevoelens: enerzijds blij dat ze bevrijd zijn uit deze hel, maar onzeker over hoe ze deze nachtmerrie zullen overleven. En dan is er ook nog de onzekerheid of iedereen weer gezond zal worden na de proeven die op hen zijn gedaan. Ik neem een paar oudere mensen mee en probeer ze allebei te ondersteunen. Geronimo en ik hebben onze overhemden uitgetrokken en ze aan dit echtpaar gegeven. Alle gijzelaars zaten in hun ondergoed opgesloten, zowel de mensen die B.A. eerder deze week vond als de mensen hier in bunker II.
Ik denk terug aan de berg kleding die Moody en Eduardo achter Miguels huis vonden in een schuur en schud m'n hoofd. Deze toestanden doen me denken aan beelden van de tweede wereldoorlog die ik onlangs op tv zag. En wij maar denken dat zoiets niet nog eens zou gebeuren. Tot je met je neus op de feiten wordt gedrukt dat mensen nog steeds gruwelijke dingen met elkaar uithalen.
De man en vrouw die ik aan m'n armen meeneem worden moe. Als we ergens een paar met mos begroeide keien zien, laat ik ze hierop rusten en roep één van de jongens of er nog water is. Een stoet met vermoeide, vervuilde en getraumatiseerde mensen gaat voorbij. Er wordt bijna niet gepraat. We sluiten achteraan en slaken alle drie een zucht als het indianendorp in zicht komt. De man begint tegen zijn vrouw te praten, dat ze het vol moet houden en dat alles goed komt. En dat terwijl hij nog moeilijker vooruit komt dan zij. Ik denk dat het nu wel een goed moment is om naar hun namen te vragen. De man en vrouw kijken me aan alsof ze mij nu pas in de gaten krijgen.
"Sasha."
De vrouw kijkt me verontschuldigend aan en geeft me haar linkerhand. Met haar rechterhand houdt ze zich stevig vast aan mijn arm.
"Jacob."
Ook de man reikt me een hand.
"En hoe heet u?" wil de vrouw weten.
"Frank, Sheriff Frank Sheldon."
In het indianendorp nemen de vrouwen en de medicijnman alle bevrijde gijzelaars van ons over, maar daarmee zit onze taak er nog niet op, vind ik , en vraag dan ook waarmee ik kan helpen. De medicijnman neemt de vrouw aan wie ik dat vroeg even apart. Even later komt ze terug en vraagt of we meegaan om kruiden te plukken. Ze geeft Geronimo, Giovanni en mij een mand en wenkt ons dat we haar moeten volgen.

LESLEY
Ik haal Rafael uit het wiegje en trek hem zijn pyjamaatje uit. Het is tijd om in bad te gaan. Rafael huilt zodra hij in aanraking komt met het lauwe water, maar ja dat doen de meeste baby’s. Na een paar minuten is Rafael stil en slaat hij met zijn armpjes om zich heen. Dan vind ik het wel genoeg geweest en voorzichtig houd ik hem tegen me aan terwijl ik hem droog met een zachte doek. Daarna krijgt hij een schone luier om, een schoon hemdje en pakje aan.
Ik ga nog even buiten zitten. Lydia komt naar me toelopen.
“Gaat alles goed, Lesley?”
Ik schud mijn hoofd.
“Nee, ik heb slecht geslapen vannacht omdat ik over Face in zat. Waarom kon Audrey gewoon niet meteen iets over hem vertellen?”
Lydia begrijpt me, maar ook komt ze voor Audrey op.
“Audrey heeft de laatste dagen ook veel meegemaakt. Ze was erg moe dus wilde gisteren gewoon graag slapen.”
Is dit nou een vriendin?
“En dan moet ik de hele nacht maar wakker liggen omdat zij niet even antwoord wilde geven op mijn vraag?! Ik kan het gewoon niet meer aan.”

LYDIA
De jongens waren erg enthousiast vanmorgen en hebben hele verhalen onder het eten. Audrey is inmiddels naar het ziekenhuis toe en Sam en Xander spelen buiten met Ava. Lesley zit met de kleine in de schaduw. Zij hoopt dat Face snel terug komt. Logisch, want ze zijn het gezinsleven nog niet echt gewend.
Xander komt naar me toe en vraagt: “Mama, mogen we ijsje?”
“Vanmiddag, oké? Je hebt er namelijk gisteren ook al één gehad.”
Dan loopt Xander weg en gaat verder met spelen. Ava is zo te zien de prinses, Xander de prins en wat Sam speelt weet ik niet, maar het ziet er wel leuk uit. Dan komt er opeens iemand aanlopen. Het is Miguel!

MIGUEL
Al snel na het gesprekje met Audrey en Lydia wordt ik opgehaald door de politie. Ik moet getuigen tegen Troy. In de auto vertellen ze me dat de rechtszaak al bezig is, ik hoef niet alles bij te wonen.

TROY
Hahahaha, ze hebben het over een getuige. Er is er niet eens één! Maar opeens gaat de deur van de rechtszaal open.
“MIGUEL?!”
Ik wil naar voren vliegen om hem in elkaar te slaan, maar wordt tegengehouden door een stuk of vijf agenten. Dan ga ik maar weer zitten. Ik word dit keer met boeien aan mijn stoel vastgemaakt.

PALERMO
Tot mijn verbazing legt Miguel een eed af en vertelt onze geschiedenis, tot in de kleine details. De rechter staat op en wil de vonnissen uitspreken maar de zaal gonst van geroezemoes.
“Stilte!” roept de rechter.
Dan gaat de rechter verder.
“Palermo K. wordt veroordeeld tot vijf jaar celstraf wegens meewerken met de hoofdverdachte uit vrije wil. Troy Y. wordt veroordeeld tot twaalf jaar wegens het dwingen van bewakers, moorden, gijzeling en nog veel meer criminele activiteiten. Miguel S. wordt vrijgesproken omdat hij onder druk werd gezet. Einde rechtszaak!”
De rechter klopt met zijn hamertje op het blok en het is afgelopen.

