Hoofdcategorieën
Home » One Direction » De Kelder » Donker
De Kelder
Donker
De ochtend was voorspelbaar geweest, zoals altijd. Louis was de eerste die geroepen werd en zodra de jongen nog geen half uur terug was bij Harry, werd deze naar boven geroepen. Het enige verschil was misschien dat de dingen die ze moesten doen steeds langer begonnen te duren, maar dat kon ook komen doordat ze het al zo vaak hadden moeten doen. Telkens hetzelfde, gore klusje.
Zwijgend stopten de jongens één voor één een stukje brood in hun mond. Ze kauwden op hetzelfde tempo, geheel op de automatische piloot. Eentonig. Saai. Verdrietig.
Zoals hun leven er op dit moment uit zag.
Onder het toeziend oog van de Gluiperd én Ed, die er sinds twee dagen weer bij was, dronken ze gehoorzaam hun melk op. Het was volle melk, iets wat Louis voorheen super smerig vond. Maar nu, hier in dit gehucht, maakte het hem niet meer uit. Hij luste alles en tegelijkertijd niets, alsof zijn smaak geheel was overgenomen door de twee mannen.
De mannen die hun levens hadden verwoest.
Zodra ze klaar waren met eten en beide tegelijk opstonden, waarbij hun stoel hoorbaar over het donkere laminaat schraapte, kuchte de Gluiperd twee keer. Verbaasd ontwaakten de jongens uit hun slaapstand en richtten ze hun grote ogen op de man.
“Zit,” commandeerde deze, waarop de jongens gehoorzaam terug plaats namen op hun stoelen. Houten stoelen. Saai. Verdrietig.
“Hebben jullie enig idee hoe lang jullie hier al zitten?” vroeg de man, zijn pientere ogen gericht op beide jongens. Verdwaasd haalden deze hun schouders op – natuurlijk wisten ze het. Louis in ieder geval. Hij schreef de brieven. Maar dat mocht de Gluiperd niet weten.
“Louis, je zit hier al zestig dagen. Zestig. Enig idee hoeveel dat is?” Langzaam knikte de jongen, al snapte hij de intentie van de vraag totaal niet. Wat maakte het nou uit dat hij hier zo lang zat? De man hield hem toch zeker zelf gevangen?
Een stijf knikje was het antwoord op Louis’ overpeinzingen en hij besloot er maar niet verder naar te vragen. Het deed er ook niet echt toe, vond hij.
Harry dacht daar anders over.
“U laat hem toch zeker zelf niet gaan?” zei deze, en zodra de woorden eruit waren leek de jongen met de krullen er al spijt van te hebben. Bang dook hij ineen, zijn armen om zijn knieën gewonden. Het enige wat de Gluiperd kon doen was grijnzen en knikken. Meer niet.
“Dat kan ik niet doen, mijn jongen. Dat kan ik niet doen...” Hij stond op, gebaarde iets naar Ed en begon door de kamer te ijsberen. Hij leek er eigenlijk ook wel op, een grote beer.
Een grote, boze beer.
“Willen jullie je vaders en moeders nog terug zien? En jullie zussen?” Beide jongens knikten langzaam, op hun hoede, terwijl ze ieder de bewegingen van de man volgden.
“Doe dan gewoon wat ik zeg, oké? Geen geintjes meer.” De man stopte met ijsberen, liep geruisloos op beide jongens af en ging op zijn hurken voor hen zitten. Beiden keken hem verbaasd en ietwat angstig aan.
“Ik meen het. Nog één zo’n geintje en het is gedaan met jullie. En jullie familie.” Hij stond weer op, waarbij zijn gezicht binnen één seconde bertrok. Bezorgd en aardig keek hij de jongens aan, terwijl hij gebaarde dat ze achter hem aan moesten komen.
Dus dat deden ze.
In plaats van richting de kelder, liepen ze richting de slaapkamer. Ed kwam achter hen aangelopen, Louis kon het horen aan het getik van zijn leren laarzen. Of schoenen.
Hij wist het niet meer.
Zodra ze de slaapkamer instapten en Ed de deur achter hen op slot had gedaan, knipte de man het licht uit, zodat de slaapkamer gehuld werd in duisternis. De enige lichtbron die er nog was, priemde voorzichtig tussen de gordijnen door. Gelige gordijnen.
Vieze gordijnen.
Bang stonden ze naast elkaar. Bang en zwijgend. Het enige dat hoorbaar was, waren de onregelmatige ademhalingen van zowel Louis als Harry. De oudere jongen voelde angst langzaam bezit van hem nemen, het donker was nog nooit iets geweest waar hij zich fijn bij voelde.
Nooit.
Voorzichtig tastte hij met zijn vingers de duisternis af, op zoek naar die van Harry. Hij moest ze vinden, want samen waren ze sterker.
Het duurde lang en Louis raakte langzaam in paniek. Hij kon de vingers niet vinden, noch de jongen zelf en hij voelde hoe zijn ademhaling langzaam verzwaarde. Het werd benauwd, tegelijkertijd extreem koud en een rilling voltrok zich over de jongen zijn ruggengraat.
“Harry?” fluisterde hij zacht. Even was hij bang dat er geen reactie kwam, maar toen hoorde hij de piepkleine stem van de jongen.
“Ik ben hier.” Louis schudde zijn hoofd, liet zijn ogen aan de duisternis wennen maar het lukte niet goed. Het enige wat hij kon onderscheiden was het bed en het raam, maar personen zag hij niet.
Ze waren er wel. Dat voelde hij.
Maar waar?
Voetje voor voetje begon de jongen te schuifelen, richting de stem. Hij stak zijn armen naar voren, spreidde zijn vingers, in de hoop op een lichaam te botsen. Een lichaam met bruine krullen en groene ogen. Zijn vriend. Hij voelde zich verantwoordelijk. Misschien omdat hijzelf ouder was, maar misschien ook wel omdat hij hier eerder was. Of beide.
Wat het ook was, hij moest Harry vinden.
“Waar ben je?” fluisterde hij nogmaals, om opnieuw de locatie van de stem te bepalen. Althans, een poging tot.
“Hier, Louis.” De stem was nog kleiner geworden, maar nu wist Louis dat hij de goede kant uit liep. Enkele seconden later voelde hij de muur. Tenminste, hij ging ervan uit dat het de muur was want hij kon zichzelf niets anders bedenken dat zo hard was. Of, in ieder geval, van steen.
Tenzij ze Harry hadden veranderd in – Nee. Onzin.
Louis liet zich op zijn knieën zakken. Vanaf kleins af aan had hij van zijn moeder geleerd dat je in noodsituaties het beste op je knieën kon gaan zitten. Zo was je minder goed bereikbaar als doelwit en kon je toch de hele ruimte overzien. Als het licht was, althans.
Het was stikdonker.
Reacties:
Wauw, wel zielig voor ze.
Die gluiperd moet hun familie met rust laten! (Hun trouwens ook!)
Gauw verder.
Weet hij van die brieven af? Want anders weet ik niet over wat voor "geintje" hij het heeft!