Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » The Loriën Lecacy » Hoofstuk 11. Ondertussen...

The Loriën Lecacy

7 aug 2013 - 15:40

838

0

234



Hoofstuk 11. Ondertussen...

‘Argh…’ Mijn keel was droog, ik greep alsmaar om me heen als een dolle dwaas, en ik wist absoluut níét waar ik was beland. ‘Help…’ kermde ik zachtjes, en rolde me op tot een klein, onbeschermd balletje. Als een kuiken.
‘Marina, is het niet?’ galmde er door de — eerst nog donkere, en later lichtere door mijn Erfgaven — ruimte heen. De stem klonk niet bepaald bekend in de oren. Ik ging op mijn rug liggen. Nadat ik die pose een poosje had volgehouden, ging ik met mijn rug tegen een stalen muur zitten. Er klonk wat gesnuif in het hoekje, en toen gebrul. ‘Let maar niet op die lieve, Mogadorische huisdieren; ze kunnen je niets doen.’ Ik betwijfelde dat tot in de puntjes van mijn zenuwen.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, ik ben…’ Mijn adem stokte eventjes, en binnen vijf seconden probeerde ik een naam binnen te halen als een vis aan een hengel. ‘… Jane,’ maakte ik mijn zin af. Geloofwaardig begon ik te knikken. ‘Jane Esthers. Maar als jullie een andere benoeming hebben, goed.’ Ik haalde mijn schouders nonchalant op, en probeerde mezelf ook voor te liegen zodat het nóg geloofwaardiger leek.
De stem stopte even met praten, en iemand snoof verontwaardigd. ‘Tuurlijk, natuurlijk…’ Hij brabbelde wat dingen tegen iemand naast zich. Eindelijk kon ik het beest beter bezichtigen: een Kraul. Hij of zij was smal, maar dodelijk.
‘Leuk huisdier,’ complimenteerde ik de stem. ‘Wat is Mogadorisch? Heb ik weer onder een of andere steen gelegen?’ Ik kromp in elkaar toen het beest begon te jammeren en kwaad met zijn poot naar mij begon te grijpen. Maar een ijzeren kooi hield ons gescheiden. Zíjn ijzeren kooi.
‘Heb je dorst?’ ontweek ze stem mijn vraag.
‘Heb jíj dorst? Met dit soort temperaturen moet je volgens mijn moeder goed drinken: je kunt uitdrogen en dan sterven voordat je nog in het ziekenhuis beland.’ Ik greep naar mijn keel, maar schudde mijn hoofd. Het amulet beschermde me wel, en zolang die dat volhield, zou ik niet sterven. ‘Ik wil niet dat mijn gastheer doodgaat; wat zal ik zonder een gastheer moeten?’
‘Sterven of antwoorden geven,’ kaatste de stem.
Ik stond op. ‘Waardig sterven klinkt goed.’ De Kraul jammerde harder, alsof hij mijn zin beaamde. Ik keek ernaar, en fronste mijn hoofd. ‘Serieus, wat is Mogadorisch?’ Ik begon te ijsberen, waarmee ik de Kraul nogal opfokte. Het jammerde en haalde uit.
‘Ik heb vandaag goed gedronken.’ Hij ontweek nog altijd mijn vraag.
‘Wat. Is. Mogadorisch?’ hield ik vol.
De stem liet een harde boer. ‘Cola, was lekker,’ lachte hij. ‘Ook een beetje?’
Langzaam begon ik de stem thuis te brengen. ‘Wacht… Agent… Special Agent… eh… Purdy?’ Ik lachte eventjes om mijn jen tegenover hem. ‘O nee, dat was een vrouw. Sorry, uw stem verwart me een beetje.’
‘Mogadorisch, vraag je me?’
‘Ja. Eindelijk gehoord? Moet ik de volgende keer bij ons bezoek een gehoorapparaat meenemen?’ Ik kneep met mijn handen in de stalen muur achter me, en trok het naar mijn rug toe. Ongemerkt.
‘Nee, ik probeerde al een poosje uit te figureren wat je bedoelde met “Mogadorisch”.’ Hij lachte eventjes. In zijn kamer klonk gepiep, wat ik duidelijk kon horen. Ik kneep mijn ogen bij elkaar. ‘Waarom volgende keer? Waarom niet nu?’ vroeg de Special Agent.
‘Omdat…’ Ik trok keihard aan het staal. Even rekte het niet goed mee. Uiteindelijk wist ik met mijn bovennatuurlijke kracht het staal los te wrikken van zijn plaats. Een groot, gapend gat was het resultaat. ‘Ik nú vertrek. De volgende keer…’ Ik sprong uit de vrachtwagen, zonder aftellen. Langer tijdrekken zou ongeluk met zich meebrengen.
‘Pak haar!’ schreeuwde de Special Agent. Het was een vrouw, ditmaal, die het door de speaker gilde. ‘Dood of levend! Maakt niet uit!’
‘Het gaat niet om die nieuwe wapens!’ schreeuwde de man. Hard, enorm hard.
‘Jawel!’
Ik kreeg een klap op mijn achterhoofd. Even was het zwart voor mijn ogen. ‘Pak haar!’
De achterste vrachtwagen wist mij uiteindelijk te pakken te krijgen.
Ik zuchtte even. ‘Jullie krijgen de anderen nooit. Én ik kan nog niet dood.’ Ditmaal was mijn stem sterk, krachtig. Ik keek naar de agenten die me vastgrepen. Vastbesloten voegde ik er nog aan toe: ‘En jullie zijn allang dood voordat wij, mijn ras, zijn uitgestorven.’ Ik werd door elkaar heen geschud.
‘Maar de wápens! Het gaat om die wápens!’ Het klonk bespottelijk. Agent Purdy gilde het in mijn oor. Krampachtig greep ze mijn bovenarm vast. Ik was nog niet verdoofd.
‘En? Jullie denken dus dat Amerika alle loof krijgt? Europa zal zijn agenten ook allang erop uit gestuurd hebben om de Gardes in hun land te vermoorden. Azië zal ook al een poging tot gedaan hebben. Australië, of Nieuw-Zeeland: wie weet?’ Agent Purdy werd wanhopig. Naast haar ging Agent Walker te keer; niet tegen mij, maar tegen háár.
‘Gek die je er bent!’
Agent Purdy hield haar mond stijf dicht. Hoe zou het met Ella gaan?
Ik kreeg een verdoving voor de tweede maal in mijn arm gedouwd. ‘Zo, nu kan ze ons niet horen,’ mompelde Agent Walker. Hij grimaste geforceerd.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.