MIGUEL
Ik spring een gat in de lucht. Ik ben vrij!

FACE
Het is echt prachtig dat we opnieuw gijzelaars hebben bevrijd. Er zullen heel wat herenigingen volgen besef ik. Een klein meisje draag ik omdat ze gewond is aan haar voet.
“Waar is papa?” vraagt ze.
“Papa? Hoe heet je papa?”
“Ritchie,” antwoord ze zachtjes.
Snel loop ik naar hem toe.
“Papa!”
Ritchie kijkt om. Ik zijn dochtertje op de grond en meteen hinkelt ze naar hem toe. Het is een mooi gezicht. Een opgeluchte papa omhelst zijn dochtertje. Het is prachtig om te zien.

NADIA
Verbijsterd kijk ik Marcello en Timo aan. Ze schuifelen wat met hun voeten en weten zich geen houding te geven.
'Wat is dit!? Waarom vertelde je het me niet eerder?!' barst ik uit.
Timo tilt zijn hoofd met een ruk op. Glinsteren zijn ogen nou verdacht? Hij staat op van de stoel.
'Omdat je in een coma lag! Daarom!'
Marcello staat er bij, maar zegt niets. Mijn hoofdpijn wordt steeds erger omdat ik me nogal boos maak.
'Jullie verlieten ons, mama, papa en mij. Geen telefoontje, geen briefje, niets! Helemaal niets! Pa en ma zijn overleden omdat ze ziek van verdriet waren. En jullie, jullie waren er geen eens voor ze,' besluit ik minachtend.
Marcello gaat op zijn hurken bij mijn matras zitten. Hij keek me aan en zegt: 'Hé klein zusje, nu begrijp je het niet, maar later wel.'
Dat was de druppel. Mijn ogen schieten vuur en ik haal uit. Met alle kracht die ik in me heb, geef ik hem een klap in zijn gezicht. Meteen houdt Marcello zijn hand tegen zijn vuurrode wang.
'JIJ, JIJ... Ik begrijp het drommels goed! Jullie hebben ons verlaten om mensen te ontvoeren en drugs op te testen! Anderen werden gedwongen, omdat Ethan hun familieleden had, maar ik heb geen familie van mij gezien. Als pa en ma dit wisten... dan.. dan..'
Ik had geen woorden mijn machteloze woede te uiten. Als ik kon, was ik weggelopen. Timo viel Marcello bij.
'Je zal het wel begrijpen, Nadia. Ooit.'
Tranen schoten in mijn ogen, van woede.
'Rot op! Ga weg en kom voorlopig niet terug!'
Timo liet zijn schouders zakken. Ineens leek hij een paar jaar ouder. Marcello kwam ook omhoog en samen verlieten ze de hut. Ik zakte weg in het kussen en liet mijn tranen eindelijk de vrije loop.
Ineens werd er op de deur geklopt.
'Ja?' zei ik, terwijl ik mijn tranen probeerde weg te vegen.
De neger die ik eerder gezien had stak zijn hoofd om de deur.
'Mag ik binnen komen?'
Ik knikte met tegenzin. Hij deed de deur wat wijder open en stapte naar binnen. Hij had een hele stapel boeken vast.
'Hier, misschien heb je wat afleiding nodig. Ik ben zo vrij geweest in je koffer te snuffelen' zei hij.
Ik nam ze aan. Bovenop lag het boek Pride and Prejudice. Mijn favoriete boek, dat ik wel kon dromen.
'Thanks' zei ik benepen.
De neger vervolgde: 'Ik heb je gevonden in de bunker. Daarnet heb ik alles gehoord, jullie praatten nogal hard. Ik begrijp je wel, maar misschien moet je ze een tweede kans geven. Iedereen verdient dat. En trouwens, die twee jongens, je broers, geven echt om je. Kan je dat niet zien?'
Ik draaide mijn hoofd weg en dacht na.
De neger zei nog één ding: 'Ook Elizabeth Bennett kreeg een tweede kans. Gelukkig maar dat ze die benutte, vind je ook niet?'
Verbaasd keek ik hem aan. Hij knipoogde en liep toen de hut uit. Ik legde de stapel boeken op de grond en begon met lezen in Pride and Prejudice.
"It is a truth universally acknowledged that a single man in possession of a good fortune must be in want of a wife...."
Halverwege kwam een vrouw mij storen. Opnieuw kreeg ik een goor drankje te verkroppen. Dapper dronk ik het op. Meteen kreeg ik slaap. Mijn hoofd knikte opzij en mijn boek gleed half van me af. De indianenvrouw lachte vriendelijk.
'Rust maar lekker uit meisje, dat kan je wel gebruiken.'
Meteen liep ze weg en verdween in het oerwoud.

HANNIBAL
Ik kwam bij van de verdoving en ging even zitten toen mijn schouder werd verbonden. Met een nieuwe blouse aan stond ik op.
"Laten we onze vangst eens gaan verhoren" stelde ik voor aan Bob en Murdock.
Ze knikten en we liepen naar de kooien waar onze gevangenen zaten opgesloten. Eerst haalden we een bamboe stoel. Daarna haalden Bob en ik de man met de witte kleding uit de kooi en zetten hem in de stoel. Murdock bond zijn handen vast en we gingen om hem heen staan. Hij keek ons geschokt aan. Ik deed de eerste poging. De anderen deden een paar stappen achteruit.
"Vertel ons eens, waar is die derde bunker waar de familieleden zitten opgesloten?" vroeg terwijl ik rondjes om hem heen liep.
Hij zweeg en staarde voor zich uit.
"Misschien moeten we de kannibalen maar toestemming geven om je op te vreten," zei ik.
Hij keek me bang aan toen ik dat zei en zuchtte.
"Vanwaar die zucht?" vroeg ik.
"Vertel het nou maar, dan laten we je tenminste leven," zei Bob.
Er waren tranen in zijn ogen te zien. Hij boog langzaam zijn hoofd.
"Wel? komt er nog wat van?"
"Je zal al die volgers van Troy nooit verslaan, hun groep is te groot," begon de man.
Ik keek hem vol verbazing aan en ging voor hem staan.
"Hoeveel bunkers zijn er nog?" vroeg ik.
"Er zijn totaal drie bunkers, maar die derde wordt het strengst bewaakt. Daar staan zoveel camera's en boobytraps, daar kom je nooit ongezien voorbij," zei hij.
"Hoe heet je trouwens?" vroeg ik.
"Ze hebben me zo erg gehersenspoeld dat ik mijn echte naam niet weet, mijn bijnaam is Race," zei hij.
Murdock ging nu voor hem staan.
"En de gijzelaars?" vroeg hij.
Race keek Murdock aan.
"Als je mazzel hebt leven die nog, maar ze waren er slecht aan toe, toen ze hierheen werden gebracht. Meer zeg ik niet," zei Race.
We keken elkaar bezorgd aan. Ik stak een sigaar op en ging voor hem staan.
"Ik zag jou bij de villa toen twee mannen me probeerden te verzuipen in een zwembad. Wat voer jij in je schild?" vroeg ik.
Bob en Murdock keken elkaar aan. Ik pakte mijn pistool.
"We hadden de opdracht je uit de weg te ruimen, maar ik......"
Race stopte met praten en boog zijn hoofd. Murdock liep naar me toe en nam het over.
"Jij kon het niet?"
Hij knikte en liet hij zijn tranen gaan.

SHERIFF
De indiaanse vrouw geeft ons een mand en wenkt dat we haar moeten volgen. Ze loopt het dorp uit en neemt een pad dat omhoog loopt. Tussen twee bergen ligt een soort weitje waarop kleurige kruiden groeien en een bonte verzameling vlinders fladdert. Het is een prachtig schouwspel. Heel even vergeet ik alle ellende die we de afgelopen weken hebben gezien en meegemaakt. De vrouw gebaart dat we even moeten blijven staan. Ze loopt de wei in en komt terug met verschillende planten. Giovanni krijgt een plant met roze bloemen, Geronimo met gele bloemen en mij drukt ze een plant met blauwpaarse bloemen in m'n hand.
"Volgens mij bedoelt ze dat we naar zulke bloemen moeten zoeken en die moeten plukken."
De vrouw knikt. Ze houdt ons nog even tegen en haalt een paar mesjes tevoorschijn.
“Oké, niet plukken, maar snijden dus.”
Zo zijn we een half uurtje bezig. Ondertussen denk ik aan Audrey die ik heb achtergelaten bij Moody.
Als we straks terug zijn zal ik de walkietalkie van Ritchie eens vragen, want ik ben benieuwd hoe hij reageerde op het nieuws dat zijn ouders zijn gevonden. En waar ik ook nieuwsgierig naar ben is hoe Audrey en Moody met elkaar omgaan.
De indiaanse vrouw roept ons, we gaan terug naar het dorp. De medicijnman is zichtbaar blij met de kruiden en wijst naar de plaats waar hij ze wil gaan verwerken. De vrouw en hij bedanken ons in gebrekkig Amerikaans.
Geronimo en Giovanni droegen de verslagen bewakers van de bunker naar het indianendorp en hebben nog niet alle mensen van de bevrijde groep gijzelaars gezien.
"Kom op, we gaan kijken of jullie familieleden al gevonden zijn."
Hoopvol lopen we langs de bedden en tenten waar de zieke mensen worden verzorgd, en dan nog naar de blokhut. Hier kunnen de slachtoffers van Troy en Ethan zich wassen. Een paar indiaanse vrouwen delen kledingstukken uit en weer anderen eten en drinken.
Op een moment hebben we alle bevrijde mensen gezien, maar Geronimo en Giovanni vonden hun vermiste familieleden er niet tussen. Teleurgesteld en vol bange vermoedens dat zij misschien niet meer zullen leven staan ze voor de blokhut. Geronimo kijkt me wanhopig aan.
"Frank, wat nu?"
Giovanni loopt stilletjes weg, ook hij zit er doorheen. Ik kijk hem even na.
"Bunker III?" opper ik onzeker als ik Geronimo opnieuw aankijk.
Het is een mogelijkheid, maar wel één die eigenlijk nog meer reden tot bezorgdheid geeft en ik spreek hem dan ook heel voorzichtig uit. Vanuit m'n ooghoek zie ik Giovanni het oerwoud in lopen en zijn wapen uit zijn holster pakken. Het duurt een seconde of wat voor ik besef wat dat kan betekenen.
"Kom mee!"
Ik trek Geronimo aan zijn mouw mee en ga achter Giovanni aan.
"Wat is er?!" wil hij weten.
"Volgens mij wil Giovanni iets ergs gaan doen!"
Geronimo ziet het ook en pakt dan zijn geweer. Hij is per slot van rekening de scherpschutter onder ons en kan, als het nodig is, het wapen uit Giovanni's hand schieten.
Even later rennen we het oerwoud in. Het lijkt erop dat onze maat het bergweitje weer op gaat zoeken, maar halverwege zijn we Giovanni opeens kwijt. We kijken met snel kloppende harten om ons heen. We willen koste wat het kost voorkomen dat hij zichzelf iets aandoet. Geronimo pakt me bij m'n mouw en wijst in de richting waar hij zojuist iets hoorde kraken. Zo stil mogelijk sluipen we daarheen en jawel, Giovanni loopt in de bergweide, maar aan de andere kant als waar wij kruiden verzamelden.
Giovanni strompelt, van zijn altijd ferme pas is niets meer over. Als we hem naderen, horen we hem wanhopig schreeuwen. Plotseling blijft hij staan. Met zijn handen in de lucht valt hij wanhopig huilend op zijn knieën. Zijn verdriet gaat door merg en been. We moeten maken dat we snel bij hem zijn, voor hij nogmaals zijn wapen kan pakken en zetten het op een rennen. Nog een meter of tien te gaan... nog vijf… Dan pakt Giovanni zijn pistool van de grond en kijkt er naar. Als hij zijn arm zijwaarts brengt roepen Geronimo en ik tegelijkertijd: "NEEEEE!!!" en duiken naar hem toe.

NADIA
Ik knipper met mijn ogen en rek me even uit. Meteen sta ik weer in de volle realiteit, want al mijn spieren protesteren. Buiten hoor ik een hoop commotie. Langzaam kom ik overeind en loop wankelend naar de deur. Daar wacht ik even om op adem te komen en duw dan de deur open. Meteen sta ik in het volle zonlicht. Ik knipper even en loop dan terug naar mijn bed. Daar ligt mijn kaki cowboyhoed die ik altijd bij me heb. Ik druk heM strak op mijn hoofd en loop dan Linéa recta naar buiten. Het is een drukte van belang buiten, maar ik zoek Timo en Marcello. Als ik even later op mijn dooie akkertje door het dorp heen loop, zie ik een paar kooien staan met mensen erbij en erin. Een grijzige man met een sigaar in zijn mond staat druk te praten en gebaren met een man met een pet. Even later staat ook de neger erbij.
"Die moet ik hebben," denk ik,
Meteen loop ik erheen. Als ze mij opmerken draait iedereen zich verbaasd om en bekijken me van top tot teen. Ik begin me ongemakkelijk te voelen, daarom kijk ik de grijze man strak aan en steek mijn hand uit. Hij lijkt de leider te zijn.
'Nadia Verde di Camillo,' stel ik mezelf voor.
Hij steekt zijn hand ook uit en stelt zich voor als John Smith, alias Hannibal. Daarna ga ik het hele rijtje af. De namen duizelen me. Geïnteresseerd vraagt Hannibal hoe het met me gaat en ik beantwoord al zijn vragen. Langzaam lopen we samen door het dorp terwijl ik vertel wat ik heb meegemaakt in de bunkers. En John vertelt wie hij is, dat hij bij The A-team hoort en hoe ze hier komen. Al keuvelend zie ik ineens Timo en Marcello. Marcello zit op een boomstronk en kijkt naar de grond, terwijl Timo rusteloos aan het ijsberen is. Ik twijfel: naar ze toe, of niet. Hannibal merkt mijn twijfel op en staat stil, terwijl hij naar Timo en Marcello kijkt. Dan kraakt ineens de walkietalkie van hem en hij verontschuldigt zich. Ik hoor de stem van de petman, maar Hannibal draait zich al om en trekt een sprint.
Ik loopt langzaam naar mijn broers toe en zeg dan timide: 'Hai.’

SHERIFF
Als Giovanni zijn arm zijwaarts brengt, roepen Geronimo en ik tegelijkertijd: "NEEEEE!!!" en duiken naar hem toe. Geronimo grijpt zijn arm en hand met de pistool erin en ik druk hem tegen de grond.
"NEE!!!"
Nu is het Giovanni die dat roept als het wapen afgaat. Het schot klinkt vreemd op dit weitje, alsof het geluid blijft hangen tussen al die bomen, struiken en de berghellingen. Gelukkig waren we op tijd en ging de kogel het gebladerte in. Giovanni probeert zich los te worstelen uit onze greep.
"Laat me los! Laat me m'n gang gaan!"
Geronimo raapt zijn vriend op van de grond, pakt hem bij de schouders en schudt hem door elkaar.
"Waar ben jij mee bezig? Ben je helemaal gek geworden? Je geeft toch niet de moed op? Wat nou als we je vrouw straks in de derde bunker vinden?"
Giovanni kijkt hem wezenloos aan.
"Denk je dat er iemand bunker III zal overleven? Je weet toch wat Troy daar deed? Het is mijn schuld dat ze daar naartoe is gebracht! Als ze er al levend uitkomt, denk je dat ze dan elke dag herinnerd wil worden aan iemand die haar zo ziek heeft laten worden?"
"Wil je haar dan niet vertellen hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren? Jij en ik zijn net zo goed slachtoffers van Troy en Ethan. Onze familieleden zitten of zaten gevangen, maar wij werden toch ook bijna elke minuut van de dag gecontroleerd en gehersenspoeld?" werpt Geronimo tegen.
Ik sta erbij, luister en kijk. Het wapen van Giovanni heb ik opgeraapt en bij me gestoken. Als ze op een moment uitgeruzied zijn, leg ik m'n handen op hun schouders en stel voor om terug te gaan naar het indianendorp.
"Ja, we komen," antwoordt Geronimo.
Giovanni kijkt me vernietigend aan, kwaad dat we hem tegen zijn wil gered hebben. Ik wilde eigenlijk vooruit lopen, maar nu ik zijn ogen heb gezien blijf ik in de buurt, want stel dat ie het wapen van Geronimo afpakt en het alsnog probeert? Geronimo praat nog even met z'n vriend en als ik ze elkaar zie omhelzen voel ik me wat geruster worden.
Even later lopen we dezelfde weg terug. Onderweg komen een aantal indianen en bewakers ons tegemoet. Ze vragen uit de verte al wat er aan de hand is. Ze hebben het schot gehoord en vrezen dat er iets verschrikkelijks is gebeurd. In een paar woorden vertel ik dat alles oké is, dat Giovanni instortte nadat hij ontdekte dat zijn vrouw niet uit bunker I of II is bevrijd.
Monkey, die ik al een tijdje niet gesproken heb, zegt dat het de hoogste tijd wordt om bunker III te zoeken en daar ben ik het mee eens. Ik neem me voor om zo snel mogelijk alle mannen op te zoeken en te inventariseren wie er nog vermist worden.

RITCHIE
Na de bevrijding van bunker II lopen Roberto en ik vooraan in de stoet, we hebben de uitgeschakelde bewakers bij ons en zetten hen gevangen in een paar bamboekooien. Niet alleen de kannibalen maken daar blijkbaar gebruik van. We lopen terug naar het pad waar nog steeds mensen het dorp binnenstrompelen en bieden onze hulp weer aan. Ik zie dat Frank de oom en tante van Fernando bij zich heeft. Terwijl de oude mensen naar de medicijnman worden gebracht, zoek ik m'n collega op. Hij houdt de wacht bij de kooien met gevangen en ik ren naar hem toe.
"Fernando! Je oom en tante zijn hier!"
"Waar?" Fernando pakt me bij m'n schouders vast. "Heb je ze gezien? Hoe is het met ze?"
Ik wil Fernando eigenlijk meteen meenemen, maar de gevangenen moeten bewaakt worden. Het jongetje dat Hannibal leerde boogschieten loopt in de buurt, uiteraard met zijn boog en een koker vol pijlen. Hem vraag ik of ie een poosje op de gevangenen wil passen.
"Mag ik op ze schieten als ze willen ontsnappen?" vraagt hij enthousiast.
Fernando en ik kijken elkaar aan en antwoorden in koor: "Ja, dat mag!"
Even later begroet Fernando zijn oom en tante bij wie hij is opgegroeid. Huilend neemt hij hen één voor één in zijn armen en ik laat ze verder alleen. Ik kijk verlangend om me heen in de hoop een bekende stem te horen of een dierbaar gezicht te zien. Zal ik ook mijn familie terugvinden?
Roberto rent opeens voorbij.
"Waar ga je naar toe?" vraag ik hem.
"Naar de blokhut. M'n vrouw en kinderen zijn gevonden!" roept hij opgelucht.
M'n walkietalkie piept ten teken dat ik wordt opgeroepen.
"Ritchie, hier. Zeg het maar?!"
Met een hoop gekraak tussendoor voer ik een kort gesprek met Audrey, ze wil weten hoe het met Moody's ouders gaat en of ze eventueel vervoerd kunnen worden. Ik beloof haar te gaan praten met de medicijnman en met Murdock. Moody knapt langzaam op, vertelt ze, maar zal niet mee naar bunker III kunnen gaan.
Plotseling hoor ik een kinderstem die me bekend voorkomt. Ik draai me om. Daar komt m'n dochtertje op me afrennen! Terwijl ik haar in me armen neem staat Face naar ons te kijken. Met Madelyn op m'n arm loop ik naar Face.
"Dank je wel, Face. Maar waar is m'n vrouw?"
"Mama boodschappen doen! Ikke naar papa toe zei mama," zegt de kleine dan.
Geschrokken kijk ik Face aan.
"Zouden ze hen uit elkaar hebben gehaald?"
Dan kijk ik Madelyn weer aan. "Heeft mama gezegd dat ze boodschappen ging doen? Of heeft iemand anders dat gezegd? Een paar boze mannen misschien?"
"Ikke naar papa vragen, zei mama."
"Face, we moeten haast maken. Wanneer gaan we naar bunker III? Daar zal ze naartoe gebracht zijn. Ik weet het zeker.”

HANNIBAL
We waren nog bezig met het verhoren van Race als er iemand naar ons toe kwam lopen. Ik draaide me om. De vrouw keek mij strak aan, stak haar hand uit en stelde zich voor toen ik haar de hand schudde.
"John Smith alias Hannibal, aangenaam," zei ik.
Ze schudde de anderen ook de hand. Langzaam liepen we naar het dorp waar we Timo en Marcello zagen. Marcello zat rustig op een boomstronk terwijl Timo zenuwachtig heen en weer liep. Ik bleef even stilstaan, maar tijd om daar over na te denken had ik niet, want ik werd opgeroepen door de walkietalkie.
"Sorry," zei ik terwijl ik even verderop ging staan.
"Zeg het eens Murdock, wat is er mis?"
"Race is geraakt, we hebben je hulp nodig en wel heel snel," zei Murdock.
"Ik kom eraan," zei ik terwijl ik meteen het indianenkamp inrende en een indiaan aan zijn arm meetrok.
Als we bij Murdock aankomen zien we Race op de grond liggen. Bob zit bij hem.
"Wat is hier gebeurt?" vroeg ik aan ze.
"De man die jou in dat zwembad wilde verzuipen is in de buurt," zei Race met moeite.
"Breng hem naar het kamp voordat er nog meer gewonden vallen," zei ik terwijl ik mijn wapen tevoorschijn haalde.
"Hij heeft teveel pijn Hannibal, dat gaat niet werken" zei Bob tegen me
Ik knielde bij Race. Zijn ademhaling werd steeds slechter. De indiaan kwam dichterbij en probeerde hem te behandelen.
"Blijf hier, dan haal ik die schoft neer," zei ik terwijl ik kwaad wegliep.
Ik vertrouwde het helemaal niet meer en liep gewapend in het oerwoud. Eenmaal een eind verwijderd van de plek waar Race werd gevonden, hoorde ik geritsel in de struiken achter me en draaide me om.
Het was een grote panter. Ik deed meteen een aantal passen achteruit. Het beest zag er hongerig uit. Ik had mijn wapen gereed om te schieten, maar dat weerhield het beest er niet van om niet aan te vallen. Als de panter een poot verzet, zet ik het op een rennen. Na een wilde achtervolging kom ik bij de rivier uit en blijf buiten adem stilstaan. De panter had ik afgeschud maar wat was dat voor geluid in het water? Ik draaide me heel voorzichtig om en zag daar opnieuw iets groots op me af komen. Het was een grote alligator.
"Woooow!" zei ik geschrokken terwijl ik wat passen achteruit deed.
Het beest naderde. Ik had van die beesten gehoord maar dat ik ze uitgerekend hier zou tegenkomen had ik niet verwacht. Oog in oog met een alligator staan doe je niet elke dag. Eén ding was zeker: als ik in leven wilde blijven was wegrennen een goede optie.

PETER
Het is een drukte van jewelste zodra de mensen uit bunker II zijn bevrijd. Ik zie Face staan en besluit maar naar hem en Ritchie toe te lopen.
"Is dat je dochter?" vraag ik aan Ritchie.
Ritchie knikt en vertelt dat zijn vrouw waarschijnlijk in bunker III zit.
"Dan moeten we daar maar snel heen gaan!"
Samen met Face en Ritchie, met Madelyn op zijn arm, lopen we door het kleine dorpje en gaan op zoek of er nog mensen zijn die ons bekend voorkomen. Dan doe ik een gekke ontdekking. Mijn zus! Nee, dat kan niet. Of toch wel?
"Afke!" roep ik als ik haar zie.
De vrouw die ik bedoel kijkt op en glimlacht als ze mij ziet.

FACE
"Ik wist niet dat Peter een zus had," zeg ik tegen Ritchie.
"Dat wist ik allang, maar dat hij zelfs zijn zus ontvoerd! Niet te geloven zeg!" antwoordt Ritchie.
Ik ga op een steen zitten en kijk wat om me heen. Overal zie ik herenigingen. Als we bunker III hebben verslagen zal ons avontuur dan voorbij zijn? Zouden we dan eindelijk naar huis mogen?
Dan horen we opeens een noodkreet van Hannibal!

MIGUEL
Ik vertel Vanessa dat ik vrij ben en natuurlijk dat Troy en Palermo achter de tralies verdwijnen.
"Geweldig schat! Ik ben echt trots op je dat je tegen zo'n schurk durft te getuigen," zegt Vanessa blij.
Ze geeft me een zoen. Zo staan we daar een tijdje als opeens Sam, Xander en Ava naar ons toe komen vliegen.
"Jullie ook mee doen?" vraagt Xander terwijl hij naar Lydia wijst die vastgebonden is.
"Ik liever niet, jongens," zegt Vanessa.
Ik weet wel waarom niet, maar dat ga ik nog niemand vertellen.
"Oké ik doe wel mee. Vanessa rust jij eerst maar lekker uit," zeg ik en wordt al vastgebonden naast Lydia.
"Dit is erg comfortabel. Wat worden die jongens later toch?" lach ik als ik op een tuinstoel zit.
"Ze willen politieagent worden, net als hun vader," krijg ik als antwoord.

LESLEY
Rafael ligt in mijn armen en slaapt haast. Hij gaapt al en pakt mijn vinger beet.
"Niet mijn vinger gebruiken, daar heb je iets anders voor," lach ik en geef hem zijn speen.
Dan komt Vanessa met haar dochtertje naast me zitten.
"Wat is hij schattig," zegt ze.
"Bedankt."
"Hoe oud is hij nu?" vraagt ze.
Zo zo,die Vanessa is wel nieuwsgierig, denk ik in mezelf.
"Hij is nu een paar weken oud," antwoord ik.
Miguel is inmiddels weer losgemaakt en gaat nu bij Vanessa staan.
"En hoe gaat het met Noa?" vraagt hij terwijl hij haar optilt.
Dan denk ik aan Face. Hij kan niet eens de eerste weken van zijn zoontje meemaken. Wat moet dat moeilijk voor hem zijn.

HANNIBAL
Ik bleef wegrennen voor die alligator, maar kon niet eeuwig blijven sprinten. Ondertussen schreeuwde ik de namen van het team en schoot een aantal maal in de lucht. De alligator kon me makkelijk bijhouden. Hij had zijn prooi in het vizier en liet die niet ontsnappen. Het was net een hindernisbaan: over boomstammen springen, over greppels en vervolgens nog eens vluchten voor een roofdier. Toen ik een voorsprong opbouwde, besprong de man die me in het zwembad had gemarteld. Ik schrok me dood, blijkbaar had hij mijn geschreeuw en schoten gehoord. We rollen over de grond en er ontstaat een worsteling. Mijn wapen kwam in het water terecht. Hij gaf me een harde klap tegen me slaap en rende weg. Ik had een voorgevoel wat hem op de vlucht had doen slaan en dat klopte nog ook. De alligator was vlakbij. Ik voelde aan mijn hoofd, het bloedde. Ik probeerde op te staan, maar werd duizelig door de klap en viel om. Toen ik op de grond lag was de alligator direct bij me. Ik keek in de ogen van het beest en vreesde nu echt voor mijn leven. Hij deed zijn bek al open maar ik draaide net op tijd weg en gaf het beest een trap. Dat vond ie duidelijk niet leuk.
Ik vond een houten plank en zette die verticaal in zijn bek toen hij aanviel. Het beest ging tekeer als een bezetene en vluchtte daarna naar het water. Meteen komt er een andere alligator aan die de plank doormidden beet. Ik keek om me heen, maar er lag niets bruikbaars in de buurt.
"Dat is vast en zeker het mannetje," zei ik tegen mezelf.
De alligators kwamen aan land. Ik keek de beesten aan en slikte. Hulp van het team kon ik nu wel gebruiken, want zonder wapens was ik knap kansloos.

BOB / MURDOCK
We namen Race langzaam mee naar het kamp, terwijl de medicijnman zijn ademhaling in de gaten hield. Als we eenmaal bij het indianenkamp aankomen, leggen we hem in één van de tenten neer en blijven bij hem.
"Ik hoop zo erg dat hij het overleeft," zegt Murdock.
"Dat zal toch wel," reageert Bob terwijl hij naar de medicijnman kijkt.
"Ik heb er een slecht gevoel bij, dat komt door zijn ademhaling. Als jullie niets hadden gedaan was hij al doodgebloed. De schutter is ervaren, dus jullie moeten extra voorzichtig zijn," legt de medicijnman uit.
Bob en ik kijken elkaar vol verbazing aan.
"Hannibal!" zegt Murdock.
Bob en hij springen op en lopen door het kamp in de hoop hem te vinden. We horen schreeuwen en schoten in het oerwoud. Ze rennen meteen naar BA toe.
"Heb je die schreeuw ook gehoord? We moeten Hannibal helpen, big guy en snel ook," meent Murdock bezorgd.

NADIA
Ik keek Timo en Marcello aan. Marcello keek op bij het geluid van mijn voetstappen, zijn handen lagen slap op zijn knieën. Timo bleef staan. Ik beet even op mijn lip. Tranen schoten in mijn ogen. Vol schaamte keek ik mijn twee broers aan.
Ik fluisterde: 'sorry...'
Meer was niet nodig. Marcello stond op van de boomstronk en spreidde zijn armen. Huilend viel ik erin. Timo kon zijn tranen ook niet binnenhouden. Even later omhelsden Timo en ik elkaar. Ik ging op de boomstronk tussen hen in zitten. Alle drie waren we stil, alle drie in gedachten.
Ineens renden Murdock en nog een man voorbij. Hij was aan me voorgesteld, maar had geen idee wie het was. Verbaasd keken we op. Ik stond op en rende maar mee. Iedereen leek in paniek. Van een indiaan leende ik een pijl en boog. Ik kon daar altijd goed mee schieten, wie weet of ik het nodig had.
Even later bleek dat Hannibal in gevaar was. Lekker, gaan we weer. Het bloed kietelde in mijn aderen. Alles in me vroeg om avontuur. Daar leefde ik voor. De laatste weken in die bunker waren dodelijk saai.
Murdock sloofde zich goed uit en ik grijnsde. Even later renden we in een groepje door het oerwoud. We besloten op te splitsen. Eerst wilden ze me terugsturen, maar ik overtuigde hen ervan dat ik het wel degelijk kon en dat ik de geheimen van een oerwoud kende. Murdock en ik gingen samen verder. Ik voelde wel dat ik nog helemaal niet volledig hersteld was, maar zette door. Ik moest iets terugdoen voor hen die me hadden gered. Ineens zagen we een kleine poel. Hannibal vocht met een alligator, terwijl een tweede alligator als een rund uit zijn bek bloedde. Hannibal was uitgeput en ik kon zien dat hij aan het eind van zijn Latijn was. Murdock duwde me achteruit en trok zijn pistool. Hij aarzelde met schieten, omdat hij bang was Hannibal te raken. Als aan de grond genageld bekeek ik het schouwspel. Een kreet van Hannibal bracht me weer bij mijn positieven. Ik trok de pijl en boog van mijn rug, spande de boog en legde aan. Ik mikte nauwkeurig. Suizend verliet de pijl mijn boog. Er was absolute stilte, tot een tweede kreet de stilte verscheurde. Ik kon geen stap verzetten, maar Murdock was al bij Hannibal. De alligator was met een welgemikte pijl in één klap dood. Ik dankte de hemel dat ik goed gemikt had. Murdock hielp Hannibal overeind, terwijl ik de boog en de overige pijlen opruimde. Ik zag aan de andere kant van de poel kapotte struiken. Ik liep erheen en knielde neer. Met mijn vingers voelde ik. Verse sporen. En niet van een dier... Ondertussen hadden Murdock en Hannibal door dat ik wat gevonden had. Ik keek schuin omhoog naar Hannibal en vroeg: 'Ben je oké? Hier lopen verse sporen; iemand anders had je kunnen helpen, maar deed dat bewust niet.”

B.A.
De afgelopen uren heb ik door het dorp gezworven en allerlei mensen geholpen. Nadia haar boeken gebracht, bevrijde gijzelaars naar de blokhut begeleid en wacht gehouden bij de gevangenen. Van een afstandje zie ik diverse families en gezinnen herenigd worden. Nu zijn die mensen, tenminste de meesten, blij elkaar weer te zien, maar ik weet zeker dat als de eerste dag voorbij is er veel gepraat en uitgelegd zal moeten worden door de bewakers.
De rust keert net een beetje terug in het indianendorp als er in het oerwoud schoten klinken en kort daarna een nogal paniekerig geschreeuw. Ik loop naar de rand van het dorp om te luisteren. Murdock, Face, Bob en Nadia komen aanrennen, zij hoorden het ook.
"Volgens mij is dat Hannibal. Zo te horen is er echt iets goed mis, want hij klinkt nooit paniekerig. Kom, we gaan hem zoeken."
"Moeten we Marcello niet meenemen?" vraagt Face die met grote tegenzin het oerwoud in gaat.
"Geen tijd voor."
Ik pak Face bij z'n schouder en stuur 'm de goede richting in. Nadia stelt voor om op te splitsen en loopt met Murdock weg. Het indianenjongetje, dat samen met mij de gevangenen bewaakte en er naar uitkeek om een paar pijlen op ze af te schieten, komt achter ons aanrennen.
"Waar gaan jullie naar toe?"
"We gaan het oerwoud in om Hannibal te zoeken, hij is in problemen gekomen. Ga jij maar in het dorp vertellen waar wij naar toe zijn," zeg ik vaderlijk tegen het jochie.
"Mooi niet! Ik ga met jullie mee. Ik wil mijn held redden! Jullie hebben mij nodig, omdat ik veel beter de weg weet dan jullie, lekker puh!!!"
Ik zucht en kan daar niets tegenin brengen.
"Nou, wijs ons de weg dan maar."
Vanaf de overkant van de poel zien Face, het indianenjongetje en ik dat Murdock en Nadia Hannibal al snel gevonden hebben. Met pijl en boog schiet Nadia één van de beesten dood en de ander verdwijnt onder water. Het is te hopen dat ze snel bij die poel vandaan gaan, anders neemt het overlevende dier nog wraak op hen.
Face en ik kijken nog steeds meelevend naar de overkant, als het jongetje ons aantikt. We kijken om en zien hem met z'n wijsvinger op zijn mond naar achter wijzen. Ik kijk razendsnel om, maar zie niets.
Met mijn hoofd vraag ik wat hij bedoelt. Eerst fluistert hij iets in mijn oor, dan in dat van Face. Wij houden onze wapens gereed, het jongetje pakt zijn boog. Dan sluipen Face en ik achter het jongetje aan. Hij wijst sporen aan, verse sporen... van een mens. Misschien van die vent die Race heeft beschoten? Tja, hoeveel van die mannen Troy nog heeft rondlopen is nog steeds gissen. We komen ze in ieder geval op de vervelendste momenten tegen.
We sluipen al tien minuten door het bos langs het water, want de poel is door een stuk moeras verbonden met een andere poel. Plotseling houdt het jongetje ons tegen. Hij hoorde een stem. Nu gebaar ik dat hij echt hier moet blijven en dat alleen Face en ik verder gaan. Ik fluister in zijn oor dat hij ons met z'n pijl en boog mag dekken van waar hij nu zit en daar neemt hij genoegen mee.
Behoedzaam naderen we de plek waar de stem vandaan kwam. Het was een lage stem, zo één waarbij je een grote, brede kerel voor je ziet, dus bereiden we ons voor op een confrontatie met dat beeld. De poel waar we nu naast zitten, heeft helder water en grote keien vormen de oever. Tussen een paar van die keien horen we water spetteren, alsof iemand het in z'n gezicht gooit.
"Hè, hè..." horen we tussen de keien zuchten.
Ik gebaar dat Face naar de andere kant moet, zodat we hem van twee kanten kunnen overmeesteren.
Als Face tegenover me zit, geeft hij het teken dat we tot de aanval overgaan. Face duwt z'n wapen in de rug van de kerel en ik pak hem bij zijn arm en nek en duw hem kort voorover in het water. Meestal een prima schrikmiddel. Als ik 'm weer uit het water haal zet de persoon het op een schelden en krijsen en blijkt het helemaal geen man te zijn! We schrikken ons een ongeluk als het een groot, lelijk vrouwmens blijkt te zijn dat zich vliegensvlug op ons probeert te storten. Wooh! Het is bepaald geen lieverdje en ik besluit om haar gewoon net zo te lijf te gaan als ik met een kerel van haar formaat zou doen. Van de vuistslag die ik toedien gaat ze echter niet onderuit. Nee, ze staat in vechthouding en daagt me gewoon uit. Als ik niet snel genoeg naar haar zin aanval, zet zij hem in en ik merk al snel dat ze zo sterk is als een paard. Op de met stenen bedekte grond rollen we vechtend heen en weer, beide niet van plan op te geven of te verliezen. Ik ben zo bezig met het gevecht, dat ik niet in de gaten heb dat Murdock, Hannibal en Nadia het spoor ook hebben gevolgd en plotseling naast Face staan toe te kijken. Hannibal vindt het op een moment blijkbaar welletjes en pakt de vrouw bij haar schouders en trekt haar bij mij vandaan. Eerst is ze even verrast, maar dan draait ze zich vliegensvlug om en krijgt Hannibal bijna een dreun. Hij was er echter op bedacht, blokkeert haar arm en legt ze daarna allebei op haar rug. Murdock doet haar een paar boeien om, maar het kost hem zichtbaar moeite. Hij staat met het puntje van zijn tong uit zijn mond te duwen om ze om haar dikke armen te krijgen.
Hijgend sta ik op en ga voor haar staan en vraag: "Wie bent u?"
Ze knijpt haar ogen gemeen samen en lacht als een heks met basstem.
"De moeder van de jongens die jullie hebben opgeborgen."
"Huh?!!!" klinkt het uit alle monden tegelijk.
"Denk maar niet dat jullie al ons werk straffeloos kunnen vernietigen! Als Troy en Ethan het dan niet meer kunnen doen, DAN DOE IK HET, HAHAHAHAhahaha...."
We kijken elkaar verbouwereerd aan. We hebben hier te maken met een wraaklustige moeder.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.